Page 385 of 498

5. Verwijder alle wielmoeren en het wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen op
de velg te voorkomen.
Als het reservewiel niet kan worden
neergelaten
Als het reservewiel niet kan worden
neergelaten, is het mogelijk niet goed
opgeborgen. Ga als volgt te werk:
1. Draai de klembout van het reservewiel
definitief vast door de krikslinger
rechtsom te draaien tot u twee keer
een klik hoort en de krikslinger
overspringt.2. Draai de krikslinger linksom om het
reservewiel neer te laten.
Als het reservewiel nog steeds niet
kan worden neergelaten, probeer dan
nogmaals de klembout van het
reservewiel definitief vast te draaien
door de krikslinger rechtsom te
draaien. Draai hem vervolgens
tenminste 2 slagen linksom om het
reservewiel neer te laten.
Als het reservewiel nog steeds niet kan
worden neergelaten, is de draadkabel
mogelijk gebroken. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Vervangen van wiel met een lekke
band
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen niet aan direct nadat
met de auto is gereden. Nadat met
de auto is gereden, zijn de wielen en
het gedeelte rond de remmen
mogelijk zeer heet. Wanneer u deze
delen tijdens het verwisselen van
een wiel, enz. met uw handen,
voeten of andere lichaamsdelen
aanraakt, kan dit leiden tot
brandwonden.
• Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregelen kan ertoe
leiden dat de wielmoeren losraken,
waardoor het wiel van de auto af kan
lopen, wat kan leiden tot dodelijk of
ernstig letsel.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
383
7
Bij problemen
Page 386 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
–Breng nooit olie of vet aan op de
wielbouten of -moeren. Door het
gebruik van olie of vet worden de
wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of
de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat
kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
Verwijder olie of vet van de
wielbouten of wielmoeren.
– Laat zo spoedig mogelijk na het
vervangen van een wiel de moeren
met een aanhaalmoment van
103 Nm(10,5 kgm, 76 ftlbf )
vastzetten.
– Gebruik bij het aanbrengen van een
wiel uitsluitend wielmoeren die
speciaal zijn ontworpen voor het
desbetreffende wiel.
–
Bij gescheurde of vervormde bouten,
schroefdraad van moeren of
boutgaten van het wiel, dient de auto
te worden gecontroleerd door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Plaats een beschadigde wieldop niet
opnieuw, omdat deze tijdens het
rijden los kan raken.
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
– Probeer de wieldop niet met de
hand te verwijderen. Neem
voldoende voorzichtigheid in acht
om letsel te voorkomen.
– Laat het reservewiel helemaal op de
grond zakken alvorens het onder de
auto vandaan te verwijderen.
Vervangen van een lekke band bij
auto's met een elektrisch bedienbare
achterklep
Schakel de hoofdschakelaar van de
elektrisch bedienbare achterklep uit
wanneer u banden gaat vervangen o.i.d.
(→blz. 415). Als u dit niet doet, kan de
WAARSCHUWING!(Vervolg)
achterklep onbedoeld in werking treden
als de schakelaar elektrisch bedienbare
achterklep per ongeluk wordt
aangeraakt, waardoor lichaamsdelen
bekneld kunnen raken en letsel kan
optreden.
Plaatsen van het reservewiel
1. Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het contactvlak
van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kunnen
tijdens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
2. Plaats het reservewiel en draai de
wielmoeren met de hand allemaal
ongeveer even ver op de wielbout.
Draai de wielmoeren vast totdat de
sluitringen contact maken met de
velg.
AVelg
BSproeiers
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
384
Page 387 of 498
3. Laat de auto zakken.
4. Draai iedere moer twee of drie keer aan in de volgorde die in de afbeeldingis aangeven.
Aanhaalmoment: 103 Nm(10,5 kgm, 76 ftlbf )
WAARSCHUWING!
Opbergen van een lekke band
Als u de beschreven stappen van het opbergen van het wiel niet uitvoert,kan de reservewieldrager beschadigdraken waardoor u het wiel kuntverliezen en een ongeval kuntveroorzaken, waardoor dodelijk ofernstig letsel kan ontstaan.
Berg de lekke band, de krikslinger en
het gereedschap op
1. Verwijder de naafdop door deze vanaf de achterzijde uit de velg te drukken.
Raak de naafdop niet kwijt.
2. Plaats het wiel rechtop tegen de bumper, met de binnenzijde naar u toegericht. Voer het hijsgedeelteCende houderBdoor de opening in hetwiel.
3. Druk de secundaire grendelAvolledig in en plaat de houderBop het hijsgedeelteC.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
385
7
Bij problemen
Page 388 of 498

