Page 321 of 530

• Knippert continu 4 keer herhaaldelijk
(oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
De temperatuur in
de draadloze lader
stijgt.Stop het laden, ver-
wijder het draag-
bare apparaat uit
het oplaadvak en
wacht tot de tem-
peratuur is gedaald
voordat u de draad-
loze lader weer
gebruikt.
De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Bruikbare draagbare apparaten
• Standaard Wireless Qi-laders kunnen
worden gebruikt voor draagbare
apparaten. Niet voor alle standaard
Qi-apparaten is echter compatibiliteit
gegarandeerd.
• De draadloze lader is bedoeld voor
draagbare apparaten met een laag
vermogen van niet meer dan 5 W,
zoals mobiele telefoons en
smartphones.
Gebruik van het Smart entry-systeem
met startknop
Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop scant op de aanwezigheid van
elektronische sleutels kan het laden
tijdelijk worden onderbroken.
Wanneer er hoesjes of accessoires aan
de draagbare apparaten zijn bevestigd
Laad niet op wanneer er een hoesje of
accessoire aan het draagbare apparaat is
bevestigd dat niet compatibel is met Qi.
Afhankelijk van het type hoesje (ook bij
sommige door de fabrikant van het
apparaat geleverde hoesjes) of
accessoire kan het zijn dat laden niet
mogelijk is. Verwijder het hoesje of
accessoire als het draagbare apparaat op
het laadgebied is geplaatst, ook al wordt
er niet geladen.Belangrijke punten met betrekking tot
de draadloze lader
Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat warmer.
Dit duidt echter niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat
tijdens het laden warm wordt, stopt het
laden mogelijk als gevolg van de
beschermingsfunctie van het draagbare
apparaat. In dit geval kunt u weer laden
nadat de temperatuur van het draagbare
apparaat aanmerkelijk is afgenomen.
Geluiden tijdens het gebruik
Als het contact in stand ACC of AAN
wordt gezet of wanneer er een
draagbaar apparaat wordt gesignaleerd,
zijn er mogelijk werkingsgeluiden te
horen. Dit is normaal en duidt niet op
een storing.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Wanneer een draagbaar apparaat
wordt opgeladen, dient de bestuurder
uit veiligheidsoverwegingen het
hoofdgedeelte van het draagbare
apparaat niet te bedienen tijdens het
rijden.
Voorzorgsmaatregelen tijdens het
rijden
Laad tijdens het rijden geen kleine,
lichte apparaten, zoals oortjes. Lichte
apparaten kunnen gemakkelijk van het
oplaadgebied slingeren, wat kan leiden
tot een ongeval.
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers,
geïmplanteerde hartdefibrillatoren of
andere elektrische medische apparaten
dienen hun arts te raadplegen m.b.t.
het gebruik van de draadloze lader. De
werking van de draadloze lader heeft
mogelijk invloed op de medische
apparaten.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
319
6
Voorzieningen in het interieur
Page 322 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorkomen van schade en
brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan er een storing ontstaan in de
apparatuur en kunnen schade, brand of
brandwonden ontstaan als gevolg van
oververhitting.
• Plaats tijdens het laden geen
metalen voorwerpen tussen het
laadgebied en het draagbare
apparaat
• Plaats geen voorwerpen met
vloeistof, zoals water, op de
draadloze lader.
• Bevestig geen stickers, metalen
voorwerpen, enz. op het laadgebied
of op het draagbare apparaat
• Sla niet op de lader en oefen er geen
overmatige kracht op uit
• Probeer de lader niet te demonteren
of te wijzigen
• Laad geen andere draagbare
apparaten dan die zijn aangegeven
• Houd magnetische voorwerpen uit
de buurt van de draadloze lader.
• Gebruik de lader niet als het
oplaadgebied vuil is.
• Bedek het laadgebied of het
draagbare apparaat tijdens het laden
niet met een doek o.i.d.
