Page 129 of 530

4.4 Verstellen van het
stuurwiel en de spiegels
4.4.1 Stuurwiel
Procedure voor het verstellen
Uitvoering met handmatige verstelling
1. Houd het stuurwiel vast en druk de
hendel omlaag.
2. Zet het stuurwiel in de ideale positie
door het in horizontale en verticale
richting te bewegen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te borgen.Uitvoering met elektrische verstelling
Door de schakelaar te bedienen kan het
stuur in de volgende richtingen versteld
worden:
1. Omhoog
2. Omlaag
3. Naar de bestuurder toe
4. Van de bestuurder af
Het stuurwiel kan worden versteld
wanneer (elektrische verstelling)
Het contact in stand ACC of AAN
*staat.
*Wanneer de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt, kan het
stuurwiel worden versteld, ongeacht de
stand van het contact.
Automatisch wegkantelen en
terugkeren (indien aanwezig)
Wanneer het contact UIT wordt gezet,
wordt het stuurwiel automatisch versteld
zodat de bestuurder gemakkelijk in of uit
de auto kan stappen.
Als het contact in stand ACC of AAN
wordt gezet, keert het stuurwiel terug
naar de oorspronkelijke positie.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
127
4
Voordat u gaat rijden
Page 130 of 530

Automatische verstelling van de
stuurwielpositie (indien aanwezig)
Met het ergonomisch geheugen kan een
gewenste stuurwielpositie in het
geheugen worden opgeslagen en
automatisch worden opgeroepen.
(→Blz. 122)
Power Easy Access-systeem (indien
aanwezig)
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel
worden automatisch versteld in
overeenstemming met de stand van het
contact en de toestand van de
veiligheidsgordel van de bestuurder.
(→Blz. 122)
Na het afstellen van het stuurwiel
(handmatig verstelbaar stuurwiel)
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed
vergrendeld is.
De claxon klinkt mogelijk niet als het
stuurwiel niet goed is vergrendeld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 428)
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het
rijden. Anders kunt u de macht over het
stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel
(handmatig verstelbaar stuurwiel)
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed
vergrendeld is. Anders kan het
stuurwiel plotseling bewegen,
waardoor een ongeval kan ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.Claxonneren
Druk op of vlak bij het symbool
.
4.4.2 Binnenspiegel*
*Indien aanwezig
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de
binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding achter
het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
128
Page 131 of 530

WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het
rijden. Hierdoor kunt u de macht over
het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt
automatisch gereduceerd op basis van de
helderheid van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
Schakel de automatische
antiverblindingsstand in/uit
Wanneer de automatische
antiverblindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
A.De
functie wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te
schakelen. (Het controlelampje
Agaat
ook uit.)
Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
4.4.3 Digitale binnenspiegel*
*Indien aanwezig
De digitale binnenspiegel is een systeem
dat gebruikmaakt van een camera op de
achterzijde van de auto. Het beeld van die
camera wordt weergegeven op het
display van de digitale binnenspiegel.
De digitale binnenspiegel kan met behulp
van de hendel worden gewijzigd tussen
de modus voor de optische spiegel en de
modus voor de digitale spiegel.
Dankzij de digitale binnenspiegel kan de
bestuurder het beeld achter de auto zien,
ondanks obstakels, zoals hoofdsteunen of
bagage. Ook worden de achterstoelen
niet weergegeven en wordt de privacy
van de passagiers verbeterd.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Voordat u de digitale binnenspiegel
gebruikt
• Stel de spiegel af voordat u gaat
rijden. (→Blz. 131)
– Wijzig de modus naar de modus
voor de optische spiegel en stel de
positie van de digitale
binnenspiegel zo af dat het gebied
achter uw auto goed te zien is.
– Wijzig de modus naar de modus
voor de digitale spiegel en wijzig
de display-instellingen.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
129
4
Voordat u gaat rijden
Page 132 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het bereik van het beeld dat wordt
weergegeven door de digitale
binnenspiegel verschilt van dat van
de optische spiegel. Controleer
daarom dit verschil vóór het rijden.
Systeemonderdelen
AControlelampje camera
Geeft aan dat de camera normaal
werkt.
BDisplayzone icoon
Geeft iconen, afstellingsmeters, enz.
weer. (→Blz. 131)
CSelectietoets
Druk hierop om de instelling van het
item dat u wilt instellen te wijzigen.
DMenutoets
Druk hierop om de displayzone voor
iconen weer te geven en het item te
selecteren dat u wilt instellen.
EHendel
Bedien de hendel om te schakelen
tussen de modus voor de digitale
spiegel en de modus voor de optische
spiegel.
Wijzigen van de modus
Bedien de hendel om te schakelen tussen
de modus voor de digitale spiegel en de
modus voor de optische spiegel.1. Modus digitale spiegel
Geeft een beeld weer van het gebied
achter de auto.
gaat branden in deze modus.
2. Modus optische spiegel
Hiermee wordt het display van de
digitale binnenspiegel uitgeschakeld,
waardoor de spiegel kan worden
gebruikt als optische spiegel.
Werkingsvoorwaarde modus digitale
spiegel
Het contact wordt AAN gezet. Wanneer
het contact van AAN naar UIT of in stand
ACC wordt gezet, verdwijnt het beeld na
enkele seconden.
Bij gebruik van de digitale
binnenspiegel in de modus digitale
spiegel
• Als het weergegeven beeld achter niet
goed te zien is als gevolg van water of
stof op de camera, bedien dan de
camerasproeier achter (→blz. 175).
Als het weergegeven beeld nog steeds
niet goed te zien is, schakel dan over
naar de modus optische spiegel.
• Als het weergegeven beeld moeilijk te
zien is doordat licht reflecteert op de
digitale binnenspiegel, de camera vuil
is of doordat u last hebt van de lichten
van een achterligger of het
weergegeven beeld, schakel dan over
naar de modus optische spiegel.
• Als de achterklep is geopend, wordt
het beeld van de digitale
binnenspiegel mogelijk niet goed
weergegeven. Controleer voor het
rijden of de achterklep is gesloten.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
130
Page 133 of 530

• Als het display moeilijk te zien is door
gereflecteerd licht, sluit dan het
elektrisch bedienbare zonnescherm
van het panoramadak (indien
aanwezig).
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen bij het rijden in het
donker, zoals 's nachts. Geen van deze
verschijnselen duidt op een storing.
– De kleuren van de objecten in het
weergegeven beeld verschillen
mogelijk van de daadwerkelijke
kleuren.
– Afhankelijk van de hoogte van de
lichten van de achterligger, wordt
het gebied rondom de auto wit en
wazig weergegeven.
– Automatische aanpassing van het
beeld voor een helder
omgevingsbeeld kan flikkeringen
veroorzaken.
Als het weergegeven beeld moeilijk te
zien is of als u last hebt van
flikkeringen, schakel dan over naar de
modus optische spiegel.
• De digitale binnenspiegel wordt
mogelijk heet wanneer de modus
digitale spiegel is ingeschakeld. Dit
duidt niet op een storing.
• Afhankelijk van uw fysieke conditie of
leeftijd duurt het mogelijk langer dan
gebruikelijk om op het weergegeven
beeld te focussen. Schakel in dit geval
over naar de modus optische spiegel.
• Laat passagiers tijdens het rijden niet
naar het weergegeven beeld staren,
omdat ze anders wagenziek kunnen
worden.
Wanneer een storing in het systeem
optreedt
Als het in de afbeelding weergegeven
symbool wordt weergegeven bij het
gebruik van de digitale binnenspiegel in
de modus digitale spiegel, is er mogelijk
een storing in het systeem aanwezig.
Het symbool verdwijnt na een paar
seconden. Bedien de hendel, schakel
over naar de modus optische spiegel enlaat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Afstellen van de spiegel
Afstellen van de hoogte van de spiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding achter
het stuur.
Schakel de modus optische spiegel in en
stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
Display-instellingen (modus digitale
spiegel)
De instellingen van het display in de
modus digitale spiegel kunnen worden
gewijzigd.
1. Druk op de menutoets.
De iconen worden weergegeven.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
131
4
Voordat u gaat rijden
Page 134 of 530

