Page 145 of 530

5.1 Voordat u gaat rijden..........144
5.1.1Rijdenmetdeauto.........144
5.1.2 Lading en bagage.........149
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .150
5.2Rijprocedures..............150
5.2.1 Startknop.............150
5.2.2 Schakelstand...........156
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar....160
5.2.4 Parkeerrem............160
5.2.5 Brake Hold-systeem........163
5.2.6 ASC (Active Sound Control)
*....165
5.2.7 Uitstoot van water (toets H
2O)...165
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............166
5.3.1 Lichtschakelaar..........166
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. .168
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*...172
5.3.4 Mistachterlicht..........175
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....175
5.4Tanken..................179
5.4.1 Openen van de tankdopklep....179
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................182
5.5.1 Toyota Safety Sense........182
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .186
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....197
5.5.4 RSA (Road Sign Assist).......207
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......212
5.5.6 BSM (Blind Spot Monitor)
*.....223
5.5.7 Toyota Parking Assist-sensor*...228
5.5.8 RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)*.237
5.5.9 RCD (Rear Camera Detection)*...242
5.5.10 PKSB (Parking Support Brake)*. .246
5.5.11 Parking Support Brake-functie
(stilstaande objecten voor en achter
de auto/stilstaande objecten rond de
auto
*) ..............251
5.5.12 Parking Support Brake-functie
(bewegende voertuigen achter de
auto)
*..............254
5.5.13 Parking Support Brake-functie
(voetgangers achter de auto)
*. .2555.5.14 Toyota Teammate Advanced
Park
*...............257
5.5.15 Rijmodusselectieschakelaar . . .282
5.5.16 SNOW-modus..........282
5.5.17 Ondersteunende systemen....283
5.6Rijtips..................289
5.6.1Rijdenindewinter.........289
Rijden5
143
Page 146 of 530

5.1 Voordat u gaat rijden
5.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Rijprocedure
Starten van het brandstofcelsysteem
→Blz. 150
Rijden
1. Selecteer met ingetrapt rempedaal
schakelstand D.
Controleer of de
schakelstandindicator D aangeeft.
2. Deactiveer de parkeerrem wanneer
deze is geactiveerd. (→Blz. 160)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd
stilstaat, zet dan de selectiehendel in
stand P. (→Blz. 156)
Parkeren van de auto
1. Trap het rempedaal in om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
2. Activeer de parkeerrem wanneer deze
is gedeactiveerd. (→Blz. 160)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 156)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft en
of het waarschuwingslampje
parkeerrem brandt.
4. Druk op de startknop om het
brandstofcelsysteem uit te schakelen.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen.
6. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Trap het rempedaal stevig in en
selecteer stand D.
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 160)
3. Laat het rempedaal opkomen en trap
langzaam het gaspedaal in om de auto
in beweging te brengen.
4. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 160)
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat brandstofcel-
elektrische auto's vergelijkbaar zijn met
conventionele auto's en dat het
belangrijk is dat u niet plotseling
accelereert, enz. (→Blz. 80)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal (→Begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal/
“Eco Score” 93)
Milieuvriendelijk rijden is gemakkelijker
te realiseren door in de zone
ECO-acceleratie te blijven. Verder is het
door binnen de zone ECO-acceleratie te
blijven gemakkelijker om een goede
ECO-score te behalen.
5.1 Voordat u gaat rijden
144
Page 147 of 530

• Bij het wegrijden:
Trap, terwijl u binnen de zone
ECO-acceleratie blijft, het gaspedaal
geleidelijk in en accelereer tot aan de
gewenste snelheid. Door niet
overmatig snel te accelereren, kan er
een goede ECO-score voor het
wegrijden worden behaald.
• Tijdens het rijden:
Laat, nadat u de gewenste snelheid
hebt bereikt, het gaspedaal los en rijd
met een constante snelheid binnen de
zone ECO-acceleratie. Door binnen de
zone ECO-acceleratie te blijven, kan er
een goede ECO-score voor het rijden
met constante snelheid worden
behaald.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto:
Door bij het decelereren het
gaspedaal vroegtijdig los te laten, kan
er een goede ECO-score voor het tot
stilstand brengen van de auto worden
behaald.
