
OverzichtZoeken op afbeelding
1Veiligheid en
beveiligingZorg ervoor dat u dit leest (Belangrijkste onderwerpen:
kinderzitje, antidiefstalsysteem)
2Brandstofcelsys-
teemEigenschappen, voorzorgsmaatregelen, enz.
brandstofcel-elektrische auto
3Voertuigstatusin-
formatie en con-
trolelampjesLezen van rijgerelateerde informatie (Belangrijkste
onderwerpen: tellers, multi-informatiedisplay)
4Voordat u gaat
rijdenOpenen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen
vóór het rijden
5Rijden
Handelingen en adviezen die voor het rijden moeten worden opgevolgd
(Belangrijkste onderwerpen: starten van het brandstofcelsysteem,
tanken)
6Voorzieningen in
het interieurGebruik van de voorzieningen in het interieur (Belangrijkste onderwerpen:
airconditioning, opbergmogelijkheden)
7Onderhoud en
verzorgingDe zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures (Belangrijkste
onderwerpen: interieur en exterieur, lampen)
8Bij problemenInformatie over wat u moet doen bij een storing en noodgeval
(Belangrijkste onderwerpen: ontladen accu, lekke band)
9Voertuigspecifi-
catiesVoertuigspecificaties, systemen met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen (Belangrijkste onderwerpen: brandstof, olie,
bandenspanning)
IndexZoeken op symptoom/zoeken op alfabetische volgorde
MIRAI
PZ49X-9A561-NL
L/O 01/12/2022

5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....175
5.4Tanken ....................179
5.4.1 Openen van de tankdopklep....179
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................182
5.5.1 Toyota Safety Sense........182
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 186
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....197
5.5.4 RSA (Road Sign Assist).......207
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......212
5.5.6 BSM (Blind Spot Monitor)
*.....223
5.5.7 Toyota Parking Assist-sensor*. . 228
5.5.8 RCTA
(Rear Crossing Traffic Alert)
*...237
5.5.9 RCD (Rear Camera Detection)*. . 242
5.5.10 PKSB (Parking Support Brake)*. 246
5.5.11 Parking Support Brake-functie
(stilstaande objecten voor en achter
de auto/stilstaande objecten rond de
auto
*) ................251
5.5.12 Parking Support Brake-functie
(bewegende voertuigen achter de
auto)
*................254
5.5.13 Parking Support Brake-functie
(voetgangers achter de auto)
*. . 255
5.5.14 Toyota Teammate Advanced
Park
*.................257
5.5.15 Rijmodusselectieschakelaar . . . 282
5.5.16 SNOW-modus...........282
5.5.17 Ondersteunende systemen . . . 283
5.6 Rijtips.....................289
5.6.1Rijdenindewinter .........289
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........294
6.1.1 ALL AUTO-regeling
*........294
6.1.2 Automatische airconditioning . . 295
6.1.3 Automatische airconditioning
achter
*................302
6.1.4 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........304
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 307
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 307
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 310
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......310
6.3.2 Voorzieningen bagageruimte . . . 3136.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het
interieur ...................314
6.4.1 Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
*............314
6.4.2 Overige voorzieningen in het
interieur ...............315
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging.........332
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieurvanuwauto........332
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieurvanuwauto ........335
7.2 Onderhoud..................337
7.2.1 Onderhoud en reparatie......337
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......339
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........339
7.3.2 Motorkap...............340
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik....341
7.3.4 Ruimte brandstofcelmodule....342
7.3.512V-accu ...............346
7.3.6 Banden................348
7.3.7 Vervangen van een band......356
7.3.8 Bandenspanning..........359
7.3.9Velgen.................360
7.3.10 Interieurfilter............361
7.3.11 Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij...........363
7.3.12 Batterij elektronische sleutel . . 366
7.3.13 Controleren en vervangen van
zekeringen.............368
7.3.14 Lampen...............373
8.Bij problemen
8.1 Belangrijke informatie...........378
8.1.1 Alarmknipperlichten........378
8.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . 378
8.1.3 Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt.......379
8.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen................379
8.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept...............379
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....383
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9