2. Druk herhaaldelijk op de menutoets
en selecteer het item dat u wilt
instellen.
3. Druk op
ofom de
instelling te wijzigen.
De iconen verdwijnen als gedurende
ten minste 5 seconden geen toets
wordt bediend.
Iconen Instellingen
Hiermee kunt u de helderheid
van het display afstellen.
Hiermee kunt u het weerge-
geven gebied omhoog/
omlaag verplaatsen.
Hiermee kunt u het weerge-
geven gebied naar links/
rechts verplaatsen.
Hiermee kunt u de hoek van
het weergegeven beeld af-
stellen.
Hiermee kunt u op de weerge-
geven afbeelding inzoomen/
uitzoomen.
Hiermee kunt u de automati-
sche antiverblindingsstand
in-/uitschakelen.
*
De hoeveelheid gereflecteerd
licht wordt automatisch aan-
gepast op basis van de helder-
heid van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
De automatische antiverblin-
dingsstand wordt iedere keer
wanneer het contact AAN
wordt gezet ingeschakeld.
*Dit is een functie voor de modus
optische spiegel. De instelling kanechter ook worden gewijzigd terwijl
de modus digitale spiegel in gebruik
is.
In-/uitschakelen van de automatische
antiverblindingsstand (modus optische
spiegel)
De automatische antiverblindingsstand
in de modus optische spiegel kan worden
in-/uitgeschakeld. De instelling kan
worden gewijzigd in zowel de modus
digitale spiegel als de modus optische
spiegel.
Bij gebruik van de modus digitale spiegel
→Blz. 131
Bij gebruik van de modus optische spiegel
1. Druk op de menutoets.
De iconen worden weergegeven.
2. Druk op
ofom de
automatische antiverblindingsstand
in te schakelen (ON)/uit te schakelen
(OFF).
De iconen verdwijnen als gedurende
ten minste 5 seconden geen toets
wordt bediend.
Instellen van het display (modus
digitale spiegel)
• Als het weergegeven beeld is
ingesteld, lijkt het mogelijk vervormd.
Dit duidt niet op een storing.
• Als de helderheid van de digitale
binnenspiegel te hoog is ingesteld,
kunnen uw ogen vermoeid raken. Stel
de digitale binnenspiegel in op een
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
132
Page 135 of 530

geschikte helderheid. Als uw ogen
vermoeid raken, schakel dan over naar
de modus optische spiegel.
• De helderheid van de digitale binnenspiegel wordt automatisch
aangepast overeenkomstig de
helderheid van het gebied voor uw
auto.
Voorkomen van storingen in de
lichtsensoren
Raak de lichtsensoren niet aan en bedek
ze niet, om te voorkomen dat er
storingen in ontstaan.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden
• Verstel de digitale binnenspiegel niet tijdens het rijden en pas ook de
display-instellingen niet aan. Breng
de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoetsen van de digitale
binnenspiegel. Als u dat niet doet,
kunt u een stuurfout maken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
• Let altijd op de omgeving van de auto.
Het formaat van de voertuigen en
andere objecten lijkt mogelijk anders
in de modus digitale spiegel en de
modus optische spiegel. Let bij het
achteruitrijden rechtstreeks op de
WAARSCHUWING!(Vervolg)
veiligheid van het gebied rondom de
auto, met name achter de auto.
Bovendien lijkt de omgeving
mogelijk schemerig wanneer een
voertuig in het donker, zoals 's
nachts, van achteren nadert.
Oorzaken van brand voorkomen
Als de bestuurder de digitale
binnenspiegel blijft gebruiken terwijl er
rook of een brandlucht uit de spiegel
komt, kan dit brand tot gevolg hebben.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Schoonmaken van de digitale
binnenspiegel
Schoonmaken van het spiegeloppervlak
Als het spiegeloppervlak vuil is, is het
beeld op het display mogelijk moeilijk te
zien.
Reinig het spiegeloppervlak voorzichtig
met een zachte, droge doek.
Schoonmaken van de camera
Als de cameralens vuil is of bedekt is met
verontreinigingen, zoals waterdruppels,
sneeuw en modder, is het weergegeven
beeld mogelijk niet duidelijk. Spoel in dat
geval de cameralens af met een grote
hoeveelheid water en veeg hem
vervolgens schoon met een zachte, met
water bevochtigde doek.
Vuil op de cameralens kan worden
verwijderd met behulp van de speciale
camerareinigingssproeier. (→Blz. 175)
De camera
De camera van de digitale binnenspiegel
bevindt zich op de in de afbeelding
aangegeven plaats.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
133
4
Voordat u gaat rijden
Page 136 of 530