Beperken van het vermogen van het
brandstofcelsysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
brandstofcelsysteem mogelijk
beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is. (→Blz. 388)
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig in een lage
versnelling.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Remsysteem met in remschijf
geïntegreerde parkeerremtrommel
Uw auto is uitgerust met een
remsysteem met in de remschijf
geïntegreerde parkeerremtrommel. Deze
trommelremmen moeten regelmatig
worden bijgesteld. Bij het vervangen van
onderdelen van de parkeerrem dienen ze
te worden afgesteld. Laat het bijstellen
uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 425)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
5.1 Voordat u gaat rijden
145
5
Rijden
Page 148 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste
houding achter het stuur zit, ook
als de auto maar kort hoeft te
rijden. Zo kunt u het rem- en
gaspedaal goed bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden,
waardoor een ongeval kan
ontstaan.
• De bestuurder moet extra goed
letten op voetgangers omdat deze
auto alleen wordt aangedreven door
een elektromotor (tractiemotor).
Aangezien er geen motorgeluiden
zijn, kunnen voetgangers de
beweging van de auto misschien
onjuist inschatten. Hoewel uw auto is
voorzien van een akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem,
dient u voorzichtig te rijden,
aangezien voetgangers in de buurt
de auto mogelijk nog steeds niet
opmerken als er veel
omgevingsgeluid is.
• Zet het brandstofcelsysteem tijdens
normaal rijden niet uit. Door het
uitschakelen van het
brandstofcelsysteem tijdens het
rijden verliest u niet de controle over
het stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan. In geval van nood
echter, bijvoorbeeld als de auto
onmogelijk op de normale manier tot
stilstand kan worden gebracht:
→blz. 378
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het continu gebruiken van de
remmen kan leiden tot
oververhitting en een verminderde
remwerking wanneer u een steile
helling af rijdt.
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de
binnen- en buitenspiegels niet
tijdens het rijden. Als u dat wel doet,
kunt u de macht over het stuur
verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers
hun armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren
en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren of
regeneratief remmen door schakelen
kan de auto in een slip raken.
• Trap, nadat u door een plas bent
gereden, het rempedaal lichtjes in
om ervoor te zorgen dat de remmen
goed werken. Door natte remblokken
kan de remwerking afnemen.
Remmen die aan één kant van de
auto nat zijn en niet goed werken,
kunnen de besturing bemoeilijken.
Bedienen van de transmissie
• Laat de auto niet achteruitrollen als
een vooruitversnelling is
ingeschakeld of vooruitrollen terwijl
schakelstand R is geselecteerd. Als
dat wel gebeurt, kan een ongeval
ontstaan of kan de auto beschadigd
raken.
• Selecteer schakelstand P niet tijdens
het rijden. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
• Schakel stand R niet in terwijl de auto
vooruitrijdt. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
5.1 Voordat u gaat rijden
146
Page 149 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Selecteer tijdens het achteruitrijden
geen vooruitversnelling. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Als stand N wordt ingeschakeld
terwijl de auto rijdt, wordt het
brandstofcelsysteem uitgeschakeld.
Regeneratief remmen is niet
beschikbaar als het
brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld.
• Zet de selectiehendel niet in een
andere stand wanneer het gaspedaal
ingetrapt is. Als op dat moment een
andere schakelstand dan P of N
wordt geselecteerd, kan de auto
onverwacht snel accelereren,
waardoor een aanrijding en dodelijk
of ernstig letsel kunnen ontstaan.
Nadat u de schakelstand gewijzigd
hebt, moet u de actuele schakelstand
controleren die op de
schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (slijtage-indicatoren
remblokken)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
De remschijven kunnen beschadigd
raken als de remblokken niet op tijd
worden vervangen.
Het rijden met een auto waarvan de
remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet hebben overschreden, is
gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als op dat moment een andere
schakelstand dan P of N is
geselecteerd, kan de auto
onverwachts in beweging komen,
WAARSCHUWING!(Vervolg)
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
• Houd, om ongevallen door het
wegrollen van de auto te voorkomen,
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren
in het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud
in het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats
geen reservoirs zoals luchtverfrissers
op het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens
werken en brand veroorzaken in de
auto.
5.1 Voordat u gaat rijden
147
5
Rijden
Page 150 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld
een zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem,
selecteer schakelstand P, schakel het
brandstofcelsysteem uit en sluit de
auto af. Laat de auto niet onbeheerd
achter als het controlelampje READY
brandt. Als de auto is geparkeerd
terwijl schakelstand P is geselecteerd
maar de parkeerrem niet is
geactiveerd, zou de auto in beweging
kunnen komen, wat kan leiden tot
een ongeval.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel het brandstofcelsysteem altijd
uit. Anders kan de auto plotseling in
beweging komen wanneer per ongeluk
de selectiehendel in een andere stand
wordt gezet of het gaspedaal wordt
ingetrapt, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Bij het remmen
• Rijd voorzichtiger wanneer de
remmen nat zijn. De remweg neemt
toe als de remmen nat zijn en
bovendien kan vocht ertoe leiden dat
de ene kant van de auto sterker
afgeremd wordt dan de andere kant.