CTellers blz. 88
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 88, blz. 89
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 84
Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden blz. 384
DSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 175
Gebruik blz. 175
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 346
Waarschuwingsmeldingen blz. 391
ESchakelaar alarmknipperlichten
blz. 378
FAudiosysteem*2
Airconditioning blz. 295
Gebruik blz. 295
GAirconditioning blz. 295
Gebruik blz. 295
Achterruitverwarming blz. 297
HHoofdschakelaar openingssysteem
achterklep blz. 116
ISelectiehendel blz. 156
Wijzigen van de schakelstand blz. 156
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 379
JStartknop blz. 150
Starten van het
brandstofcelsysteem/wijzigen van de
modi blz. 150
Noodstop van het
brandstofcelsysteem blz. 378
Als het brandstofcelsysteem niet kan
worden gestart blz. 406
Waarschuwingsmeldingen blz. 391
KSchakelaar stuurverstelling*1/
ontgrendelingshendel
stuurverstelling
*1Blz. 127
Verstellen blz. 127
Ergonomisch geheugen
*1blz. 122
LOntgrendelingshendel motorkap
blz. 340
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
Overzicht
11
Overzicht

AAirconditioning blz. 295
Gebruik blz. 295
Achterruitverwarming blz. 297
BAudiosysteem*1
Airconditioning blz. 295
Gebruik blz. 295
CSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 378
DRichtingaanwijzerschakelaar blz. 160
Lichtschakelaar blz. 166
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 166
AHS (Adaptive High
Beam-systeem)
*2blz. 168
AHB (Automatic High
Beam)
*2blz. 172
Mistachterlicht blz. 175
ETellers blz. 88
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 88, blz. 89
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 84
Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden blz. 384
FMulti-informatiedisplay blz. 90
Display blz. 90
Energiemonitor blz. 101
Wanneer een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven blz. 391
GSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 175
Gebruik blz. 175
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 346
Waarschuwingsmeldingen blz. 391
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 340
ISchakelaar stuurverstelling*2/
ontgrendelingshendel
stuurverstelling
*2Blz. 127
Verstellen blz. 127
Ergonomisch geheugen
*2blz. 122
JStartknop blz. 150
Starten van het
brandstofcelsysteem/wijzigen van de
modi blz. 150
Noodstop van het
brandstofcelsysteem blz. 378
Als het brandstofcelsysteem niet kan
worden gestart blz. 406
Waarschuwingsmeldingen blz. 391
KSelectiehendel blz. 156
Wijzigen van de schakelstand blz. 156
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 379
LHoofdschakelaar openingssysteem
achterklep blz. 116
*1Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
*2Indien aanwezig
Overzicht
16

