5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....175
5.4Tanken ....................179
5.4.1 Openen van de tankdopklep....179
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................182
5.5.1 Toyota Safety Sense........182
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 186
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....197
5.5.4 RSA (Road Sign Assist).......207
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......212
5.5.6 BSM (Blind Spot Monitor)
*.....223
5.5.7 Toyota Parking Assist-sensor*. . 228
5.5.8 RCTA
(Rear Crossing Traffic Alert)
*...237
5.5.9 RCD (Rear Camera Detection)*. . 242
5.5.10 PKSB (Parking Support Brake)*. 246
5.5.11 Parking Support Brake-functie
(stilstaande objecten voor en achter
de auto/stilstaande objecten rond de
auto
*) ................251
5.5.12 Parking Support Brake-functie
(bewegende voertuigen achter de
auto)
*................254
5.5.13 Parking Support Brake-functie
(voetgangers achter de auto)
*. . 255
5.5.14 Toyota Teammate Advanced
Park
*.................257
5.5.15 Rijmodusselectieschakelaar . . . 282
5.5.16 SNOW-modus...........282
5.5.17 Ondersteunende systemen . . . 283
5.6 Rijtips.....................289
5.6.1Rijdenindewinter .........289
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........294
6.1.1 ALL AUTO-regeling
*........294
6.1.2 Automatische airconditioning . . 295
6.1.3 Automatische airconditioning
achter
*................302
6.1.4 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........304
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 307
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 307
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 310
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......310
6.3.2 Voorzieningen bagageruimte . . . 3136.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het
interieur ...................314
6.4.1 Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
*............314
6.4.2 Overige voorzieningen in het
interieur ...............315
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging.........332
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieurvanuwauto........332
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieurvanuwauto ........335
7.2 Onderhoud..................337
7.2.1 Onderhoud en reparatie......337
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......339
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........339
7.3.2 Motorkap...............340
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik....341
7.3.4 Ruimte brandstofcelmodule....342
7.3.512V-accu ...............346
7.3.6 Banden................348
7.3.7 Vervangen van een band......356
7.3.8 Bandenspanning..........359
7.3.9Velgen.................360
7.3.10 Interieurfilter............361
7.3.11 Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij...........363
7.3.12 Batterij elektronische sleutel . . 366
7.3.13 Controleren en vervangen van
zekeringen.............368
7.3.14 Lampen...............373
8.Bij problemen
8.1 Belangrijke informatie...........378
8.1.1 Alarmknipperlichten........378
8.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . 378
8.1.3 Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt.......379
8.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen................379
8.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept...............379
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....383
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Als “Hydrogen Leakage Detected Visit
Your Dealer” (Waterstoflekkage
gesignaleerd. Ga naar uw dealer) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er lekt mogelijk een kleine hoeveelheid
waterstofgas. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als “FCV Sys. OFF Due to Hydrogen
Leak Stop in Safe Place See Manual”
(brandstofcelsysteem UIT ten gevolge
van waterstoflekkage, stop op een
veilige plaats, zie handleiding) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
• Er lekt mogelijk waterstofgas. Als er
waterstofgas lekt of een andere
storing wordt gesignaleerd:→blz. 77
• De airconditioning wordt automatisch
uitgeschakeld.
Als de brandstof opraakt
Als de brandstof op is en het
brandstofcelsysteem niet kan worden
gestart, vul dan brandstof bij totdat het
waarschuwingslampje laag
brandstofniveau (→blz. 389) uitgaat
alvorens opnieuw te proberen te starten.
Als er te weinig brandstof is bijgevuld,
kan het systeem mogelijk niet worden
gestart.
Brandstofcelpakket
• Afhankelijk van de gebruiksomgeving
kan het uitgangsvermogen van de
brandstofcel gedurende de
levensduur van de auto afnemen. Dit
zal echter amper effect hebben op de
rijprestaties.