OPMERKING
Omstandigheden waaronder de
functie mogelijk niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden
werkt de lader mogelijk niet goed
• Het draagbare apparaat is volledig
geladen
• Wanneer een draagbaar apparaat
wordt geladen via een kabel
• Er bevinden zich verontreinigingen
tussen het laadgebied en het
draagbare apparaat
• Als de temperatuur in de buurt van het
oplaadvak onder invloed van
OPMERKING(Vervolg)
bijvoorbeeld zonlicht hoger wordt dan
35°C
• De temperatuur van het draagbare
apparaat neemt toe als gevolg van het
laden
• Het laadgedeelte van het draagbare
apparaat is naar boven gericht
• Wanneer een draagbaar apparaat te
groot is voor het oplaadvak
• Het kleine draagbare apparaat,
bijvoorbeeld een inklapbaar apparaat,
is niet op de juiste plaats op het
laadgebied geplaatst
• Het draagbare apparaat is voorzien
van een cameralens die 3 mm of meer
uitsteekt
• In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
• De elektronische sleutel bevindt zich
niet in de auto
• Wanneer er een ruimte van 2 mm of
meer ontstaat tussen het draagbare
apparaat en het laadgebied door
toedoen van bijvoorbeeld:
– Dikke hoesjes
– Dikke decoraties
– Een hoesje met een bolle vorm rond
de cameralens
– Accessoires als popsockets,
draagriemen, enz.
• Wanneer het draagbare apparaat
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt:
– Kaarten met aluminiumfolie
– Sigarettenpakjes met
aluminiumfolie erin
– Metalen portemonnees of tassen
– Muntgeld
– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
– Metallic decoraties
– Metallic hoesjes
– Hoesjes met een magneet erin aan
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
320
Page 323 of 530

OPMERKING(Vervolg)
de laadzijde van het draagbare
apparaat
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als er 2 of meer draagbare apparaten
tegelijkertijd op het oplaadvak
worden gelegd
• Wanneer, afgezien van het
bovenstaande, de lader niet normaal
werkt of het controlelampje voor de
werking continu knippert, zit er
waarschijnlijk een storing in de
draadloze lader. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Voorkomen van storingen of schade
aan gegevens
• Houd tijdens het laden geen
magnetische kaarten (zoals
creditcards), magnetische
opslagmedia e.d. in de buurt van de
lader. Anders kunnen onder invloed
van magnetisme gegevens verloren
gaan. Houd ook precisie-apparatuur
zoals polshorloges uit de buurt van de
lader, aangezien deze voorwerpen
kunnen breken.
• Let op dat er tijdens het laden geen
contactloze chipkaarten, zoals een
creditcard, tussen het op te laden
apparaat en de lader aanwezig zijn. De
chip in deze kaarten kan extreem heet
worden, waardoor het op te laden
apparaat of de chipkaart beschadigd
kan raken. Wees extra alert op de
aanwezigheid van houders e.d. voor
contactloze chipkaarten waar het op
te laden apparaat mogelijk mee is
uitgerust.
• Laat draagbare apparaten niet in de
auto achter. De temperatuur in de
auto kan in de zon hoog oplopen,
waardoor het apparaat beschadigd
kan raken.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de draadloze lader niet
gedurende langere tijd wanneer het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Armsteun
Trek de armsteun naar beneden om hem
te kunnen gebruiken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
armsteun
Plaats geen al te zware last op de
armsteun.
Handgrepen
Een handgreep aan het dak kan ter
ondersteuning van uw lichaam worden
gebruikt wanneer u zit.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
321
6
Voorzieningen in het interieur
Page 324 of 530

WAARSCHUWING!
Handgreep
Gebruik de handgreep niet bij het in- of
uitstappen of bij het opstaan vanaf uw
zitplaats. Hierdoor kan de handgreep
beschadigen of kunt u struikelen,
waardoor u letsel kunt oplopen.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de
handgreep en belast de greep niet
overmatig.
