Page 89 of 498

EWeergave doorslippen van
aangedreven wielen
Wanneer een band doorslipt, wijzigt
het icoon ervan op het display van
kleur en gaat het knipperen.
*Dit item wordt alleen weergegeven
wanneer de rijmodus is ingesteld op de
sportmodus.
Status veiligheidssysteem
In- of uitschakelen van de volgende
systemen:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
• BSM (Blind Spot Monitor) (→blz. 236)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(→blz. 248)
Bandenspanning
• Nadat het contact AAN is gezet, kan
het enkele minuten duren voordat de
bandenspanning wordt weergegeven.
Het kan ook enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt
weergegeven nadat de banden op
spanning zijn gebracht.
• Mogelijk wordt er “---” weergegeven
als de positie van de banden niet kan
worden vastgesteld als gevolg van een
slechte ontvangst van radiogolven.
• De bandenspanning verandert met de
temperatuur. De weergegeven
waarden kunnen verschillen van de
waarden die met andere
bandenspanningmeters worden
gemeten.
Weergave instellingen (
)
Wijzigen van instellingen
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel.
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u aan uw persoonlijke
voorkeur wilt aanpassen.
3. Houd
ingedrukt of druk erop.
De beschikbare instellingen verschillen
afhankelijk van of
wordt ingedrukt of
ingedrukt wordt gehouden. Volg de
instructies op het display.
In te stellen onderwerpen
•
LTA (Lane Tracing Assist)
(→blz. 211)
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Lane Center” (mid. rijstrook)
Hiermee kunt u de Lane
Centering-functie in- of
uitschakelen.
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing instellen.
– “Sway Warning” (uitzw. waarsch.)
Hiermee kunt u de waarschuwing
voor slingeren in- of uitschakelen.
– “Sway Sensitivity” (gevoel. uitzw.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing voor slingeren
instellen.
•
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
Druk op
om het Pre-Crash
Safety-systeem in of uit te schakelen.
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
aan/uit
Hiermee kunt u het Pre-Collision-
systeem in- of uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van het volgende
onderwerp te wijzigen:
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u het
waarschuwingstijdstip van het
Pre-Crash Safety-systeem wijzigen.
2.1 Instrumentenpaneel
87
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 90 of 498

•DRCC (Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik)
(→blz. 220)
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Curve Speed Reduction” (verlaging
bochtensnelheid) (→blz. 226)
Hiermee kunt u de mate van
verlagen van de bochtensnelheid
instellen.
– “DRCC(RSA)” (indien aanwezig)
(→blz. 228)
Druk op
om de Dynamic Radar
Cruise Control met Road Sign Assist
in of uit te schakelen.
•
BSM (Blind Spot Monitor)
(→blz. 236)
Druk op
om de Blind Spot
Monitor-functie in of uit te schakelen.
– BSM (Blind Spot Monitor) aan/uit
Hiermee kunt u de Blind Spot
Monitor-functie in- of uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Brightness” (helderheid)
Hiermee kunt u de helderheid van
de indicatoren in de buitenspiegels
wijzigen. (→Blz. 236)
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de timing van de
waarschuwing voor een naderend
voertuig wijzigen.
•
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(→blz. 248)
Druk op
om de RCTA in of uit te
schakelen.
– RCTA aan/uit
Hiermee kunt u de RCTA in- of
uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van het volgende
onderwerp te wijzigen:
– “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
RCTA-zoemer wijzigen.•
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 231)
Druk op
om de Road Sign Assist in
of uit te schakelen.
– RSA (Road Sign Assist) aan/uit
Hiermee kunt u de Road Sign Assist
in- of uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Notification Method”
(meldingsmethode)
Hiermee kunt u elke
meldingsmethode die wordt
gebruikt om de bestuurder te
waarschuwen wanneer het systeem
een te hoge snelheid, een
verkeersbord voor een inhaalverbod
of een verkeersbord voor verboden
in te rijden signaleert, wijzigen.
– “Notification Level” (drempelw.
meld.)
Hiermee kunt u elk meldingsniveau
dat wordt gebruikt om de
bestuurder te waarschuwen
wanneer het systeem een
verkeersbord met een
snelheidslimiet signaleert, wijzigen.
Voertuiginstellingen
Houd
ingedrukt om de instellingen
van de volgende onderwerpen te
wijzigen:
• TPWS
(bandenspanningswaarschuwingssysteem)
(→blz. 331)
– “Set Pressure” (stel
bandenspanning in) (initialisatie
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Hiermee kan het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
worden geïnitialiseerd.
–
“Change Wheel” (wielen wijzigen)
(registreer de identificatiecodes van
het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Hiermee kunt u de identificatiecodes
van de bandenspanningssensoren
registreren in het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
2.1 Instrumentenpaneel
88
Page 91 of 498

