Page 305 of 530

Bedieningspaneel airconditioning
achter
Bedieningspaneel achter
De airco achter kan worden bediend door
het bedieningspaneel achter in te
schakelen m.b.v. de AAN-/UIT-schakelaar.
Wanneer de airco voor de voorstoelen is
uitgeschakeld, kan de airco achter niet
afzonderlijk worden ingeschakeld.
AAAN-/UIT-schakelaar
multifunctioneel bedieningspaneel
achter
BToets luchtcirculatieregeling
achterstoelen
CToets temperatuurregeling
achterstoelen
Instellen van de temperatuur voor de
achterstoelen
De temperatuurinstelling van de
achterstoelen kan op de volgende
manieren worden gewijzigd:
• Als de indicator 3-ZONE uit is: Stel de
temperatuur voor de bestuurdersstoel
in.• Wijzig de temperatuur voor de
achterstoelen met behulp van het
multimedia-display
(aircobedieningsscherm achter) of het
bedieningspaneel achter.
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
Afstellen van de stand en de mate van
opening van de uitstroomopeningen
Achter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
303
6
Voorzieningen in het interieur
Page 306 of 530

2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
6.1.4 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming voor/
stoelverwarming achter
Verwarmt de stoelbekleding
• Stoelventilatoren voor/
stoelventilatoren achter
Zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Bedieningsinstructies
Bediening airconditioning voor
Druk op de toets COMFORT op het
bedieningspaneel voor de
airconditioning. Selecteer “Front” (voor)
of “Rear” (achter).
Voor
AHet temperatuurniveau van de
stoelverwarming wijzigen
De stoelverwarming heeft
3 verschillende niveaus. (Laag,
midden of hoog)
BHet temperatuurniveau van de
stuurwielverwarming wijzigen
De stuurwielverwarming heeft
2 verschillende niveaus. (Laag of
hoog)
CHet toerental van de stoelventilator
wijzigen
De stoelventilator heeft
3 verschillende niveaus. (Laag,
midden of hoog)
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
304
Page 307 of 530

DToets AUTO-regeling
Wanneer de AUTO-regeling is
ingeschakeld, brandt de indicator op
het scherm. (→Blz. 294)
Achter
AHet temperatuurniveau van de
stoelverwarming wijzigen
De stoelverwarming heeft
3 verschillende niveaus. (Laag,
midden of hoog)
BHet toerental van de stoelventilator
wijzigen
De stoelventilator heeft
3 verschillende niveaus. (Laag,
midden of hoog)
CToets AUTO-regeling
Wanneer de AUTO-regeling is
ingeschakeld, brandt de indicator op
het scherm. (→Blz. 294)
Bedieningspaneel achter (indien
aanwezig)
AHet temperatuurniveau van de
stoelverwarming achter wijzigen
De stoelverwarming heeft
3 verschillende niveaus. (Laag,
midden of hoog)
BHet toerental van de stoelventilator
achter wijzigen
De stoelventilator heeft
3 verschillende niveaus. (Laag,
midden of hoog)
CControlelampjes
De stuurwielverwarming,
stoelverwarming en stoelventilatoren
kunnen worden gebruikt wanneer
Het contact AAN staat.
Aan airconditioning gekoppelde
regelmodus
Wanneer het toerental van de
stoelventilator hoog is, wordt het
toerental hoger overeenkomstig de
aanjagersnelheid van de airconditioning.
Als de airconditioning werkt in de
S-FLOW-modus
Als er geen passagier gesignaleerd is op
de passagiersstoel worden de
stoelventilator en de stoelverwarming
van de passagiersstoel uitgeschakeld.
(→Blz. 299)
Instellingen bedieningspaneel achter
wijzigen
De volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd.
• Reactietijd na het selecteren van de
toets.
• Werkingsgeluiden toets
in-/uitschakelen.
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel het
brandstofcelsysteem uit.
2. Druk eenmaal op de startknop terwijl
u het rempedaal niet intrapt en zet
het contact in stand ACC. De instelling
kan niet worden gewijzigd wanneer
het contact AAN staat.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
305
6
Voorzieningen in het interieur
Page 308 of 530

