Page 313 of 530

1. Ontgrendelen met de mechanische
sleutel
2. Vergrendelen met de mechanische
sleutel
Verlichting dashboardkastje
De verlichting van het dashboardkastje
gaat branden als de achterlichten
branden.
Hoofdschakelaar openingssysteem
achterklep
In het dashboardkastje bevindt zich de
hoofdschakelaar van het
openingssysteem van de achterklep.
(→Blz. 116)
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij
plotseling remmen of uitwijken kan letsel
ontstaan doordat een inzittende wordt
geraakt door het open dashboardkastje of
door items in het dashboardkastje.
Bekerhouders
VoorAchter (auto's zonder stoelverwarming
achter)
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
Achter (auto's met stoelverwarming achter)
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
WAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in de
bekerhouder mogen worden
geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders
dan bekers of blikjes. Er mogen geen
ongeschikte voorwerpen in de
bekerhouders worden opgeborgen,
ook niet als het deksel is gesloten.
Andere voorwerpen kunnen bij een
ongeval of plotseling remmen uit de
bekerhouders worden geslingerd en
letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk
warme dranken af om verbranding te
voorkomen.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
311
6
Voorzieningen in het interieur
Page 314 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Indien niet in gebruik
Houd de bekerhouders gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval
of plotseling remmen letsel oplopen.
Consolevak
Druk op een van de knoppen om het
consolevak te openen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het consolevak gesloten. Anders
kunt u in geval van een ongeval of
plotseling remmen letsel oplopen.
Pasjeshouders
Extra opbergvakken
Dak (auto's zonder elektrisch bedienbaar
zonnescherm)
Druk het extra opbergvak in en laat het
vervolgens los. Dit opbergvak is handig voor het tijdelijk
opbergen van kleine voorwerpen.
Achterstoel (auto's met stoelverwarming
achter)
Klap de armsteun naar beneden, druk op
de knop en til het deksel op om het te
openen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het extra opbergvak tijdens het
rijden gesloten. Bij een ongeval of
plotseling remmen kan de inhoud eruit
vallen en dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
Voorwerpen die niet geschikt zijn om
op te bergen (dak)
Berg geen voorwerpen op die zwaarder
zijn dan 0,2 kg. Zwaardere voorwerpen
kunnen ervoor zorgen dat het extra
opbergvak opengaat, waardoor het
voorwerp naar buiten kan vallen en
letsel kan veroorzaken.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
312
Page 315 of 530
6.3.2 Voorzieningen
bagageruimte
Bagageruimtematten
Afdekplaten zijkant
Til de afdekplaten aan de zijkant op en
verwijder ze.
Bagageruimtemat
1. Trek de haak omhoog om de
bagageruimtemat op te klappen.
2. Til de bagageruimtemat op totdat hij
in de haak klikt.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de haak
van de bagageruimtemat
Hang geen boodschappentas of iets
dergelijks aan de haak.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan onder de
bagagemat worden opgeborgen.
Afhankelijk van de afmeting en vorm van
een object, zoals een
gevarendriehoekdoos, kan het object
mogelijk niet worden vastgezet met de
sjorbanden of worden opgeborgen in een
extra opbergvak.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
313
6
Voorzieningen in het interieur
Page 316 of 530

