
6. Verwijder de filterhouder.
7. Verwijder het interieurfilter uit de
filterhouder en vervang het.
Plaats het filter en de filterhouder met
de aanduiding
UP naar boven
gericht.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.
Interieurfilter met
luchtreinigingsfunctie
Als er geurstoffen in uw auto zijn
geplaatst, kan de luchtreinigingsfunctie
in korte tijd aanzienlijk achteruit gaan. Als
er constant een airconditioninglucht te
ruiken is, moet het interieurfilter worden
vervangen.
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter
aanwezig is. Als de airconditioning
zonder filter gebruikt wordt, kan het
systeem beschadigd raken.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
7.3.11 Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij
Controleer, om een hoger
brandstofverbruik te voorkomen, de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij periodiek op
verontreinigingen. Als “Maintenance
Required for Traction Battery Cooling
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
363
7
Onderhoud en verzorging

4. Draai het sleepoog stevig vast met
behulp van een schroevendraaier of
een stevige metalen stang.
5. Maak de kabel of de ketting goed vast
aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet
beschadigt.
6. Stap in de weg te slepen auto en start
het brandstofcelsysteem.
Als het brandstofcelsysteem niet
start, zet dan het contact AAN.
7. Selecteer stand N en deactiveer de
parkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(→Blz. 161)
Tijdens het slepen
Als het brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld, werken de rem- en
stuurbekrachtiging niet. Hierdoor zullen
het remmen en sturen veel zwaarder gaan
dan normaal.
Wielmoersleutel
U kunt een wielmoersleutel aanschaffen
bij een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vóór het vervoeren of slepen van de
auto wanneer het vriest
Bedien de functie voor afvoer van water.
Anders kan het brandstofcelsysteem
bevriezen en kan de auto mogelijk niet
worden gestart. (→Blz. 166)8.2.2 Als u denkt dat er iets mis
is
Als u een van de volgende verschijnselen
opmerkt, moet uw auto mogelijk worden
afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
• Sporen van lekkage onder de auto. (Na
gebruik van de airconditioning is
waterlekkage normaal.)
• Banden die er te zacht uit zien of die
ongelijkmatig versleten zijn
• Het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat
knipperen of branden.
Hoorbare symptomen
• Het lekken van waterstofgas is
hoorbaar. (→Blz. 77)
• Overmatig piepende banden bij het
nemen van een bocht
• Vreemde geluiden die kennelijk in
verband staan met de bewegingen
van de wielophanging
• Andere geluiden met betrekking tot
het brandstofcelsysteem
Merkbare symptomen
• Stotteren of onregelmatig draaien
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• De auto trekt tijdens het remmen
sterk naar één kant
• De auto trekt sterk naar één kant,
terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke
weg
• Teruglopende remwerking, sponzig
gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer
kan worden ingetrapt
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
383
8
Bij problemen

OPMERKING
Koelvloeistof brandstofcelpakket
Voor het brandstofcelpakket wordt een
unieke koelvloeistof gebruikt. Er kan
schade ontstaan wanneer er water of
een ander soort koelvloeistof wordt
gebruikt. Gebruik dus nooit andere
soorten vloeistof. Neem, als het
koelvloeistofniveau van het
brandstofcelpakket laag is, direct
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Correctieprocedures
Als het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden of
knipperen
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, schakel de airconditioning
uit en schakel vervolgens het
brandstofcelsysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het
brandstofcelsysteem voldoende is
afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
AElektrische koelventilator
BRadiateur koelsysteem
brandstofcelpakket
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau van het
brandstofcelpakket is correct als het
zich tussen de streepjes MAX en MIN
bevindt.
AKoelvloeistofreservoir
brandstofcelpakket
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
Als het koelvloeistofniveau van het
brandstofcelpakket laag is: Neem
direct contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
417
8
Bij problemen

Als het koelvloeistofniveau van het
brandstofcelpakket niet lage is: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vul zelfs wanneer het
koelvloeistofniveau in het
brandstofcelpakket laag is geen
koelvloeistof bij.
Als het waarschuwingslampje
oververhitting brandstofcelsysteem gaat
branden
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, schakel de airconditioning
uit en schakel vervolgens het
brandstofcelsysteem uit.
2. Als er stoom te zien is of als er
koelvloeistof lekt: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is of als er
geen koelvloeistof lekt: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het
brandstofcelsysteem is afgekoeld de
slangen en het radiateurblok
(radiateur) op sporen van lekkage.
AElektrische koelventilator
BRadiateur koelsysteem inverter
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het inverterkoelvloeistofniveau is
correct als het zich tussen de
streepjes MAX en MIN bevindt.
AKoelvloeistofreservoir inverter
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig inverterkoelvloeistof
bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
inverterkoelvloeistof bij de hand hebt.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
418

