Page 121 of 530

– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– Een andere elektronische sleutel of
afstandsbediening die radiogolven
uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een
parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden.
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de grond of te hoog
of te dicht bij het midden van de
achterbumper bij het ontgrendelen
van de achterklep.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, de hoedenplank of de
vloer achter of in een portiervak of
het dashboardkastje als het
brandstofcelsysteem wordt gestart
of de standen van het contact
worden gewijzigd.• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
de sleutel mogelijk gesignaleerd door
de antenne buiten het interieur en
kunnen de portieren worden
vergrendeld vanaf de buitenzijde,
waardoor de elektronische sleutel
mogelijk in de auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
brandstofcelsysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
119
4
Voordat u gaat rijden
Page 122 of 530

draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld.
• Sommige uitvoeringen: Wanneer de
vergrendelactie is uitgevoerd met de
vergrendelsensor, worden maximaal
tweemaal achter elkaar
identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dit geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 118)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Bewaar, om diefstal van de auto te
voorkomen, de elektronische sleutel
niet binnen een afstand van 2 m van
de auto.
• Het Smart entry-systeem met
startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld.
• Het inschakelen van de
energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel helpt te
voorkomen dat de sleutelbatterij
leegraakt. (→Blz. 118)
Voor een juiste bediening van het
systeem
• Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het
systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de
conditie waarin de elektronische
sleutel wordt bewaard, wordt de
sleutel mogelijk niet correct door het
systeem gesignaleerd, waardoor het
systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per
ongeluk afgaan of de functie die
voorkomt dat de portieren per
ongeluk worden vergrendeld, werkt
wellicht niet.)
• Laat de elektronische sleutel niet in de
bagageruimte achter. De
beveiligingsfunctie tegen het
insluiten van de sleutel functioneert
mogelijk niet als de sleutel zich op
bepaalde locaties bevindt, zoals in de
binnenrand van de bagageruimte, of
door de omstandigheden waarin de
sleutel zich bevindt (zoals in een tas
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
120
Page 123 of 530

van metaal(folie) of dicht bij een
metalen voorwerp) of in de buurt van
storende radiogolven. (→Blz. 115)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren en de achterklep:→blz. 408
• Starten van het brandstofcelsysteem:
→blz. 409
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 428)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren en openen van de
achterklep: Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel. (→Blz. 109, blz. 115, blz. 408)
• Starten van het brandstofcelsysteem
en wijzigen van de standen van het
contact:→blz. 409
• Uitschakelen van het
brandstofcelsysteem:→blz. 153
Verklaring
→Blz. 457
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
• Mensen met geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers of
geïmplanteerde hartdefibrillatoren
moeten voldoende afstand bewaren
tot de antennes van het Smart
entry-systeem met startknop.
(→Blz. 116) De radiogolven kunnen
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden. Indien nodig kan de
instapfunctie worden uitgeschakeld.
Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de
WAARSCHUWING!(Vervolg)
radiogolven en de momenten waarop
deze worden uitgezonden, contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of
de instapfunctie moet worden
uitgeschakeld.
• Gebruikers van elektrische medische
apparatuur anders dan
geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers en geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met de fabrikant van deze
producten om te informeren of
radiosignalen invloed uitoefenen op
de werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van
dergelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het uitschakelen van de instapfunctie.
4.3 Verstellen van de
stoelen
4.3.1 Voorstoelen
WAARSCHUWING!
Wanneer de positie van de stoel
wordt versteld
• Let er bij het verstellen van de positie
van de stoel op dat de stoel de
overige inzittenden van de auto niet
raakt, omdat deze hierdoor wellicht
letsel zouden kunnen oplopen.
• Houd uw handen niet onder de stoel
of in de buurt van bewegende
onderdelen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden
bekneld kunnen raken in het
stoelmechanisme.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
121
4
Voordat u gaat rijden
Page 124 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zorg ervoor voor dat er voldoende
ruimte overblijft voor de voeten,
zodat ze niet vast komen te zitten.
Stoel afstellen
Om te voorkomen dat u bij een
aanrijding onder de veiligheidsgordel
doorschuift, is het raadzaam de leuning
niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is. Als de leuning te
ver achterover staat, kan bij een
aanrijding het heupgedeelte over uw
heupen heen schuiven en direct kracht
op uw buik uitoefenen, of de
schoudergordel in contact komen met
uw nek, waardoor de kans op dodelijk of
ernstig letsel toeneemt. Verstel de
bestuurdersstoel niet tijdens het rijden,
aangezien de stoel dan onverwachts
kan bewegen. Hierdoor kan de
bestuurder de controle over de auto
verliezen.
Procedure voor het verstellen
Schakelaars stoelverstelling
AStoelpositieverstelling
BRugleuningverstelling
CHoekverstelling zitting (voorzijde)
(bestuurderszijde)
DHoogteverstelling (bestuurderszijde)
ELendensteunverstelling
(bestuurderszijde)
Wanneer de stoel wordt versteld
Let er bij het verstellen van de stoel op
dat de hoofdsteun het dak niet raakt.
Power Easy Access-systeem (indien
aanwezig)
De bestuurdersstoel en het stuurwiel
worden automatisch versteld in
overeenstemming met de stand van het
contact en de toestand van de
veiligheidsgordel van de bestuurder.
(→Blz. 122)
4.3.2 Ergonomisch geheugen*
*Indien aanwezig
Deze functie zet de bestuurdersstoel, het
stuurwiel, de buitenspiegels en het
head-up display (indien aanwezig)
automatisch in de gewenste stand om het
in- en uitstappen te vergemakkelijken en
om aan uw voorkeur te voldoen.
Er kunnen maximaal twee verschillende
rijposities worden opgeslagen.
In elke elektronische sleutel kan de door u
gewenste rijpositie worden opgeslagen,
zodat die kan worden opgeroepen.
Power Easy Access-systeem
De bestuurdersstoel en het stuurwiel
worden automatisch versteld zodat de
bestuurder gemakkelijk in en uit de auto
kan stappen.
4.3 Verstellen van de stoelen
122
Page 125 of 530