• In de volgende situaties neemt het
uitgangsvermogen van de
brandstofcel mogelijk sneller af dan bij
normaal rijden:
– Langdurig gebruik in gebieden met
grote hoeveelheden stof
– Langdurig gebruik in gebieden methoge concentraties zwavel (zoals
vulkanen of warmwaterbronnen)
– Langdurig gebruik in gebieden met
hoge concentraties van de volgende
stoffen:
Organische oplosmiddelen, zoals
verf en thinner
Aminehoudende materialen zoals
ammoniak
Chloorhoudende stoffen zoals
zoutaanslag en strooizout
– Er komt zout water terecht in het
luchtfilter Het verdient aanbeveling
het luchtfilter te vervangen en de
omliggende onderdelen te reinigen.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
– Het aantal keren dat het
brandstofcelsysteem is gestart en
gestopt is uitzonderlijk hoog
– Langdurig gebruik bij temperaturen
onder het vriespunt
– Er is vervuilde brandstof getankt die
niet voldoet aan de
ISO-14687-norm
Waterstoftanks
• De waterstoftanks zijn de
hogedrukopslagtanks die zijn gevuld
met gecomprimeerd waterstofgas. Er
kan worden getankt bij
waterstofstations.
• De waterstofgerelateerde onderdelen
(zoals de tanks en leidingen) hebben
een houdbaarheidsdatum die
wettelijk is vastgesteld. Auto's met
waterstofgerelateerde onderdelen
met een verstreken
houdbaarheidsdatum mogen niet
worden gebruikt. De
waterstofgerelateerde onderdelen
moeten worden vervangen door
nieuwe exemplaren als de
houdbaarheidsdatum is verstreken.
De houdbaarheidsdatum is
aangegeven aan de binnenzijde van
de tankdopklep, net als de uiterste
datum voor bijvullen. Neem contact
2.1 Brandstofcel-elektrische auto
73
2
Brandstofcelsysteem
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Om geuren die bij het inschakelen van
de airconditioning optreden te
onderdrukken, wordt de
luchtcirculatiemodus mogelijk
gewijzigd om lucht naar de voeten te
blazen of stopt het systeem
kortstondig met lucht blazen direct
nadat de airconditioning in de
automatische modus wordt
ingeschakeld.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 282
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 437)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de toets AUTO op het
bedieningspaneel voor de
airconditioning.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de toets OFF op het
bedieningspaneel voor de
airconditioning om de werking te
beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
298
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wees uiterst voorzichtig als u aan de
12V-accu werkt. De accu bevat
namelijk het giftige en corrosieve
zwavelzuur.
• Wees voorzichtig, want remvloeistof
is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken
beschadigen. Als u remvloeistof op
uw handen of in uw ogen krijgt, spoel
ze dan onmiddellijk met schoon
water. Raadpleeg een arts als u last
blijft houden.
• Verwijder of vervang nooit
hoogspanningsonderdelen,
hoogspanningskabels en de stekkers
ervan, raak ze niet aan en neem ze
niet uit elkaar. U loopt dan namelijk
het risico van ernstige brandwonden
en elektrische schokken die dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg kunnen
hebben.
Werkzaamheden bij de elektrische
koelventilator of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat, kan de
elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de
airconditioning wordt ingeschakeld
en/of als de koelvloeistoftemperatuur
hoog is. (→Blz. 345)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen
te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof,
enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot
overmatige slijtage van de
brandstofcelmodule door vuil in de
inlaatlucht.
OPMERKING(Vervolg)
Als het vloeistofniveau te laag of te
hoog is
Het is normaal dat het
remvloeistofniveau iets lager wordt door
slijtage van de remblokken of door een
hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet
worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
7.3.2 Motorkap
Openen van de motorkap
1. Trek de ontgrendelingshendel van de
motorkap naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
2. Trek de veiligheidshaak omhoog en
open de motorkap.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
340
WAARSCHUWING!(Vervolg)
velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie
of vet van de wielbouten of
wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde
velgen. Als u dat wel doet, kan er
tijdens het rijden lucht uit de band
ontsnappen, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan.
OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de wielmoeren van
Toyota en de juiste wielmoersleutel
voor uw lichtmetalen velgen.• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
7.3.10 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen van het interieurfilter
Auto's met linkse besturing:
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje.
3. Verwijder het paneel.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
361
7
Onderhoud en verzorging
6. Verwijder de filterhouder.
7. Verwijder het interieurfilter uit de
filterhouder en vervang het.
Plaats het filter en de filterhouder met
de aanduiding
UP naar boven
gericht.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.
Interieurfilter met
luchtreinigingsfunctie
Als er geurstoffen in uw auto zijn
geplaatst, kan de luchtreinigingsfunctie
in korte tijd aanzienlijk achteruit gaan. Als
er constant een airconditioninglucht te
ruiken is, moet het interieurfilter worden
vervangen.
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter
aanwezig is. Als de airconditioning
zonder filter gebruikt wordt, kan het
systeem beschadigd raken.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
7.3.11 Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij
Controleer, om een hoger
brandstofverbruik te voorkomen, de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij periodiek op
verontreinigingen. Als “Maintenance
Required for Traction Battery Cooling
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
363
7
Onderhoud en verzorging
Claxonneren..............128
Digitale binnenspiegel*.......129
Inklappen en uitklappen van de
spiegels.................138
Koppeling van spiegelstand aan
achteruitrijden............138
Procedure voor het
verstellen............127 , 137
Schoonmaken van de digitale
binnenspiegel.............133
Stuurwiel................127
Systeemonderdelen.........130
Wijzigen van de modus.......130
Voordat u gaat rijden
Lading en bagage...........149
Rijden met de auto..........144
Rijden met een aanhangwagen . .150
Rijprocedure..............144
Wegrijregeling............149
Voor een veilig gebruik
Actieve motorkap...........36
Afstellen van de hoogte van het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel (voorstoelen) . . .26
Afstellen van de spiegels.......23
Airbags..................28
De juiste houding achter het stuur .23
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter).....27
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels.........23,25
Plaatsen van de vloermatten.....22
SRS-airbagsysteem..........28
Systeemonderdelen..........36
Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel............26
Veiligheidsgordels...........24
Veilig rijden...............23
Voordat u gaat rijden.........22
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)
Als u denkt dat er iets mis is. . . .442
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld, ontgrendeld, geopend of
gesloten................442
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan..............444Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)........442
Zelf uit te voeren onderhoud
12V-accu................346
Afdekkap brandstofcelpakket . . .344
Afdekkap ruimte
brandstofcelmodule.........343
Banden.................348
Bandenspanning...........359
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem................350
Batterij elektronische sleutel. . . .366
Batterij vervangen..........367
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen........
.361
Bijvullen van
ruitensproeiervloeistof.......346
Controleren en vervangen van
zekeringen...............368
Controleren van de banden.....348
Controle van radiateur en
condensor...............345
De toestand van de 12V-accu
controleren..............348
Exterieur................348
Initialiseren van het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem................352
Interieurfilter.............361
Inverterkoelvloeistof controleren .344
Keuzevanvelg ............360
Koelvloeistof brandstofcelpakket
controleren..............344
Lampen.................373
Lampen vervangen..........373
Motorkap................340
Onderdelen..............342
Onderhoud..............339
Openen van de motorkap......340
Plaats..................346
Plaatsen van
bandenspanningssensoren en
-zenders................351
Plaatsen van een garagekrik. . . .341
Plaatsen van het wiel.........358
Plaats lampen.............373
Plaats van het kriksteunpunt. . . .341
Registreren van
identificatiecodes..........354
Ruimte brandstofcelmodule. . . .342
Trefwoordenlijst
527
Trefwoordenlijst