3. Drukgedurende ten minste
10 seconden in terwijl u de toets
ingedrukt houdt.
4. Laat de toets los zodra de zoemer
klinkt.
5. Selecteer het aan de persoonlijke
voorkeur aanpasbare item. Wijzig de
reactietijd voor de bediening van de
toetsen: Wanneer
wordt
ingedrukt, wordt de reactietijd korter,
wanneer
wordt ingedrukt, wordt
de reactietijd langer.
Werkingsgeluiden toets
in-/uitschakelen: Wanneer
wordt
ingedrukt, worden de geluiden
ingeschakeld, wanneer
wordt
ingedrukt, worden de geluiden
uitgeschakeld.
6. Wanneer de wijzigingen zijn voltooid,
gaan de controlelampjes voor de
stoelverwarming/stoelventilator
branden, zoals aangegeven in de
onderstaande tabel.
Functie InstellingenControle-
lampje
ReactietijdSnel
Een beetje
snel
Normaal
Een beetje
langzaam
Langzaam
Functie InstellingenControle-
lampje
Geluiden
tijdens het
gebruikAAN
UIT
7. De instellingen kunnen op de
volgende manieren worden voltooid:
• Bedien de toets
en schakel het
bedieningspaneel achter uit.
• Druk op de startknop.
• Bedien de startknop gedurende
ongeveer 10 seconden niet.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 438)
WAARSCHUWING!
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
306
Page 309 of 530
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
6.2.1 Overzicht interieurverlichting
Plaats van de interieurverlichting
ASfeerlampjes portierbekleding
(→blz. 308) (indien aanwezig)
BLeeslampjes achter (→blz. 308)
CVerlichting binnenportiergrepen
(→blz. 308) (indien aanwezig)
DLeeslampjes voor (→blz. 308)
EVerlichting selectiehendel
FInterieurverlichting (→blz. 308)
GInstapverlichting spiegelvoet (indien
aanwezig)
HVoetenruimteverlichting voor
ISfeerlampjes instrumentenpaneel
(→blz. 308) (indien aanwezig)
JVerlichting bekerhouders (→blz. 308)
KVoetenruimteverlichting achter
(indien aanwezig)
LInstapverlichting
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
307
6
Voorzieningen in het interieur
Page 310 of 530

Bedienen van de interieurverlichting
De stand DOOR inschakelen
Druk op de aan de bediening van het
portier gekoppelde schakelaar van de
interieurverlichting
De lampjes worden in- en uitgeschakeld
overeenkomstig het openen/sluiten van
de portieren.
De lampjes in-/uitschakelen
Raak het lampje aan
De leeslampjes achter worden samen met
de interieurverlichting in-/uitgeschakeld.Bedienen van de leeslampjes voor
De lampjes in-/uitschakelen
Raak het lampje aan
Bedienen van de leeslampjes achter
De lampjes in-/uitschakelen
Druk op de schakelaar
De leeslampjes achter worden samen met
de interieurverlichting in-/uitgeschakeld.
Wijzigen van de kleur van de verlichting
(indien aanwezig)
Met behulp van het multimedia-display
kunnen voor de onderstaande verlichting
8 verschillende kleuren worden
geselecteerd. Dit kan echter niet
afzonderlijk worden gewijzigd.
• Verlichting binnenportiergreep
• Sfeerlampjes portierbekleding
• Verlichting bekerhouders
• Sfeerlampjes instrumentenpaneel
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Illumination” (verlichting).
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
308
Page 311 of 530

3. Selecteer de gewenste kleur.
Instapverlichting
De verlichting wordt automatisch in- en
uitgeschakeld, afhankelijk van de stand
van het contact, de aanwezigheid van de
elektronische sleutel, het vergrendeld/
ontgrendeld zijn van de portieren en het
geopend/gesloten zijn van de portieren.
Voorkomen dat de 12V-accu te ver
ontladen raakt
Als de interieurverlichting blijft branden
nadat het contact UIT is gezet, gaat de
verlichting na 20 minuten automatisch
uit.
Wanneer de interieurverlichting of de
leeslampjes voor niet op de normale
wijze reageren
• Wanneer er water, vuil e.d. op het
lampglas zit
• Wanneer de verlichting met een natte
hand wordt bediend
• Als u handschoenen, enz. draagt
De interieurverlichting kan
automatisch gaan branden als
Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren wordt de
interieurverlichting automatisch
ingeschakeld.
De interieurverlichting wordt na
ongeveer 20 minuten automatisch
uitgeschakeld.
De interieurverlichting kan handmatig
worden uitgeschakeld. Om verdere
aanrijdingen te voorkomen verdient het
echter aanbeveling de verlichting te
laten branden totdat de veiligheid
gegarandeerd is.
(De interieurverlichting wordt mogelijk
niet automatisch ingeschakeld,
afhankelijk van de kracht en de
omstandigheden van de aanrijding.)Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 428)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Verwijderen van het lampglas
Verwijder nooit het lampglas van de
interieurverlichting en de leeslampjes
voor. Anders kan de verlichting
beschadigd raken. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige wanneer een lampglas
verwijderd moet worden.
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
309
6
Voorzieningen in het interieur
Page 312 of 530
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
6.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
AExtra opbergvakken*(→Blz. 312)
BBekerhouders (→blz. 311)
CConsolevak (→blz. 312)
DPasjeshouders (→blz. 312)
EDashboardkastje (→blz. 310)
*Indien aanwezig
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de opbergvakken
moeten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of
spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
• Brillen kunnen vervormen als de
temperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Aanstekers en spuitbussen kunnen
exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
Dashboardkastje
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
310