Ook de werking van de parkeerrem
kan door vocht in negatieve zin
beïnvloed worden.
• Rijd niet te dicht achter een andere
auto als het elektronisch geregelde
remsysteem niet werkt en vermijd
afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken. In dit
geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden
uitgeoefend dan normaal. De
remweg zal ook langer zijn. Laat uw
remmen onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het remsysteem bestaat uit 2 of
meer afzonderlijke hydraulische
systemen: als een van de systemen
uitvalt, werkt het andere
systeem/werken de andere systemen
nog wel. In dat geval moet het
rempedaal krachtiger worden
ingetrapt dan gewoonlijk en neemt
ook de remweg toe. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
OPMERKING
Tijdens het rijden
• Trap tijdens het rijden niet
tegelijkertijd het gaspedaal en het
rempedaal in, anders neemt het
vermogen van het
brandstofcelsysteem mogelijk af.
• Gebruik het gaspedaal niet om de auto
op een helling op zijn plaats te houden
en trap daartoe ook niet het
rempedaal en het gaspedaal
gelijktijdig in.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
transmissie altijd in stand P. Anders kan
de auto onverwachts accelereren als het
gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
Voorkomen van schade aan onderdelen
van de auto
• Draai het stuurwiel niet gedurende
langere tijd in een van beide
richtingen tegen de aanslag aan.
Anders kan schade aan de
stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
• Rijd zo langzaam mogelijk over
oneffenheden in de weg om schade
aan de wielen, de onderzijde van de
auto, enz. te vermijden.
Als u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan
leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap
het rempedaal geleidelijk in om de auto
tot stilstand te brengen.
5.1 Voordat u gaat rijden
148
Page 151 of 530

OPMERKING(Vervolg)
• Het kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
• De auto kan abnormale geluiden
maken of trillen.
• De auto kan abnormaal gaan
overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het
geval van een lekke band (→blz. 396)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval
e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig
beschadigd raken:
• Afslaan brandstofcelsysteem
• Kortsluiting in elektrische
componenten
• Schade aan het brandstofcelsysteem
door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg
moet het volgende worden nagekeken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Brandstofcelsysteem
• Remwerking
• Wijzigingen in peil en kwaliteit van
transmissievloeistof, enz.
• Smering van de lagers en de
kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
Als het regelsysteem voor stand P
beschadigd is door grote hoeveelheden
water, is het wellicht niet mogelijk om
stand P in te schakelen of vanuit stand P
een andere stand in te schakelen. Neem
in dit geval contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het brandstofcelsysteem
mogelijk beperkt.
• Wanneer de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de transmissie vanuit stand
P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand te
zetten.
Wegrijregeling
• Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 284), werkt ook de
wegrijregeling niet. Als het u niet lukt
om met behulp van de wegrijregeling
weg te rijden in modder of op verse
sneeuw, deactiveer dan de TRC
(→blz. 284), zodat de auto in zo'n
geval gemakkelijker wegrijdt.
5.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
5.1 Voordat u gaat rijden
149
5
Rijden
Page 152 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de hoedenplank
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden, zijn opgeborgen of
vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig. Een
onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
OPMERKING
Dakfolie (auto's met elektrisch
bedienbaar zonnescherm)
Bevestig geen dakdrager op de dakfolie.
Anders kan de laag beschadigd raken.
5.1.3 Rijden met een
aanhangwagen
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te
laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw auto
is niet ontworpen voor het rijden met een
aanhangwagen of het gebruik van op de
trekhaak bevestigde dragers.
5.2 Rijprocedures
5.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u de elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het brandstofcelsysteem
gestart of worden de standen van het
contact gewijzigd.
Starten van het brandstofcelsysteem
1. Trek aan de parkeerremschakelaar om
te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 160)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
2. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven. Als dit niet wordt
weergegeven, kan het
brandstofcelsysteem niet worden
gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan
het brandstofcelsysteem niet worden
gestart. Zet de selectiehendel in stand
P wanneer u het brandstofcelsysteem
start. (→Blz. 156)
5.1 Voordat u gaat rijden
150