Page 297 of 530

6.1.2 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
De airconditioning kan worden bediend via het bedieningspaneel voor de airconditioning
en het aircobedieningsscherm.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie en vorm van de toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse besturing.
Verder zijn de positie van het display en de knoppen per systeem verschillend.
Bedieningspaneel airconditioning
AMultimedia-display
BToets AUTO
CToets voorruitontwaseming
DToets verhogen aanjagersnelheid
EToets CLIMATE
FToetsen temperatuurregeling rechts
GToets COMFORT*
HToets verlagen aanjagersnelheid
IToets achterruit- en
buitenspiegelverwarming
JToets OFF
KToetsen temperatuurregeling links
*Indien aanwezig
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op
van de temperatuurtoetsen
op het bedieningspaneel van de
airconditioning om de temperatuur te
verhogen.Druk op
van de temperatuurtoetsen
op het bedieningspaneel van de
airconditioning om de temperatuur te
verlagen.
Als de toets ingedrukt wordt gehouden of
als u uw vinger op de toets houdt, wordt
de temperatuur steeds verder verhoogd
of verlaagd.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
295
6
Voorzieningen in het interieur
Page 298 of 530

Als het controlelampje A/C niet brandt,
blaast het systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of verwarmde
lucht in het interieur. (→Blz. 300)
Instellen van de aanjagersnelheid
Druk op de toets voor het verhogen van
de aanjagersnelheid op het
bedieningspaneel van de airconditioning
om de aanjagersnelheid te verhogen.
Druk op de toets voor het verlagen van de
aanjagersnelheid op het
bedieningspaneel van de airconditioning
om de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de toets OFF op het
bedieningspaneel voor de airconditioning
om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Selecteer de toets voor de
luchtcirculatieregeling op het
aircobedieningsscherm.
De luchtcirculatiemodus verandert iedere
keer dat de toets wordt geselecteerd.
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten en
de voorruitverwarming is in werking
Schakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Selecteer de toets voor de buitenlucht-/
recirculatiemodus op het
aircobedieningsscherm.
Iedere keer dat de toets wordt
geselecteerd, wijzigt de modus tussen
buitenluchtmodus en recirculatiemodus.
Wanneer de recirculatiemodus is
geselecteerd, brandt het controlelampje
op de toets
buitenlucht-/recirculatiemodus.In-/uitschakelen van de koel- en
ontvochtigingsfunctie
Selecteer de toets A/C op het
aircobedieningsscherm.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in de toets
A/C.
ECO-modus airconditioning
De airconditioning wordt zo bediend dat
er prioriteit wordt gegeven aan een laag
brandstofverbruik door de
aanjagersnelheid te verlagen, enz.
Selecteer de toets voor de ECO-modus
van de airconditioning op het
aircobedieningsscherm.
Wanneer de ECO-modus voor de
airconditioning is ingeschakeld, brandt de
indicator van de toets voor de
ECO-modus van de airconditioning.
Fast/Eco-modus
Wanneer de airconditioning automatisch
wordt bediend, kan de aanjagersnelheid
in 3 stappen worden gewijzigd.
• “Normal” (normaal)
• “Fast” (snel)
•“Eco”
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op de toets voor de
voorruitverwarming op het
bedieningspaneel voor de
airconditioning.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de toets voor de
buitenlucht-/recirculatiemodus in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
snel te ontwasemen.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
296
Page 299 of 530

Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de
voorruitontwaseming om terug te keren
naar de vorige modus.
Als de voorruitontwaseming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitontwaseming.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op de schakelaar voor de achterruit-
en buitenspiegelverwarming op het
bedieningspaneel voor de
airconditioning.
De buitenspiegelverwarming wordt na
15 minuten automatisch uitgeschakeld.
Als de toets achterruit- en
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de toets achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Wanneer de
koel- en ontvochtigingsfunctie wordt
ingeschakeld, wordt de lucht die via de
uitstroomopeningen stroomt
ontvochtigd en wordt de voorruit
efficiënt ontwasemd.
• Als u de koel- en
ontvochtigingsfunctie uitschakelt,
zullen de ruiten mogelijk sneller
beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan deluchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontvochtigingsfunctie werkt
mogelijk niet, zelfs niet wanneer de
toets A/C wordt geselecteerd.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt de
airconditioning als volgt bediend voor
een laag brandstofverbruik:
– Het brandstofcelsysteem en de
werking van de compressor worden
geregeld om de verwarm-/
koelcapaciteit te beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Schakel de ECO-rijmodus uit
(→blz. 282)
– Schakel de ECO-modus van de
airconditioning uit
• Als de ECO-rijmodus wordt
ingeschakeld, wordt de ECO-modus
van de airconditioning automatisch
ingeschakeld. Zelfs in dat geval kan de
ECO-modus van de airconditioning
worden uitgeschakeld door de toets
voor de ECO-modus van de
airconditioning te selecteren.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
297
6
Voorzieningen in het interieur
Page 300 of 530

Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Om geuren die bij het inschakelen van
de airconditioning optreden te
onderdrukken, wordt de
luchtcirculatiemodus mogelijk
gewijzigd om lucht naar de voeten te
blazen of stopt het systeem
kortstondig met lucht blazen direct
nadat de airconditioning in de
automatische modus wordt
ingeschakeld.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 282
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 437)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de toets AUTO op het
bedieningspaneel voor de
airconditioning.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de toets OFF op het
bedieningspaneel voor de
airconditioning om de werking te
beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
298
Page 301 of 530

Gelijktijdig instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier (DUAL- of
3-ZONE-modus)
Auto's met DUAL-ZONE-klimaatregeling
Selecteer de toets DUAL op het
aircobedieningsscherm om de
DUAL-modus in te schakelen.
De toetsen voor de temperatuurregeling
aan de bestuurderszijde kunnen worden
gebruikt om de temperatuur aan de
bestuurders- en passagierszijde in te
stellen. Bedien de toetsen voor de
temperatuurregeling aan de
passagierszijde of selecteer nogmaals de
toets DUAL om de gescheiden bediening
te activeren.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat
de indicator van de toets DUAL branden.
Auto's met 3-ZONE-klimaatregeling
Selecteer de toets 3-ZONE op het
aircobedieningsscherm om de
3-ZONE-modus in te schakelen.
De toetsen voor de temperatuurregeling
aan de bestuurderszijde kunnen worden
gebruikt om de temperatuur aan de
bestuurders- en passagierszijde in te
stellen. Bedien de toetsen voor de
temperatuurregeling aan de
passagierszijde of selecteer nogmaals de
toets 3-ZONE om de gescheiden
bediening te activeren.
Wanneer de 3-ZONE-modus is
ingeschakeld, gaat de indicator van de
toets 3-ZONE branden.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)
Deze functie regelt automatisch de
luchtcirculatie van de airconditioning,
zodat prioriteit wordt gegeven aan de
voorstoelen.
Auto's met 3-ZONE-klimaatregeling:
Wanneer de voorpassagiersstoel niet
bezet is, stroomt er mogelijk alleen lucht
naar de bestuurdersstoel.Onnodig gebruik van de airconditioning
wordt onderdrukt, wat zorgt voor een
lager brandstofverbruik.
De geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel
werkt in de volgende situaties:
• Er worden geen passagiers
gesignaleerd op de achterstoelen
• De voorruitverwarming is niet in
werking
Wanneer de modus in werking is, brandt
.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel handmatig in-/uitschakelen
Wanneer de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel is
ingeschakeld, kan met de schakelaar
worden ingesteld of de lucht alleen naar
de voorstoelen moet stromen of naar alle
stoelen. Wanneer de modus handmatig
wordt bediend, stopt de automatische
regeling van de luchtcirculatie.
Kies
op het aircobedieningsscherm
van het multimedia-display.
• Indicator brandt: luchtstroom alleen
naar de voorstoelen
• Indicator is uit: luchtstroom naar alle
stoelen.
Werking van de automatische
luchtcirculatie
• Voor het behoud van een comfortabel
interieur kan de luchtstroom, direct
nadat het brandstofcelsysteem is
gestart en op andere momenten,
afhankelijk van de buitentemperatuur,
naar stoelen zonder passagiers
worden geleid.
• Als, nadat het brandstofcelsysteem is
gestart, passagiers in de auto van
plaats veranderen of in- of uit de auto
stappen, kan het systeem de
aanwezigheid van passagiers niet
goed bepalen en werkt de
automatische regeling van de
luchtcirculatie niet.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
299
6
Voorzieningen in het interieur
Page 302 of 530

