Page 185 of 498

parkeerrem gedurende ongeveer
15 seconden branden. Dit is normaal
en duidt niet op een storing.
Bij een storing in de
parkeerremschakelaar
De automatische modus (automatisch
activeren en deactiveren parkeerrem)
wordt automatisch ingeschakeld.
Parkeren van de auto
→Blz. 158
Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto
wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “Parking Brake ON”
(parkeerrem geactiveerd) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden
→Blz. 365
Gebruik in de winter
→Blz. 272
WAARSCHUWING!
Bij het parkeren
Laat een kind niet alleen in de auto
achter. De parkeerrem kan onbedoeld
worden gedeactiveerd waardoor de
auto in beweging kan komen, hetgeen
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Parkeerremschakelaar
Plaats geen objecten in de buurt van de
parkeerremschakelaar. Objecten
kunnen de schakelaar hinderen en er
mogelijk toe leiden dat de parkeerrem
onverwachts wordt bediend.
OPMERKING
Bij het parkeren
Zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem voordat u de
auto verlaat en controleer of de auto
niet beweegt.
Wanneer een storing in het systeem
optreedt
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de
waarschuwingsmeldingen.
Wanneer de parkeerrem niet
gedeactiveerd kan worden door een
storing
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd, kunnen de onderdelen van
het remsysteem oververhit raken,
waardoor de remprestaties in negatieve
zin kunnen worden beïnvloed en de
onderdelen van het remsysteem sneller
slijten.
Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.6 Brake Hold
Het Brake Hold-systeem houdt na
activering de remmen vast wanneer de
selectiehendel in stand D, S of N staat en
het rempedaal ingetrapt werd om de auto
tot stilstand te brengen. Het systeem laat
de rem los wanneer het gaspedaal
ingetrapt wordt en de selectiehendel in
stand D of S staat om zo voor soepel
wegrijden te zorgen.
4.2 Rijprocedures
183
4
Rijden
Page 186 of 498

Inschakelen van het systeem
Activeert het Brake Hold-systeem
Het controlelampje voor de
stand-bystand van het Brake
Hold-systeem (groen)
Agaat branden.
Als het systeem de remmen vasthoudt,
gaat het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking (geel)
Bbranden.
Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
• De parkeerrem wordt geactiveerd.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake
Hold-systeem is ingeschakeld, wordt het
systeem uitgeschakeld en gaat het
controlelampje voor de stand-bystand
van het Brake Hold-systeem uit.
Wanneer een van deze omstandigheden
zich voordoet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeftvastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 181)
Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
4.2 Rijprocedures
184
Page 187 of 498

hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren. Ga
naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 370
WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
auto in een dergelijke situatie mogelijk
niet stilhouden.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 186) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld. (Als het contact AAN
staat.)
4.2 Rijprocedures
185
4
Rijden
Page 188 of 498

2.De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
3.
De koplampen en alle hierboven
genoemde lichten gaan branden.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
ofstaat: De koplampen en
mistlampen voor worden automatisch
uitgeschakeld wanneer het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.• Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: De koplampen en alle
verlichting worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar eenmaal in de stand
en daarna weer in de standof.
Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
ofstaat terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Wanneer het contact AAN wordt gezet,
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu uitgeschakeld. Onder de
volgende omstandigheden wordt de
energiebesparende functie van de
12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 415)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
186
Page 189 of 498

Inschakelen van het grootlicht
1. Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2. Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet, de
hendel naar u toe en laat hem los terwijl de
lichtschakelaar in de stand
staat.
Trek de hendel naar u toe en laat hem
weer los om de verlichting uit te
schakelen.Draaiknop koplampverstelling
De koplamphoogte kan worden
afgestemd op het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading.
1. Verhogen van de koplamphoogte
2. Verlagen van de koplamphoogte
Aanwijzing voor instellen van de
koplamphoogte
Auto's zonder ergonomisch geheugen
Aantal inzittenden en
hoeveelheid bagage
Stand knop
InzittendenHoeveelheid
bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder
en voorpas-
sagierGeen 0
Bestuurder,
voorpassa-
gier en ach-
terste zit-
plaatsen
bezetGeen 1
Alle zitplaat-
sen bezetGeen 2
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale
belading3
BestuurderMaximale
belading4
Auto's met ergonomisch geheugen
Aantal inzittenden en
hoeveelheid bagage
Stand knop
InzittendenHoeveelheid
bagage
Bestuurder Geen 0
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
187
4
Rijden
Page 190 of 498