Als “Hydrogen Leakage Detected Visit
Your Dealer” (Waterstoflekkage
gesignaleerd. Ga naar uw dealer) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er lekt mogelijk een kleine hoeveelheid
waterstofgas. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als “FCV Sys. OFF Due to Hydrogen
Leak Stop in Safe Place See Manual”
(brandstofcelsysteem UIT ten gevolge
van waterstoflekkage, stop op een
veilige plaats, zie handleiding) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
• Er lekt mogelijk waterstofgas. Als er
waterstofgas lekt of een andere
storing wordt gesignaleerd:→blz. 77
• De airconditioning wordt automatisch
uitgeschakeld.
Als de brandstof opraakt
Als de brandstof op is en het
brandstofcelsysteem niet kan worden
gestart, vul dan brandstof bij totdat het
waarschuwingslampje laag
brandstofniveau (→blz. 389) uitgaat
alvorens opnieuw te proberen te starten.
Als er te weinig brandstof is bijgevuld,
kan het systeem mogelijk niet worden
gestart.
Brandstofcelpakket
• Afhankelijk van de gebruiksomgeving
kan het uitgangsvermogen van de
brandstofcel gedurende de
levensduur van de auto afnemen. Dit
zal echter amper effect hebben op de
rijprestaties.
• In de volgende situaties neemt het
uitgangsvermogen van de
brandstofcel mogelijk sneller af dan bij
normaal rijden:
– Langdurig gebruik in gebieden met
grote hoeveelheden stof
– Langdurig gebruik in gebieden methoge concentraties zwavel (zoals
vulkanen of warmwaterbronnen)
– Langdurig gebruik in gebieden met
hoge concentraties van de volgende
stoffen:
Organische oplosmiddelen, zoals
verf en thinner
Aminehoudende materialen zoals
ammoniak
Chloorhoudende stoffen zoals
zoutaanslag en strooizout
– Er komt zout water terecht in het
luchtfilter Het verdient aanbeveling
het luchtfilter te vervangen en de
omliggende onderdelen te reinigen.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
– Het aantal keren dat het
brandstofcelsysteem is gestart en
gestopt is uitzonderlijk hoog
– Langdurig gebruik bij temperaturen
onder het vriespunt
– Er is vervuilde brandstof getankt die
niet voldoet aan de
ISO-14687-norm
Waterstoftanks
• De waterstoftanks zijn de
hogedrukopslagtanks die zijn gevuld
met gecomprimeerd waterstofgas. Er
kan worden getankt bij
waterstofstations.
• De waterstofgerelateerde onderdelen
(zoals de tanks en leidingen) hebben
een houdbaarheidsdatum die
wettelijk is vastgesteld. Auto's met
waterstofgerelateerde onderdelen
met een verstreken
houdbaarheidsdatum mogen niet
worden gebruikt. De
waterstofgerelateerde onderdelen
moeten worden vervangen door
nieuwe exemplaren als de
houdbaarheidsdatum is verstreken.
De houdbaarheidsdatum is
aangegeven aan de binnenzijde van
de tankdopklep, net als de uiterste
datum voor bijvullen. Neem contact
2.1 Brandstofcel-elektrische auto
73
2
Brandstofcelsysteem

Files
Herhaaldelijk accelereren en decelereren
en ook langdurig wachten bij
verkeerslichten veroorzaakt een hoger
brandstofverbruik. Raadpleeg de
verkeersberichten en vermijd files zo veel
mogelijk. Laat, als u in een file komt te
staan, het rempedaal geleidelijk opkomen
zodat de auto zachtjes vooruitrijdt en
vermijd overmatig gebruik van het
gaspedaal. Dit helpt het
brandstofverbruik te beperken.
Rijden met een hoog uitgangsvermogen
Een brandstofcel-elektrische auto
verbruikt net als een elektrische auto de
meeste brandstof bij rijden met een hoog
uitgangsvermogen, zoals op een steile
helling of met hoge snelheden. Matig de
rijsnelheid en houd een constante
snelheid aan.
Gebruik van de ECO-rijmodus
Bij gebruik van de ECO-rijmodus kan het
koppel dat correspondeert met de mate
waarin het gaspedaal wordt ingetrapt
geleidelijker worden afgegeven dan
onder normale omstandigheden.
Bovendien wordt de werking van de
airconditioning (verwarmen/koelen)
geminimaliseerd zodat er minder
brandstof verbruikt wordt. (→Blz. 282)
Airconditioning
• Maak alleen gebruik van de
airconditioning als dat nodig is. Dit
helpt het brandstofverbruik te
beperken. In de zomer: Gebruik bij
hoge temperaturen de
recirculatiemodus. Dit beperkt de
belasting van de airconditioning en
vermindert ook het
brandstofverbruik. In de winter:
Vermijd overmatig verwarmen.
Gebruik de stoelverwarming (indien
aanwezig) of stuurwielverwarming
(indien aanwezig) om de behoefte aan
het verwarmen van het interieur te
beperken (→blz. 304).• Door het gebruik van de ECO-modus
van de airconditioning wordt het
brandstofverbruik onder controle
gehouden, zelfs wanneer de
airconditioning is ingeschakeld.
(→Blz. 296)
Controle van bandenspanning
Controleer de bandenspanning
regelmatig. Een onjuiste bandenspanning
kan leiden tot een hoog
brandstofverbruik. Winterbanden kunnen
veel wrijving veroorzaken en kunnen, als
ze worden gebruikt op droge wegen, dus
ook een hoger verbruik veroorzaken.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het
seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
brandstofverbruik. Ook een groot
imperiaal leidt tot een hoger
brandstofverbruik.
2.1 Brandstofcel-elektrische auto
81
2
Brandstofcelsysteem