Handmatige regeling van de
luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom
alleen naar de voorstoelen te leiden,
wordt mogelijk automatisch lucht naar
alle stoelen geleid wanneer een
achterstoel bezet is.
Terugkeren naar automatische
luchtcirculatie
1. Zet, wanneer de indicator uit is, het
contact UIT.
2. Wacht ten minste 60 minuten en zet
het contact AAN.
Aircobedieningsscherm
Weergaveprocedure
1. Kies
in het hoofdmenu op het
multimedia-display.
2. Kies “Climate” (klimaat) in het
submenu.
3. Selecteer een willekeurig scherm.
AGeeft het aircobedieningsscherm
voor weer.
BGeeft het aircobedieningsscherm
achter weer.
CGeeft het bedieningsscherm voor
de opties weer.Aircobedieningsscherm
Wanneer de toets CLIMATE op het
bedieningspaneel voor de airconditioning
wordt ingedrukt, wijzigt het scherm zoals
hieronder aangegeven.
ASelecteren van de
luchtcirculatiemodus
Telkens als de toets wordt gekozen,
wijzigt de luchtcirculatiemodus.
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
en de voorruitverwarming is in
werking
BInschakelen/uitschakelen van elke
functie
Telkens als de toets wordt gekozen,
wordt de functie ingeschakeld/
uitgeschakeld.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
gaat de indicator van de toets
branden.
A/C: Koel- en ontvochtigingsfunctie
(→blz. 296)
DUAL of 3-ZONE: DUAL- of
3-ZONE-modus (→blz. 299)
: Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW) (→blz. 299)
: Buitenlucht-/recirculatiemodus
(→blz. 294)
CWeergave aanjagersnelheid
De instelling van de aanjagersnelheid
wordt weergegeven.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
300
Page 303 of 530

Bedieningsscherm voor opties
De functies kunnen aan (
)enuit
() worden gezet.
AALL AUTO-modus*(→blz. 294)
BECO-modus airconditioning
(→blz. 297)
CFast/Eco-modus (→blz. 296)
DVoorruitverwarming*(→blz. 301)
*Indien aanwezig
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om
ijsvorming op de voorruit en de
ruitenwissers te voorkomen.
De functies kunnen aan (
)enuit
() worden gezet.
Selecteer de voorruitverwarming op het
multimedia-display.
Het controlelampje gaat branden als het
systeem is ingeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na
ongeveer 15 minuten automatisch
uitgeschakeld.
AVoorruitverwarming
WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
Raak het onderste deel van de voorruit
en de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming is
ingeschakeld.
Aircobedieningsscherm achter
Als u na het inschakelen van het
bedieningsscherm voor de
airconditioning achter gedurende ten
minste 20 seconden geen handelingen
verricht, wordt het bedieningsscherm
voor de airconditioning voor weer
weergegeven.
AInstellen van de temperatuur voor de
achterstoelen
BInstellen van de luchtcirculatiemodus
voor de achterstoelen
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
L V
L V
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
301
6
Voorzieningen in het interieur
Page 304 of 530

Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de richting van de
luchtstroom en openen/sluiten van de
uitstroomopeningen
Voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluitenAchter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
6.1.3 Automatische
airconditioning achter*
*Indien aanwezig
De uitstroomopeningen en de
aanjagersnelheid worden automatisch
geregeld op basis van de ingestelde
temperatuur.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
302