Kledinghaakjes
WAARSCHUWING!
Zaken die niet aan het kledinghaakje
mogen worden gehangen
Hang geen kleerhanger, hard voorwerp
of voorwerp met scherpe punten aan
het kledinghaakje. Als de curtain
airbags geactiveerd worden, kunnen
deze voorwerpen projectielen worden
en dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken. Accessoireaansluiting
Op de accessoireaansluiting kunnen
12V-accessoires worden aangesloten die
minder dan 10 A verbruiken.
Open het consolevak en open het klepje.
De accessoireaansluiting kan worden
gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Bij het uitschakelen van het
brandstofcelsysteem
Koppel aangesloten elektrische
apparaten met een oplaadfunctie, zoals
een powerbank, los. Als dergelijke
apparaten niet worden losgekoppeld,
wordt het brandstofcelsysteem mogelijk
niet op de normale manier uitgeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het
kapje als de aansluiting niet in gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die
in de accessoireaansluiting
terechtkomen, kunnen kortsluiting
veroorzaken.
Voorkomen dat de zekering
doorbrandt
Sluit geen accessoires aan die meer dan
12 V/10 A verbruiken.
Onjuiste werking van de auto
voorkomen
Zorg ervoor dat alle laadaccessoires,
zoals draagbare laders, powerbanks, enz.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
322
Page 325 of 530

OPMERKING(Vervolg)
losgekoppeld zijn van de
accessoireaansluiting als het contact UIT
wordt gezet.
Als een dergelijk accessoire niet
losgekopppeld is, kan het volgende
gebeuren:
• De portieren kunnen niet worden
vergrendeld met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
• Het beginscherm wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
• De interieurverlichting, de
dashboardverlichting, enz. gaan
branden.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet
langer dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Accessoireaansluiting (220 V AC)
(indien aanwezig)
Dit systeem maakt het gebruik van
elektrische apparaten met een totaal
stroomverbruik van 1500 W bij 220 V AC
in de auto mogelijk. Het wordt niet
aanbevolen elektrische apparaten buiten
de auto van stroom te voorzien,
aangezien dit mogelijk in strijd is met de
wet- en regelgeving van het land of de
regio waar hij wordt gebruikt. Als u
elektrische apparaten buiten de auto van
stroom voorziet, controleer dan vooraf de
wet- en regelgeving bij de
desbetreffende lokale overheid van het
land of de regio. Zorg er ook voor dat u
geen elektrische apparaten en snoeren
meesleept wanneer u de auto verplaatst.Gebruik van de accessoireaansluiting
Open de klep.
Bij het inschakelen van de
accessoireaansluiting
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd, trap het rempedaal
stevig in en druk op de startknop.
2. Controleer of het controlelampje
READY brandt en druk op de
schakelaar AC 220V.
De accessoireaansluiting kan worden
gebruikt wanneer het controlelampje
in de schakelaar AC 220V brandt.
Telkens wanneer de schakelaar AC
220V wordt ingedrukt, wordt de
accessoireaansluiting
uitgeschakeld/ingeschakeld.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
323
6
Voorzieningen in het interieur
Page 326 of 530

Bij het aansluiten van een apparaat
Open het klepje en steek de stekker van
het apparaat volledig en stevig in de
accessoireaansluiting.
Bij het uitschakelen van de
accessoireaansluiting
1. Schakel het aangesloten apparaat uit.
2. Druk op de schakelaar AC 220V om de
accessoireaansluiting uit te
schakelen.
3. Haal de stekker uit de
accessoireaansluiting.
4. Sluit het klepje van de
accessoireaansluiting.
De accessoireaansluiting kan worden
gebruikt als
Het controlelampje READY brandt.