6. Schakel het brandstofcelsysteem en
de airconditioning in en controleer of
de koelventilator van de radiateur
draait en of er geen koelvloeistof lekt
uit de radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de
airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer
of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er
luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning nog
een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet bij
temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de koelventilator niet draait: Zet
het brandstofcelsysteem onmiddellijk
uit en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de koelventilator draait: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij controles in de motorruimte van
uw auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel, zoals brandwonden, tot gevolg
hebben.
•
Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen. De
ruimte van de brandstofcelmodule kan
zeer heet zijn.
• Zelfs als het brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld, kan de koelventilator
plotseling beginnen te bewegen.
Houd uw handen en kleding,
gereedschap en andere voorwerpen
uit de buurt van de draaiende
ventilator. Als uw vingers,
kledingstukken of gereedschappen
ertussen komen, kan ernstig letsel
het gevolg zijn.
• Draai de dop van het
koelvloeistofreservoir of de
radiateurdop niet los als het
brandstofcelsysteem en de radiateur
heet zijn. Er kan hete stoom of
koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bij het bijvullen van
inverterkoelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het
brandstofcelsysteem voldoende is
afgekoeld. Het te snel bijvullen van
inverterkoelvloeistof bij een heet
brandstofcelsysteem kan schade aan het
brandstofcelsysteem veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan
het koelsysteem
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Zorg dat de koelvloeistof niet
verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met
zand of stof ).
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
419
8
Bij problemen

FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
“Preferred exit direction”
(voorkeursrichting voor weg-
rijden) (haaks inparkeren)“Right” (rechts) “Left” (links) O — —
“Preferred exit direction”
(voorkeursrichting voor weg-
rijden) (fileparkeren)“Left” (links) “Right” (rechts) O — —
“Camera view when parking”
(camerabeeld bij parkeren)“Normal” (nor-
maal)Breed O — —
“Camera view when exiting”
(camerabeeld bij verlaten
parkeervak)Breed“Normal” (nor-
maal)O——
“Parking path adjustment”
(aanpassen parkeerkoers)0 (midden)-3 (naar binnen)
tot +3 (naar bui-
ten)O——
“Road width adjustment”
(instellen breedte weg)“Normal” (nor-
maal)“Slightly narrow”
(enigszins nor-
maal)O——
Smal O — —
“Park position adjustment
(forward)” (instellen parkeer-
positie vooruit)0 (midden)-3 (achteruit) tot
+3 (vooruit)O——
“Park position adjustment
(reverse)” (instellen parkeer-
positie achteruit)0 (midden)-3 (achteruit) tot
+3 (vooruit)O——
“Rear accessory setting” (in-
stellen accessoire achter)Uit10 cm
O—— 20 cm
30 cm
40 cm
“Clear registered parking
space” (wissen geregistreerd
parkeervak)——O——
*Indien aanwezig
Airconditioning (→blz. 295)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de
toets AUTO gekoppelde recir-
culatiemodusAan Uit O — O
Automatische bediening air-
coschakelaarAan Uit O — O
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
437
9
Voertuigspecificaties

Antidiefstalsysteem
Alarm*..................61
Antidiefstallabels*...........66
Bedienen van het systeem......60
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........61
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........61
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor (indien aanwezig) . . .63
Startblokkering.............60
Supervergrendeling*
.........61
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam)*
...172
AHS
(Adaptive High Beam-systeem)*
.168
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........175
Bedieningsinstructies.....166 , 175
Extended Headlight Lighting. . . .168
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht..........171 , 174
Het Adaptive High Beam-systeem
activeren................169
Inschakelen van de Automatic High
Beam..................172
Inschakelen van het grootlicht . . .168
Lichtschakelaar............166
Mistachterlicht............175
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .175
Systeemfuncties...........169
Wijzigen van de ruststand van de
ruitenwissers voor/optillen van de
ruitenwissers voor..........178
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........378
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........379
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .378
Bedieningsinstructies........378
De auto tot stilstand brengen . . .378
Brandstofcel-elektrische auto
Airconditioning.............81
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem . .70
Bagage..................81Bedienen van het gaspedaal/
rempedaal................80
Bij het remmen.............80
Brandstofcelsysteem.........70
Brandstof tanken............70
Controle van bandenspanning....81
Eigenschappen brandstofcel-
elektrische auto............68
Files....................81
Gebruik van de ECO-rijmodus....81
Gebruik van de indicator van het
brandstofcelsysteem.........80
Onderdelen brandstofcel-elektrische
auto....................68
Rijden met de auto...........69
Rijden met een hoog
uitgangsvermogen...........81
Systeemonderdelen..........71
Tips voor rijden met een
brandstofcel-elektrische auto....80
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen..............79
Ventilatieopeningen tractiebatterij .80
Voorzorgsmaatregelen brandstofcel-
elektrische auto's............71
Waarschuwingsmelding
brandstofcel...............79
Favoriete instellingen
“My settings” (mijn instellingen). .142
Opgeslagen functies.........142
Types authenticatie-apparaten . .142
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Aircobedieningsscherm.......300
Aircobedieningsscherm achter . .301
ALL AUTO-regeling*
.........294
Automatische airconditioning . . .295
Automatische airconditioning
achter*
.................302
Bedieningsinstructies........304
Bedieningspaneel airconditioning.295
Bedieningspaneel airconditioning
achter..................303
Bediening van elk systeem.....294
Gebruik van de automatische
modus.................298
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........299
Trefwoordenlijst
521
Trefwoordenlijst