Page 401 of 530

WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
•Berg de reparatieset op in de
bagageruimte. Anders kunt u in geval
van een ongeval of plotseling remmen
letsel oplopen.
•De reparatieset is speciaal ontworpen
voor uw auto. Gebruik de reparatieset
niet voor andere voertuigen, omdat dit
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
• Gebruik de set niet voor banden met
een afwijkende maat of voor andere
doeleinden. Als de banden niet
volledig zijn gerepareerd, kan dit
leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van de
bandenreparatievloeistof
•
Het inslikken van
bandenreparatievloeistof is schadelijk
voor uw gezondheid. Drink zo veel
mogelijk water en raadpleeg direct een
huisarts wanneer u
bandenreparatievloeistof hebt
ingeslikt.
• Spoel direct met water wanneer
bandenreparatievloeistof in uw ogen
of op uw huid is terechtgekomen.
Raadpleeg een huisarts als u zich niet
lekker blijft voelen.
Verwijderen van de bandenreparatieset
1. Verwijder de bagageruimtemat.
(→Blz. 313)
2. Verwijder de klemband.3. Verwijder de bandenreparatieset.
(→Blz. 397)
Reparatiemethode in noodgevallen
1. Verwijder de slang en de
voedingsstekker van de compressor.
2. Sluit de fles aan op de compressor.
Sluit de fles recht aan op de
compressor, zoals aangegeven in de
afbeelding en controleer of de
klauwen van de fles in de gaten vallen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
399
8
Bij problemen
Page 402 of 530
3. Sluit de slang aan op de fles.
Controleer of de slang goed
aangesloten is op de fles, zoals
aangegeven in de afbeelding.
4. Verwijder het ventieldopje van het
wiel met de lekke band.5. Trek de slang naar buiten. Verwijder
het dopje van de slang.
Het ontluchtingsdopje van de slang
wordt nog gebruikt. Berg het dopje
daarom veilig op.
6. Sluit de slang aan op het ventiel.
Draai het uiteinde van de slang zo ver
mogelijk rechtsom.
7. Zorg ervoor dat de compressor is
uitgeschakeld.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
400
Page 403 of 530
8. Sluit de voedingsstekker aan op de
accessoireaansluiting. (→Blz. 322)
9. Breng de met de bandenreparatieset
meegeleverde sticker aan op een
plaats die goed te zien is vanaf de
bestuurdersstoel.
10. Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.
De bandenspanning staat vermeld op
het label op de portiersponning aan
bestuurderszijde, zoals aangegeven.
(→Blz. 427)Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
11. Start het brandstofcelsysteem.
(→Blz. 150)
12. Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
13. Vul de band tot de voorgeschreven
bandenspanning bereikt is.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
401
8
Bij problemen
Page 404 of 530

ADe bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten en de druk loopt op
tot 300 kPa (3,0 kg/cm
2of bar, 44 psi)
of 400 kPa (4,0 kg/cm2of bar, 58 psi)
en neemt vervolgens weer af.
BDe bandenspanningsmeter geeft
ongeveer 1 tot 5 minuten nadat de
schakelaar in stand ON is gezet de
werkelijke bandenspanning aan.
• Zet de compressor uit en controleer
de bandenspanning. Zorg dat de
band niet te hard wordt opgepompt
en vul de band met lucht tot de
voorgeschreven bandenspanning is
bereikt.
• De band kan gedurende ongeveer
5 tot 20 minuten worden
opgepompt (afhankelijk van de
buitentemperatuur). Als de
bandenspanning na 25 minuten nog
steeds lager is dan voorgeschreven,
is de band te veel beschadigd om
nog gerepareerd te worden. Schakel
de compressor uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.• Laat wat lucht ontsnappen wanneer
de bandenspanning de
voorgeschreven waarde
overschrijdt. (→Blz. 403, blz. 427)
14. Haal, terwijl de compressor is
uitgeschakeld, de voedingsstekker uit
de accessoireaansluiting en neem
daarna de slang los van het ventiel.
Mogelijk ontsnapt er bij het
verwijderen van de slang wat
bandenreparatievloeistof.
15. Plaats het ventieldopje op het ventiel
van het gerepareerde wiel.
16. Plaats het ontluchtingsdopje op het
uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
17. Berg de fles, terwijl deze aan de
compressor is bevestigd, tijdelijk op in
de bagageruimte.
18. Rijd, om de bandenreparatievloeistof
gelijkmatig over de band te verdelen,
meteen ongeveer 5 km met een
snelheid van maximaal 80 km/h.
19. Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats met een stevige, vlakke
ondergrond en sluit de reparatieset
weer aan.
Verwijder het dopje van de slang
voordat u de slang weer aansluit.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
402
Page 405 of 530