Elektronische apparaten die kunnen
worden aangesloten op de
accessoireaansluiting
Gebruik elektronische apparaten waarbij
het totale stroomverbruik van het
apparaat dat is aangesloten op de 220 V
AC-accessoireaansluiting lager is dan
1500 W. Afhankelijk van het apparaat dat
wordt gebruikt, wordt het stroomverbruik
mogelijk hoog, waardoor het elektrische
vermogen mogelijk even de gereguleerde
capaciteit overschrijdt. Als de
gereguleerde capaciteit wordt
overschreden door de gebruikte
elektronische apparaten, kan de
beveiligingsfunctie van de
accessoireaansluiting in werking treden,
waardoor de accessoireaansluitingmogelijk niet kan worden gebruikt. Dit
duidt echter niet op een storing. Neem
echter de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
• Afhankelijk van de gebruikte
apparaten kan dit interferentie
veroorzaken met tv- en
radio-uitzendingen.
• Neem de voorzorgsmaatregelen in
acht die vermeld staan in de
handleiding van de elektronische
apparaten die worden gebruikt.
• Veel gewone elektronische apparaten
zijn niet bedoeld voor gebruik in de
auto. De volgende problemen kunnen
ontstaan bij het gebruik van dergelijke
elektronische apparaten in de auto:
– Storingen in het elektronische
apparaat als gevolg van trillingen
tijdens het rijden.
– Storingen in het elektronische
apparaat of een slecht werkend
elektronisch apparaat als gevolg
van temperatuurveranderingen
*in
de auto.
– Het apparaat is onstabiel en werkt
mogelijk niet normaal omdat het
interieur van de auto niet vlak is.
*Afhankelijk van het weer, het seizoen, de
gebruiksomgeving, enz. is de
temperatuur in de auto mogelijk extreem
hoog of laag.
Bij gebruik terwijl de auto is
geparkeerd of stilstaat
• Het portier kan niet worden
vergrendeld of ontgrendeld met de
elektronische sleutel. Het portier kan
alleen met de mechanische sleutel
worden vergrendeld/ontgrendeld
(→blz. 108).
• Wanneer de omgeving donker wordt
terwijl er vermogen wordt geleverd,
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld. Schakel de verlichting
uit (→blz. 166)
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
324
Page 327 of 530

Accessoireaansluiting
• De accessoireaansluiting is een
apparaat waarmee elektronische
apparaten kunnen worden gebruikt in
de auto.
• Wanneer de accessoireaansluiting
wordt gebruikt, is er in de buurt van de
achterstoel mogelijk geluid te horen
dat afkomstig is van de koelventilator.
Dit is normaal en duidt niet op een
storing.
Apparaten die mogelijk niet goed
werken
De volgende 220 V AC-apparaten
werken mogelijk niet goed, zelfs als hun
stroomverbruik lager is dan 1500 W:
• Apparaten met een hoog
beginpiekvermogen
• Meetinstrumenten die nauwkeurige
gegevens verwerken
• Apparaten die een extreem stabiele
voeding vereisen
• Apparaten die een constante voeding
van de accessoireaansluiting vereisen,
zoals een apparaat met een timer.
Als de stroomvoorziening niet kan
worden gebruikt
Als de schakelaar AC 220V wordt
ingedrukt, maar het controlelampje in de
schakelaar niet gaat branden, is het
beveiligingscircuit mogelijk in werking
getreden.
Voer in dit geval de volgende procedures
uit:
• Haal de stekker van het apparaat uit
de accessoireaansluiting, controleer
of het totale stroomverbruik van het
apparaat dat op de
accessoireaansluiting moet worden
aangesloten, lager is dan 1500 W, sluit
het apparaat weer aan en druk
nogmaals op de schakelaar AC 220V.
• Haal de stekker van het apparaat uit
de accessoireaansluiting, controleer
of er geen storing aanwezig is in hetapparaat, sluit het apparaat weer aan
en druk nogmaals op de schakelaar AC
220V.