verlichting van het instrumentenpaneel
niet aangepast wanneer de achterlichten
worden ingeschakeld.
Brandstofmeter en actieradius
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de
tank aanwezig is
Actieradius
• Geeft de maximale rijafstand weer die
is berekend op basis van het
brandstofverbruik uit het verleden en
de resterende hoeveelheid brandstof.
• Als het airconditioningsysteem in
werking is, wordt
weergegeven
onder de actieradius en wordt de
actieradius met ingeschakeld
airconditioningsysteem weergegeven.
Wanneer het waarschuwingslampje
laag brandstofniveau gaat branden
Het waarschuwingslampje laag
brandstofniveau gaat branden
(→blz. 389) bij een laag brandstofniveau.
Tank in dat geval de auto bij.
Maximale rijafstand
• De werkelijke maximale rijafstand kan
afwijken door wijzigingen in het
brandstofverbruik en is afhankelijk
van de rijomgeving (weer, verkeer,
enz.) en het rijgedrag (plotselinge
acceleratie, airconditioning, enz.).
• De actieradius kan kleiner worden,
zelfs als er niet wordt gereden, door
energieverbruik door het systeem.
• De maximale rijafstand wordt in de
volgende gevallen weergegeven als
“--- km (--- mijl)”:
– Wanneer de resterende hoeveelheid
brandstof wordt berekend
(kortstondig).
– Wanneer de nog resterende
hoeveelheid brandstof E bereikt.
– Wanneer zich een storing voordoet
waarbij de maximale rijafstand niet
kan worden berekend.
3.1.3 Multi-informatiedisplay
Het multi-informatiedisplay wordt
gebruikt om informatie met betrekking
tot het brandstofverbruik en
verschillende soorten rijgerelateerde
informatie weer te geven. Het
multi-informatiedisplay kan ook worden
gebruikt voor het wijzigen van de
display-instellingen en andere
instellingen.
Informatie op display
De onderstaande informatie wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
AInformatie ondersteunend systeem
Geeft een afbeelding weer wanneer
de onderstaande systemen in
werking zijn en een ander
menu-icoon dan
wordt
geselecteerd:
• LTA (Lane Tracing Assist)
(→blz. 197)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 212)
• RSA (Road Sign Assist) (→blz. 207)
BInformatiedisplayzone
Er kunnen verschillende soorten
informatie worden weergegeven door
een menu-icoon te selecteren.
Daarnaast kunnen in bepaalde
situaties pop-updisplays met
waarschuwingen of suggesties/tips
worden weergegeven.
CMenu-iconen (→blz. 91)
3.1 Instrumentenpaneel
90

WAARSCHUWING!(Vervolg)
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Stel de camera voor niet bloot aan
sterke schokken.
• Wijzig de montagepositie of -richting
van de camera voor niet en verwijder
de camera niet.
• Haal de camera voor niet uit elkaar.
• Wijzig geen onderdelen van de auto
rond de camera voor (binnenspiegel,
enz.) of het dak.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen accessoires die de
camera voor kunnen hinderen op de
motorkap, de grille of de voorbumper.
Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg er als een surfplank of een ander
lang voorwerp op het dak moet
worden geplaatst voor dat de camera
voor er niet door wordt gehinderd.
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen of andere lichten aan.
Verklaring
→Blz. 493
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de rui-
tenwissers en de airco (→blz. 296).
Als de temperatuur rondom de camera voor
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staatAls de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het ge-
deelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij be-
paalde typen zonnescherm door het zonlicht
dat door het oppervlak ervan wordt gereflec-
teerd de temperatuur van de camera voor ex-
treem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omgeving
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte
rondom te camera voor op te warmen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
185
5
Rijden