20. Schakel de compressor in, wacht een
paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer de
bandenspanning.
AAls de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm2of bar,
19 psi): De band kan niet worden
gerepareerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
BAls de bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm2of bar, 19 psi) of hoger is,
maar lager dan de voorgeschreven
spanning: Ga verder met stap21.
CAls de bandenspanning juist is
(→Blz. 427): Ga verder met stap22.
21. Zet de compressor aan om de band op
de voorgeschreven spanning te
brengen. Rijd ongeveer 5 km en voer
dan stap19uit.
22. Plaats het ontluchtingsdopje op het
uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijkbandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
23. Berg de fles, terwijl deze aan de
compressor is bevestigd, op in de
bagageruimte.
24. Voorkom plotseling remmen,
plotseling accelereren en scherpe
bochten, rijd voorzichtig met een
snelheid van minder dan 80 km/h
naar de dichtstbijzijnde Toyota-dealer
op minder dan 100 km rijden voor het
repareren of vervangen van de band.
Laat wanneer u de band laat
repareren of vervangen, de erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige weten dat er
bandenreparatievloeistof is
ingespoten.
Als de band te hard wordt opgepompt
1. Neem de slang los van het ventiel.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
403
8
Bij problemen
Page 406 of 530

2. Plaats het dopje op het uiteinde van
de slang en duw het uitstekende
gedeelte van het dopje in het ventiel
van de band om wat lucht te laten
ontsnappen.
3. Neem de slang los van het ventiel,
verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
4. Zet de compressor aan, wacht enkele
seconden en zet de compressor weer
uit. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
(→Blz. 427)
Zet de compressor weer aan als de
spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste
spanning is bereikt.
Het ventiel van een gerepareerde band
Nadat de band met de
bandenreparatieset is gerepareerd, moet
het ventiel bij een definitieve reparatie
worden vervangen.
Nadat een band is gerepareerd met de
bandenreparatieset
• Vervang de bandenspanningssensor
en -zender.
• Zelfs als de bandenspanning op het
voorgeschreven niveau ligt, gaat
mogelijk het waarschuwingslampje
lage bandenspanning
branden/knipperen.
WAARSCHUWING!
Rijd niet door als de auto een lekke
band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Door het rijden met een lekke band kan
er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij
het gebruik van een reparatieset
exploderen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij het repareren van een lekke band
• Parkeer de auto op een veilige plaats
en een vlakke ondergrond.
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan. Nadat met de
auto is gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen met
uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit
leiden tot brandwonden.
• Sluit de slang stevig aan op het
ventiel terwijl het wiel aan de auto
bevestigd is. Als de slang niet goed
op het ventiel is aangesloten, kan er
lekkage van lucht optreden waarbij
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuit.
• Als de slang tijdens het vullen
loskomt van het ventiel, is het
mogelijk dat de slang abrupte
bewegingen maakt vanwege de
luchtdruk.
• Nadat de band gevuld is, kunnen er
spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt
losgemaakt of wanneer u lucht uit de
band laat ontsnappen.
• Volg voor het repareren van de band
de volgende procedure. Als u de
procedures niet volgt, kan de
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuiten.
• Bewaar afstand tot de band wanneer
deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar
van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont
of vervormt.
• De reparatieset kan oververhit raken
als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de
reparatieset niet langer dan
40 minuten achter elkaar.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
404
Page 407 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Delen van de reparatieset worden
tijdens het gebruik heet. Wees voor
en na gebruik voorzichtig met de
reparatieset. Raak het metalen deel
rond de verbinding tussen de fles en
de compressor niet aan. Dit is
namelijk zeer heet.
• Plak de waarschuwingssticker voor