Als de volgende handelingen zijn
uitgevoerd, worden de bestuurdersstoel
en het stuurwiel automatisch versteld
zodat de bestuurder gemakkelijk in of uit
de auto kan stappen.
• De transmissie is in stand P gezet.
• Het contact is UIT gezet.
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt.
Als een van de volgende handelingen is
uitgevoerd, worden de stoel en het
stuurwiel automatisch teruggezet in de
oorspronkelijke positie.
• Het contact is in stand ACC of AAN
gezet.
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt vastgemaakt.
Bediening van het Power Easy
Access-systeem
Als u uit de auto stapt, werkt het Power
Easy Access-systeem mogelijk niet als de
stoel al bijna in de achterste positie staat,
enz.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 428)
Opslaan/oproepen van een rijpositie
Procedure voor opslaan
1. Zet het contact AAN.
2. Controleer of de transmissie in stand
P staat.
3. Zet de bestuurdersstoel, het
stuurwiel, de buitenspiegels en het
head-up display (indien aanwezig) in
de gewenste positie.
4. Druk, terwijl u de toets SET ingedrukt
houdt of binnen 3 seconden nadat de
toets SET is ingedrukt, op toets 1 of
2 tot de zoemer klinkt.
Als er onder de gekozen toets al een
instelling was opgeslagen, zal deze
worden overschreven.Procedure voor oproepen
1. Zet het contact AAN.
2. Controleer of de transmissie in stand
P staat.
3. Houd een van de toetsen van de
rijpositie die u wilt oproepen
ingedrukt totdat de zoemer klinkt.
Het oproepen van de stoelpositie
halverwege onderbreken
Voer een van de volgende handelingen
uit:
• Druk op de toets SET.
• Druk op toets 1 of 2.
• Bedien een van de schakelaars van de
stoelverstelling (schakelt alleen het
oproepen van de stoelpositie uit).
• Bedien de schakelaar van de
stuurverstelling (schakelt alleen het
oproepen van de stuurwielpositie uit).
Stoelposities die in het geheugen
kunnen worden opgeslagen (→122)
De aan de hand van onderstaande
procedure ingestelde posities kunnen in
het geheugen worden opgeslagen:
4.3 Verstellen van de stoelen
123
4
Voordat u gaat rijden
Page 126 of 530