6.4 Gebruik van de overige
voorzieningen in het
interieur
6.4.1 Elektrisch bedienbaar
zonnescherm*
*Indien aanwezig
Gebruik de schakelaars in de dakconsole
voor het bedienen van het elektrisch
bedienbare zonnescherm.
Bedienen van het elektrisch bedienbare
zonnescherm
1. Openen
*
2. Sluiten*
*
Druk lichtjes op één van de schakelaars
om het elektrisch bedienbare
zonnescherm in een tussenstand te
stoppen.
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
kan worden gebruikt wanneer:
Het contact AAN staat.
Klembeveiliging voor het elektrisch
bedienbare zonnescherm
• Als tijdens het sluiten van het
elektrisch bedienbare zonnescherm
een object bekneld raakt tussen het
zonnescherm en het frame, stopt de
beweging van het zonnescherm en
wordt het zonnescherm weer iets
geopend.
• Wanneer de klembeveiliging heeft
gewerkt, zal het elektrisch bedienbare
zonnescherm niet in de sluitrichtingbewegen, zelfs niet als de zijde CLOSE
van de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, totdat het zonnescherm
volledig de andere richting op is
bewogen.
• Het elektrisch bedienbare
zonnescherm beweegt mogelijk in de
andere richting als het zonnescherm
aan schokken wordt blootgesteld als
gevolg van de omgevings- of
rijomstandigheden.
Als het elektrisch bedienbare
zonnescherm niet normaal sluit
Voer de onderstaande
initialisatieprocedure uit.
1. Zet het contact AAN.
2. Houd de zijde CLOSE van de
schakelaar ingedrukt.
Het schuifdak sluit totdat het bijna
volledig is gesloten en stopt dan.
Vervolgens beweegt het in de
openingsrichting en sluit het daarna
volledig.
Als de schakelaar niet op het juiste
moment wordt losgelaten, moet de
procedure helemaal opnieuw worden
uitgevoerd.
Als het automatisch openen en sluiten
ook na het uitvoeren van bovenstaande
procedures niet normaal werkt, laat dan
uw auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
314
Page 317 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Openen en sluiten van het elektrisch
bedienbare zonnescherm
• Controleer of geen van de
inzittenden een lichaamsdeel naar
buiten steekt dat bekneld zou
kunnen raken als het zonnescherm
bediend wordt.
• Laat het zonnescherm niet bedienen
door kinderen. Het bekneld raken
tussen het frame en het
zonnescherm kan dodelijk of ernstig
letsel veroorzaken.
Klembeveiliging
• Gebruik geen lichaamsdelen om de
klembeveiliging opzettelijk te
activeren.
• Het is mogelijk dat de
klembeveiliging niet meer werkt als
het zonnescherm bijna gesloten is.
Ook is de klembeveiliging niet
ontworpen om te werken terwijl de
schakelaar wordt ingedrukt. Let erop
dat uw vingers, enz. niet bekneld
raken.
Voorkomen van brandwonden en
letsel
Raak het gedeelte tussen de onderzijde
van het panoramadak en het elektrisch
bedienbare zonnescherm niet aan.
Anders kan uw hand bekneld raken en
kunt u letsel oplopen. Ook kan de
onderzijde van het panoramadak heet
worden en brandwonden veroorzaken
als de auto gedurende langere tijd
wordt blootgesteld aan direct zonlicht.
6.4.2 Overige voorzieningen in
het interieur
USB-laadaansluitingen type C
De USB-laadaansluitingen type C worden
gebruikt om externe apparaten bij 5 V van
3 A aan stroom te voorzien. De
USB-laadaansluitingen type C zijn
uitsluitend bedoeld voor opladen. Ze zijn
niet ontworpen voor het overbrengen
van gegevens of andere doeleinden.
Afhankelijk van het draagbare apparaat
wordt er mogelijk niet goed opgeladen.
Raadpleeg de handleiding van het
apparaat voordat u de laadaansluiting
gebruikt. Raadpleeg voor informatie over
USB type A de handleiding voor het
multimediasysteem.
Gebruik van de USB-laadaansluitingen
type C
In het consolevak
Open het consolevak.
Achterzijde van het consolevak
Open de klep.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
315
6
Voorzieningen in het interieur
Page 318 of 530

De USB-laadaansluitingen type C
kunnen worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Situaties waarin de USB-
laadaansluitingen type C mogelijk niet
goed werken
• Als er een apparaat dat meer dan 3 A
bij 5 V verbruikt, wordt aangesloten
• Als er een apparaat dat is ontworpen
voor communicatie met een pc, zoals
een USB-geheugen, wordt
aangesloten
• Als het aangesloten externe apparaat
wordt uitgeschakeld (afhankelijk van
het apparaat)
• Als de temperatuur in de auto hoog is,
bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan
Over aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe
apparaat wordt het opladen mogelijk
een enkele keer onderbroken en
vervolgens weer gestart. Dit duidt niet
op een storing.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
USB-laadaansluitingen type C
• Steek geen vreemde voorwerpen in de
aansluitingen.
• Mors geen water of andere
vloeistoffen in de aansluitingen.
• Sluit de klepjes als de USB-
laadaansluitingen type C niet worden
gebruikt. Vreemde voorwerpen of
vloeistoffen die in een aansluiting
terechtkomen, kunnen kortsluiting
veroorzaken.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de USB-laadaansluitingen type C en
stel ze niet bloot aan hevige
schokken.
• Demonteer of wijzig de
USB-laadaansluitingen type C niet.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van schade aan externe
apparaten
• Laat externe apparaten niet achter in
de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor het
externe apparaat beschadigd kan
raken.
• Druk niet op een extern apparaat of de
kabel ervan en oefen er geen
onnodige druk op uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen type
C niet gedurende lange tijd wanneer het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat opladen
door een standaard Wireless Qi-lader die
compatibel is met draagbare apparaten,
bijvoorbeeld smartphones en accu's voor
mobiele telefoons, op het laadgebied te
plaatsen overeenkomstig de
voorschriften van het Wireless Power
Consortium.
Deze functie kan niet worden gebruikt
met draagbare apparaten die groter zijn
dan het laadgebied. Ook werkt de functie
mogelijk niet normaal, afhankelijk van het
draagbare apparaat. Lees de handleiding
van de te gebruiken draagbare apparaten.
Symbool “Qi”
Het symbool “Qi” is een handelsmerk van
het Wireless Power Consortium.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
316
Page 319 of 530