4.Leg het wiel op de grond met de buiten-
zijde (ventielzijde) omhoog gericht.
5. Controleer voor het omhoog brengen
van het wiel of het hijsgedeelte
loodrecht op de wielkast staat.
(Probeer het wiel recht onder de auto
te plaatsen, in de buurt waar de
draadkabel hangt.)
AVentieldopje
6. Draai met behulp van de krikslinger en
het hulpstuk de klembout van het wiel
vast door hem rechtsom te draaien tot
het wiel zich in de juiste positie
bevindt en u twee keer een klik hoort
wanneer de krikslinger overspringt.
7. Controleer of het na het vastdraaien
niet loszit:1. Probeer het wiel heen en weer te
bewegen
2. Probeer het wiel rond te draaien
Controleer visueel of het wiel niet
achter onderdelen eromheen is
blijven steken. Als het wiel loszit of
verkeerd is bevestigd, herhaal dan
stap2t/m7.
8. Herhaal stap7als het wiel omlaag is
gekomen of is bewogen.
9. Berg de krik en het gereedschap op.
Het compacte reservewiel (auto's met
compact reservewiel)
• Op de band van het compacte
reservewiel staat aan de zijkant de
aanduiding TEMPORARY USE ONLY
(alleen voor tijdelijk gebruik). Gebruik
het compacte reservewiel alleen
tijdelijk en alleen in noodgevallen.
• Controleer de bandenspanning van
het compacte reservewiel.
(→Blz. 411)
Bij gebruik van het compacte
reservewiel (auto's met compact
reservewiel)
Het compacte reservewiel is niet
voorzien van een
bandenspanningssensor en -zender,
waardoor een te lage bandenspanning
hiervan niet wordt aangegeven door het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Verder zal, als u het compacte
reservewiel monteert nadat het
waarschuwingslampje voor een lage
bandenspanning is gaan branden, dit
lampje blijven branden.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel (auto's met compact
reservewiel)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
386
Page 389 of 498
Als uw auto een lekke voorband krijgt
op een weg die bedekt is met sneeuw
of ijs (auto's met een compact
reservewiel)
Vervang een van de achterwielen van de
auto door het compacte reservewiel.
Voer onderstaande stappen uit en
monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen:
1. Vervang het wiel links of rechts achter
door het compacte reservewiel.
2. Vervang het wiel met de lekke
voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
3. Monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
387
7
Bij problemen
Page 390 of 498
Verklaring voor de krik
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
388
Page 391 of 498
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
389
7
Bij problemen
Page 392 of 498

WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het compacte
reservewiel (auto's met compact
reservewiel)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel (auto's met compact
reservewiel)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC
–TRC
– EPS
– VDIM
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– Automatic High Beam
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– PKSB (Parking Support Brake)
(indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– BSM (Blind Spot Monitor)
– RCTA
– Navigatiesysteem (indien aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bovendien kan het onderstaande syste-
em niet volledig worden gebruikt, maar
worden mogelijk ook de onderdelen van
de aandrijflijn negatief beïnvloed:
– E-Four
Snelheidslimiet bij gebruik van het
compacte reservewiel (auto's met
compact reservewiel)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij hard
remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is (auto's met compact reservewiel)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (auto's met
compact reservewiel)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
390