Aantal inzittenden en
hoeveelheid bagage
Stand knop
InzittendenHoeveelheid
bagage
Bestuurder
en voorpas-
sagierGeen 0
Bestuurder,
voorpassa-
gier en ach-
terste zit-
plaatsen
bezetGeen 1
Alle zitplaat-
sen bezetGeen 2
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale
belading2,5
BestuurderMaximale
belading3,5
4.3.2 Automatic High Beam
Het Automatic High Beam-systeem
gebruikt een camerasensor aan de
bovenzijde van de voorruit om de
helderheid van de verlichting van
tegenliggers en voorliggers,
straatverlichting, enz. te beoordelen en
schakelt, indien nodig, het grootlicht
automatisch in en uit.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig en houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van de Automatic High
Beam
1. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.2.
Duw de hendel van u af terwijl de licht-
schakelaar in de standofstaat.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
het systeem werkt.
Voorwaarden voor het automatisch in-
en uitschakelen van het grootlicht
•
Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht
automatisch ingeschakeld (na ongeveer
1 seconde):
– De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h
of hoger.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
– Er zijn geen tegenliggers of
voorliggers met ingeschakelde
koplampen of achterlichten.
– Er bevinden zich weinig
straatlantaarns op de weg voor u.
•
Als aan een van onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, wordt het grootlicht
automatisch uitgeschakeld:
– Het gebied voor de auto is verlicht.
– Tegenliggers of voorliggers hebben
de koplampen of achterlichten
ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
188
Page 191 of 498

– Er bevinden zich veel
straatlantaarns op de weg voor u.
Informatie werking camerasensor
• In de volgende situaties wordt het
grootlicht mogelijk niet automatisch
uitgeschakeld:
– Als plotseling een tegenligger uit
een bocht opdoemt
– Als plotseling een andere auto voor
de eigen auto invoegt
– Als tegenliggers of voorliggers niet
kunnen worden gesignaleerd als
gevolg van een reeks bochten,
wegafscheidingen of bomen langs
de weg
– Wanneer tegenliggers opdoemen in
de rechter tegemoetkomende
rijstrook op een brede weg
– Wanneer de verlichting van
tegenliggers of voorliggers niet is
ingeschakeld
• Het grootlicht wordt mogelijk
uitgeschakeld als een tegenligger
wordt gesignaleerd die zijn
mistlampen aan heeft terwijl de
koplampen uit zijn.
• Door de aanwezigheid van
huisverlichting, straatverlichting,
verkeerslichten of verlichte billboards
en andere reflecterende objecten
wordt mogelijk geschakeld van
grootlicht naar dimlicht of blijft het
dimlicht mogelijk ingeschakeld.
• De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het
in- of uitschakelen van het grootlicht:
– De helderheid van koplampen,
mistlampen en achterlichten van
tegenliggers en voorliggers
– De beweging en richting van
tegenliggers en voorliggers
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger slechts
aan één kant werkt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage in de auto
• Het grootlicht wordt mogelijk
onverwacht in- of uitgeschakeld.
• Fietsen of vergelijkbare voertuigen
worden mogelijk niet gesignaleerd.
• In de volgende situaties kan het
systeem de helderheid van het
omgevingslicht mogelijk niet juist
signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of gaat
het grootlicht knipperen of worden
voetgangers, tegenliggers of
voorliggers verblind. Als dat het geval
is, moet handmatig geschakeld
worden tussen grootlicht en dimlicht.
– Bij rijden in slecht weer (zware
regenval, mist, sneeuw,
zandstormen, enz.)
– Als het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door damp, wasem, ijs,
vuil, enz.
– Als de voorruit gebarsten of
beschadigd is
– Als de camerasensor vervormd of
vuil is
– Als de temperatuur van de
camerasensor extreem hoog is
– Als de helderheid van het
omgevingslicht overeenkomt met
die van koplampen, achterlichten of
mistlampen
– Als de koplampen of achterlichten
van tegenliggers of voorliggers zijn
uitgeschakeld, vuil zijn, een andere
kleur hebben of niet correct zijn
afgesteld
– Als de auto wordt geraakt door
water, sneeuw, stof, enz. van een
voorligger
– In gebieden waar lichte en donkere
stukken elkaar afwisselen.
– Als geregeld en herhaaldelijk over
stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een
slecht of oneffen wegdek (zoals
klinkerwegen, grindwegen, enz.)
– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
189
4
Rijden
Page 192 of 498

– Als er zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een verkeersbord of
spiegel, voor de auto bevindt
– Als de achterzijde van een voorlig-
ger sterk spiegelend is, zoals een
container op een truck
– Als de koplampen van de auto
beschadigd of vuil zijn, of niet
correct zijn afgesteld
– Als de auto naar één kant overhelt
door bijvoorbeeld een lekke band, of
aan de achterzijde wat lager ligt
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld, enz.
– Als herhaaldelijk op een abnormale
manier wordt geschakeld tussen
grootlicht en dimlicht
–
Als de bestuurder meent dat het
grootlicht mogelijk knippert of voet-
gangers of andere bestuurders
verblindt
–Als de auto wordt gebruikt in een
gebied waar men aan de andere kant
van de weg rijdt, bijvoorbeeld een auto
bestemd voor rechtsrijdend verkeer in
een gebied voor linksrijdend verkeer
of vice versa
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke stand.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Duw de hendel van u af om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.Grootlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat
branden.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.
4.3.3 Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitstekend
zicht bij ongunstige rijomstandigheden,
zoals bij regen of mist.
Bedieningsinstructies
1.
Schakelt de mistlampen voor en
de mistachterlichten uit
2.
Schakelt de mistlampen voor in
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
190