de rijsnelheid alleen op de
aangegeven plaats. Als de sticker
wordt aangebracht op een plaats
waar zich een airbag bevindt, zoals
op het stuurwielkussen, werkt de
airbag mogelijk niet goed meer.
• Laat ter voorkoming van
beschadiging of ernstige lekkage de
fles niet vallen. Voer vóór gebruik
een visuele controle van de fles uit.
Gebruik uitsluitend onbeschadigde
en niet-lekkende flessen. In
dergelijke gevallen direct vervangen.
Rijden om de
bandenreparatievloeistof gelijkmatig
te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Rijd langzaam en voorzichtig. Wees
extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
• Breng de auto tot stilstand wanneer
de auto niet rechtuit wil rijden of als
u voelt dat er aan het stuurwiel wordt
getrokken en controleer het
volgende.
– Toestand van de band. De band kan
van de velg zijn afgelopen.
– Bandenspanning. Als de
bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2of bar, 19 psi) of lager
is, is de band mogelijk ernstig
beschadigd.
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
• Een band mag alleen met de
bandenreparatieset worden
gerepareerd indien de beschadiging is
veroorzaakt door perforatie van het
loopvlak door een scherp voorwerp,
zoals een spijker of een schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet
uit de band. Door het verwijderen van
de spijker of de schroef kan het gat
groter worden waardoor de band niet
meer tijdelijk gerepareerd kan
worden.
• De reparatieset is niet
waterbestendig. Zorg dat de
bandenreparatieset niet in aanraking
komt met water, bijvoorbeeld bij
gebruik tijdens regen.
• Zet de bandenreparatieset niet op een
stoffige ondergrond, zoals in het zand
of in de berm. Als de reparatieset stof
e.d. opzuigt, kunnen er storingen
optreden.
• Houd de fles tijdens het gebruik niet
ondersteboven, om schade aan de
compressor te voorkomen.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bandenreparatieset
• De reparatieset heeft als voeding
12V-gelijkstroom nodig. Sluit de
reparatieset niet aan op andere
voedingsbronnen.
• Als er brandstofdruppels op de
reparatieset terechtkomen, kan de set
beschadigd raken. Zorg dat de set niet
met brandstof in aanraking kan
komen.
• Berg de reparatieset op, zodat de set
beschermd is tegen vuil en vocht.
• Berg de reparatieset op in de
bagageruimte, buiten bereik van
kinderen.
• Demonteer de reparatieset niet en
breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de
bandenspanningsmeter niet bloot aan
schokken. Hierdoor kunnen storingen
optreden.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
405
8
Bij problemen
Page 408 of 530

OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 351)
8.2.6 Als het
brandstofcelsysteem niet kan
worden gestart
Het niet starten van het
brandstofcelsysteem kan verschillende
oorzaken hebben. Raadpleeg het
volgende overzicht en onderneem de
bijpassende acties:
Het brandstofcelsysteem kan niet
worden gestart, ook al is de
startprocedure correct uitgevoerd.
(→150)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed. (→Blz. 408)
• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank.
• Mogelijk is de tankdopklep open.
(→Blz. 181)
• Er kan een storing aanwezig zijn in de
startblokkering. (→Blz. 60)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de schakelregeling.
*(→Blz. 154,
blz. 394)• Er kan een storing aanwezig zijn in het
stuurslotsysteem. (indien aanwezig)
• Het brandstofcelsysteem is mogelijk
defect als gevolg van een elektrische
storing, zoals een ontladen batterij
van de elektronische sleutel of een
defecte zekering. Er bestaat echter,
afhankelijk van het soort storing, een
noodmaatregel om het
brandstofcelsysteem te starten.
(→Blz. 407)
• De kans bestaat dat de temperatuur
van de tractiebatterij zeer laag is
(lager dan ongeveer -30°C).
(→Blz. 75, blz. 151)
• Mogelijk is het brandstofcelsysteem
bevroren. (→Blz. 151)
*Het is wellicht niet mogelijk om de
transmissie vanuit stand P in een andere
stand te zetten.
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 410)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of
zijn gecorrodeerd. (→Blz. 346)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• Een of beide klemmen van de
12V-accu kunnen loszitten.
(→Blz. 346)
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 410)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
406