Camera reinigen met sproeiervloeistof
• Mogelijk is het beeld van achter de
auto niet goed te zien als gevolg van
sproeiervloeistof die op de camera is
gesproeid bij het wassen van de
camera. Houd bij het rijden rekening
met de omgevingsomstandigheden.
• Als na het reinigen sproeiervloeistof
op het oppervlak van de cameralens
achterblijft, is het beeld van achter de
auto mogelijk 's nachts niet goed
zichtbaar als gevolg van de hoogte of
de hellingshoek van de koplampen
van de achterligger. Schakel in dat
geval over naar de modus optische
spiegel.
• In sommige gevallen is de camera ook
na het reinigen niet helemaal schoon
geworden. Spoel in dergelijke gevallen
de camera met een ruime hoeveelheid
water af en veeg de waterdruppels
weg met een zachte, met water
bevochtigde doek.
• Reflecterende zaken, zoals water,
sneeuw, enz. die zich in de buurt van
de camera bevinden kunnen er niet
worden afgewassen wanneer er bij het
reinigen van de camera
sproeiervloeistof op de cameralens
wordt gesproeid.
OPMERKING
Voorkomen van storingen in de
digitale binnenspiegel
• Gebruik geen reinigingsmiddelen,
zoals thinner, wasbenzine of alcohol
om de spiegel te reinigen. Deze
kunnen ervoor zorgen dat het
OPMERKING(Vervolg)
spiegeloppervlak verkleurt, veroudert
of beschadigd raakt.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de spiegel. Anders kan schade aan
de spiegel of brand het gevolg zijn.
• Verwijder, demonteer of wijzig de
spiegel niet.
Voorkomen van storingen in de camera
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht, anders
werkt de digitale binnenspiegel
mogelijk niet goed.
– Sla niet tegen de camera en
onderwerp deze niet aan hevige
schokken, omdat dit de
montagepositie en de hoek van de
camera kan veranderen.
– Verwijder, demonteer of wijzig de
camera niet.
– Als u de camera wilt schoonmaken,
spoel hem dan af met veel water en
veeg hem vervolgens schoon met
een zachte, met water bevochtigde
doek. Wrijf niet te hard over de
cameralens, anders kunnen er
krassen op komen en kan er geen
helder beeld meer worden
weergegeven.
– Zorg ervoor dat er geen organische
oplosmiddelen, autowas,
ruitenreiniger of ruitencoating op
de lenskap terechtkomt. Verwijder
dergelijke stoffen zo snel mogelijk
als dit gebeurt.
– Gebruik geen heet water op de
camera bij koud weer, aangezien de
plotselinge wisseling van
temperatuur ertoe kan leiden dat de
camera niet goed meer werkt.
– Spuit bij het wassen van de auto
met een hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op de camera en het
omliggende gebied. Anders werkt
de camera mogelijk niet goed meer.
• Stel de camera niet bloot aan een
krachtige schok, omdat anders een
storing kan optreden. Laat, als dit
gebeurt, de auto zo snel mogelijk
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
134