• Controleer het laadniveau van de
tractiebatterij (→blz. 101). Als het
laadniveau laag is, zet dan de
selectiehendel in stand P, laat het
brandstofcelsysteem werken om de
tractiebatterij op te laden en druk
nogmaals op de schakelaar AC 220V.
• Als de temperatuur in de auto hoog is,
bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan, zet de auto dan in de
schaduw, gebruik de airconditioning
om het interieur voldoende te koelen
en druk nogmaals op de schakelaar AC
220V.
• Als het erg koud is, kan de
accessoireaansluiting mogelijk niet
worden gebruikt, om de tractiebatterij
te beschermen. Rijd in dat geval met
de auto en gebruik de
accessoireaansluiting als de
tractiebatterij op bedrijfstemperatuur
is.
• Wanneer de tankdopklep open is, sluit
deze dan en druk nogmaals op de
schakelaar AC 220V.
Als de accessoireaansluiting ook na het
uitvoeren van bovenstaande procedures
niet kan worden gebruikt, laat dan de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als er een storing aanwezig is in een
elektrisch apparaat, parkeer dan de
auto op een veilige plaats en schakel
de AC-inverter uit.
• Als de beveiligingsfunctie wordt
geactiveerd en de voeding wordt
uitgeschakeld, voer dan de volgende
procedure uit:
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en activeer de parkeerrem.
2. Controleer of de selectiehendel in
stand P of N staat.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
325
6
Voorzieningen in het interieur
Page 328 of 530

3. Controleer of het door het elektrische
apparaat verbruikte vermogen binnen
de 1500 W ligt en of er geen storing in
het apparaat aanwezig is.
4. Druk op de schakelaar AC 220V.
Als het heet is in de auto, open dan de
ruiten om de temperatuur te verlagen en
zet de schakelaar weer aan zodra de
temperatuur in de auto weer normaal is.
Als de voeding na het volgen van
bovenstaande procedure niet is hersteld,
laat dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan dat leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Gebruik tijdens het rijden geen
apparaten zoals de volgende:
– Apparaten die niet goed kunnen
worden vastgezet in de auto.
– Apparaten die de bestuurder
kunnen afleiden en veilig rijden in
de weg staan, zoals een tv of
DVD-speler.
– Niet-vastgezette apparaten die
warmte genereren, zoals een
broodrooster, magnetron,
elektrische verwarming,
waterkoker of koffiezetapparaat,
aangezien deze brandwonden of
brand kunnen veroorzaken bij
plotseling remmen of een ongeval.
– Apparaten die onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor
het rempedaal niet kan worden
ingetrapt.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Gebruik geen apparaten die stoom
produceren als de ruiten gesloten
zijn. Anders kunnen de ruiten
beslaan, waardoor het zicht afneemt
en veilig rijden wordt bemoeilijkt.
Ook kan de stoom andere apparaten
beschadigen of negatief
beïnvloeden. Als het apparaat moet
worden gebruikt, zet dan vóór
gebruik de auto stil en open de
ruiten.
• Gebruik geen beschadigde
elektronische apparaten. Mogelijk
kan de stroomvoorziening niet
worden gebruikt.
• Haal de stekker van een apparaat niet
uit de accessoireaansluiting terwijl
uw handen nat zijn en steek geen
naald of ander voorwerp in de
accessoireaansluiting. Als er zich
vloeistof of sneeuw op de
accessoireaansluiting bevindt, droog
deze dan voordat u hem gebruikt.
• Probeer accessoireaansluitingen niet
te wijzigen, demonteren of
repareren. Neem voor meer
informatie over reparaties contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Laat kinderen de
accessoireaansluitingen niet
aanraken.
• Houd de accessoireaansluiting vrij
van stof en verontreinigingen. Reinig
de accessoireaansluiting ook
regelmatig.
• Als de stekker van een apparaat
losjes in een accessoireaansluiting
zit, zelfs wanneer hij er volleding in
gestoken is, vervang dan de
accessoireaansluiting. Neem voor
meer informatie over vervanging
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
326