• Stoelpositieverstelling
• Rugleuningverstelling
• Hoekverstelling zitting (voorzijde)
• Hoogteverstelling
Bedienen van het ergonomische
geheugen nadat het contact UIT is
gezet
De opgeslagen posities kunnen
gedurende 180 seconden na het openen
van het bestuurdersportier nog worden
geactiveerd en nog eens 60 seconden na
het sluiten van het portier.
Het ergonomische geheugen op de
juiste wijze gebruiken
Als de stoel al in de verst mogelijke
stand staat en de stoel wordt in dezelfde
richting bewogen, dan wijkt de
opgeslagen positie mogelijk iets af
wanneer deze wordt opgeroepen.
Oproepen van de rijpositie
Let er bij het oproepen van de rijpositie
op dat de hoofdsteun het dak niet raakt.
Als de opgeslagen stoelpositie niet kan
worden opgeroepen
De stoelpositie wordt mogelijk niet
opgeroepen in bepaalde situaties waarin
de stoelpositie is opgeslagen in een
bepaald bereik. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing bij het verstellen van
de stoel
Let er bij het instellen van de
stoelpositie op dat de stoel de
passagier achterin niet raakt en dat uw
lichaam niet klem komt te zitten tussen
de stoel en het stuurwiel.Registreren/oproepen/uitschakelen
van een rijpositie in een elektronische
sleutel (geheugenoproepfunctie)
Procedure voor registreren
Sla uw zitpositie op onder toets 1 of
2 alvorens de volgende handelingen uit te
voeren:
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt
registreren en sluit het
bestuurdersportier. Als zich 2 of meer
sleutels in de auto bevinden, kan de
rijpositie niet juist worden opgeslagen.
1. Zet het contact AAN.
2. Controleer of de transmissie in stand
P staat.
3. Roep de rijpositie op die u wilt
opslaan.
4. Houd de toets voor het oproepen van
de rijpositie ingedrukt en druk op de
schakelaar voor de centrale
vergrendeling in het portier
(vergrendelen of ontgrendelen)
totdat de zoemer klinkt.
Als de toets niet kan worden
geregistreerd, klinkt de zoemer
continu gedurende ongeveer
3 seconden.
Procedure voor oproepen
1. Controleer of de portieren zijn
vergrendeld alvorens de rijpositie op
te roepen. Gebruik de elektronische
sleutel met de opgeslagen rijpositie
en ontgrendel en open het
4.3 Verstellen van de stoelen
124
Page 127 of 530
![TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch) bestuurdersportier met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
De stoel (niet het stuurwiel en het
head-up display [indien aanwezig])
wordt in de opgeslagen rijpositie
gezet. De TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch) bestuurdersportier met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
De stoel (niet het stuurwiel en het
head-up display [indien aanwezig])
wordt in de opgeslagen rijpositie
gezet. De](/manual-img/14/60121/w960_60121-126.png)
bestuurdersportier met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
De stoel (niet het stuurwiel en het
head-up display [indien aanwezig])
wordt in de opgeslagen rijpositie
gezet. De stoel beweegt echter naar
een positie iets achter de opgeslagen
positie, zodat u gemakkelijk kunt
instappen.
Als de rijpositie een positie is die al is
opgeslagen, zullen de stoel en de
buitenspiegels niet bewegen.
2. Zet het contact in stand ACC of AAN of
maak een veiligheidsgordel vast.
De stoel, het stuurwiel en het head-up
display (indien aanwezig) worden in
de opgeslagen positie gezet.
Procedure voor annuleren
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt
annuleren en sluit het
bestuurdersportier. Als zich 2 of meer
sleutels in de auto bevinden, kan de
koppeling aan de rijpositie niet goed
worden geannuleerd.
1. Zet het contact AAN.
2. Controleer of de transmissie in stand
P staat.
3. Houd de toets SET ingedrukt en druk
op de schakelaar voor de centrale
vergrendeling (vergrendelen of
ontgrendelen) totdat de zoemer
tweemaal klinkt.
Als de toets niet kan worden
geannuleerd, klinkt de zoemer continu
gedurende ongeveer 3 seconden.
Oproepen van de rijpositie met behulp
van de geheugenoproepfunctie
• In elke elektronische sleutel kunnen
verschillende rijposities worden
opgeslagen. Daarom kan de rijpositie
die wordt opgeroepen per sleutel
anders zijn.
• Wanneer een ander portier dan het
bestuurdersportier wordt
ontgrendeld via het Smart
entry-systeem met startknop, wordtde rijpositie niet opgeroepen. Druk in
dat geval op de toets van de rijpositie
die is ingesteld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 428)
4.3.3 Hoofdsteunen
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een
hoofdsteun.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de
hoofdsteunen de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Plaats de hoofdsteunen altijd op de
bijbehorende stoel.
• Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
• Druk de hoofdsteunen na het
plaatsen naar beneden om te
controleren of ze goed vergrendeld
zijn.
• Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Afstellen van een hoofdsteun
1. Omhoog
Trek de hoofdsteunen omhoog.
2. Omlaag
4.3 Verstellen van de stoelen
125
4
Voordat u gaat rijden
Page 128 of 530

Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.
Afstellen van de hoogte van de
hoofdsteunen
Stel de hoofdsteunen zo in dat het
midden van de hoofdsteun zich zo dicht
mogelijk bij de bovenzijde van uw oren
bevindt.
Verstellen van de hoofdsteun van de
middelste zitplaats achter
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd
minimaal in op de op een na laagste
stand.
Verwijderen van de hoofdsteunen
Voorstoel
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.
Wanneer de hoofdsteun het dak raakt
waardoor het verwijderen ervan wordt
bemoeilijkt, wijzig dan de stoelhoogte of
de -hoek. (→Blz. 122)Achterstoel
De hoofdsteunen kunnen niet worden
verwijderd.
Verwijderen van de hoofdsteunen
achter
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van de hoofdsteun contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Plaatsen van de hoofdsteunen
Breng de hoofdsteun in lijn met de
bevestigingsgaten en schuif hem omlaag
tot hij in de vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop
Aingedrukt
wanneer u de hoofdsteun laat zakken.
4.3 Verstellen van de stoelen
126