Namen van alle onderdelen
AVoedingsschakelaar
BWerkingsindicator
COplaadvak
DLaadgebied*
*
Compatibele draagbare apparaten en
draadloze laders hebben een laadspoel.
De laadspoel in de draadloze lader kan
binnen het laadgebied rondom het
midden van het oplaadvak bewegen.
Wanneer de laadspoel in een draagbaar
apparaat in het laadgebied wordt
gesignaleerd, beweegt de spoel van de
lader in de richting van de andere spoel
en wordt het laden gestart. Als de
laadspoel in het draagbare apparaat uit
het laadgebied wordt gehaald, wordt het
laden automatisch gestopt. Bovendien
worden, als er 2 of meer draagbare
apparaten tegelijkertijd op het oplaadvak
worden geplaatst, mogelijk niet alle
laadspoelen gesignaleerd en is opladen
wellicht niet mogelijk.
Gebruik van de draadloze lader
1. Druk op de voedingsschakelaar van de
draadloze lader.
Wordt met iedere druk op de
voedingsschakelaar aan- en
uitgeschakeld.
Wanneer de schakelaar aan is, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.Ook wanneer het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld,
wordt de status aan/uit van de
voedingsschakelaar opgeslagen.
2. Plaats de laadzijde van het draagbare
apparaat naar beneden.
Plaats het draagbare apparaat
zodanig dat het zich in het midden
van het laadgebied bevindt met het
laadoppervlak naar de draadloze lader
gericht.
De laadspoel bevindt zich bij sommige
apparaten niet in het midden. Plaats
in dat geval het apparaat zodanig dat
de laadspoel zich in het midden van
het laadgebied bevindt.
Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats
dan het draagbare apparaat zo dicht
mogelijk bij het midden van het
laadgebied.
Als het laden niet wordt uitgevoerd,
brandt de werkingsindicator
langzaam afwisselend groen en oranje
en is er mogelijk herhaaldelijk een
werkingsgeluid van de laadspoel
hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
317
6
Voorzieningen in het interieur
Page 320 of 530

Oplaadfunctie
• Wanneer het laden is voltooid en na
een bepaalde tijd in de
onderbrekingsstatus, wordt het laden
hervat.
• Als het draagbare apparaat binnen het
laadgebied wordt verplaatst, kan de
verbinding met de laadspoel
wegvallen en wordt het laden
mogelijk tijdelijk onderbroken.
Wanneer echter een laadspoel in het
laadgebied wordt gesignaleerd,
beweegt de spoel van de lader zich in
de richting van de andere spoel en
wordt het laden hervat.
Voorwaarden voor verlichting van de
werkingsindicator
Werkingsindi-
catorVoorwaarden
UitschakelenWanneer de voeding
voor de draadloze lader
uit is
Groen (gaat
branden)In stand-by (status opla-
den mogelijk)
*1
Wanneer het laden is
voltooid*2
Oranje (gaat
branden)Wanneer het draagbare
apparaat op het laadge-
bied wordt geplaatst
(het draagbare apparaat
wordt gesignaleerd)
Laden
*1In stand-by levert de lader geen
vermogen. Als er in deze stand een
metalen voorwerp op het oplaadvak
wordt geplaatst, zal dit niet warm
worden.
*2Afhankelijk van het draagbare apparaat
kan het voorkomen dat de
werkingsindicator oranje blijft branden,
ook al is het laden voltooid.
• Als de werkingsindicator knippert
Als zich een fout voordoet, knippert de
werkingsindicator oranje. Los de fout op
basis van onderstaande tabellen op.
• Knippert eens per seconde
herhaaldelijk (oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
Fout in communica-
tie tussen auto en
lader.Als het brandstof-
celsysteem is inge-
schakeld, schakel
het dan uit en start
het brandstofcel-
systeem weer. Als
het contact in stand
ACC staat, start dan
het
brandstofcelsysteem.
• Knippert continu 3 keer herhaaldelijk
(oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
Er bevindt zich een
vreemde substantie
tussen het draag-
bare apparaat en
het laadgebied.Verwijder de
vreemde substan-
tie.
Het draagbare ap-
paraat is niet syn-
chroon doordat het
van het midden van
het laadgebied is
geschoven.Plaats het draag-
bare apparaat in het
midden van het
laadgebied. Als het
draagbare apparaat
bovendien is voor-
zien van een hoesje,
is het raadzaam dit
hoesje te
verwijderen.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
318