• “Rear Seat Reminder”
(herinneringsfunctie achterstoel)
Hiermee kunt u de
herinneringsfunctie voor de
achterstoel in- of uitschakelen.
Instellingen instrumentenpaneel
Houdingedrukt om de instellingen van
de volgende onderwerpen te wijzigen:
• Language (taal)
Hiermee kan de weergegeven taal
worden gewijzigd.
• Eenheden
Hiermee kunnen de weergegeven
meeteenheden worden gewijzigd.
•
EV-controlelampje (→blz. 175)
Hiermee kunt u de werking van het
EV-controlelampje in- of uitschakelen.
• Weergave snelheidsmeter (digitale
snelheid)
Hiermee kan de weergave van de snel-
heidsmeter worden in- of uitgeschakeld.
• Gadgetinhoud
Hiermee kunt u de weergave van een
gadget wijzigen.
• Type brandstofverbruik
Hiermee kunt u de weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik en een
onderwerp dat wordt weergegeven
als gadget wijzigen.
• Pop-updisplay
Hiermee kunt u pop-updisplays voor elk
relevant systeem in- of uitschakelen.
• Multi-informatiedisplay uit
Er wordt een leeg scherm
weergegeven.
• Standaardinstelling
Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset
naar de standaardinstelling.
Voertuigfuncties en instellingen die u
kunt wijzigen
→Blz. 415Achtergrondkleur van de displayzone
van de controlelampjes/schakelstand
De achtergrondkleur van de displayzone
van de controlelampjes/schakelstand
wijzigt als volgt, afhankelijk van de
rijmodus (→blz. 262):
• ECO-modus: blauw
• Sportmodus: rood
Onderbreking van de weergave van de
instellingen
• Bepaalde instellingen kunnen niet
gewijzigd worden tijdens het rijden.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand voordat u instellingen
wijzigt.
• Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven, kan het
instelscherm tijdelijk niet worden
bediend.
Pop-updisplays
Afhankelijk van het pop-updisplay wordt
het onderwerp dat op dat moment
wordt weergegeven in de displayzone
voor meldingen, mogelijk tijdelijk niet
weergegeven. Het onderwerp wordt
weergegeven zodra het pop-updisplay
niet meer wordt weergegeven.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing bij het instellen van
het display
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie,
aangezien het hybridesysteem tijdens
het instellen van het display moet
draaien. In een afgesloten ruimte, zoals
een garage, kunnen uitlaatgassen die
het schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
2.1 Instrumentenpaneel
89
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 92 of 498

OPMERKING
Tijdens het instellen van het display
Zorg ervoor dat het hybridesysteem
draait tijdens het instellen van het
display om te voorkomen dat de
12V-accu leeg raakt.
Weergave waarschuwingsmelding
(
)
Hiermee kunnen
waarschuwingsmeldingen en te nemen
maatregelen worden weergegeven als
een storing wordt gesignaleerd.
(→Blz. 373)
Suggestiefunctie
Hiermee worden suggesties voor de
bestuurder weergegeven in de
onderstaande situaties. U kunt een
reactie op de weergegeven suggestie
selecteren met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Suggestie om de koplampen uit te
schakelen
Als de koplampen gedurende een
bepaalde tijd ingeschakeld blijven terwijl
de lichtschakelaar in de stand AUTO staat
nadat het contact UIT is gezet, wordt er
een melding van de suggestiefunctie
weergegeven met de vraag of u de
koplampen wilt uitschakelen.
Selecteer “Yes” ( ja) om de koplampen uit
te schakelen.
Als het bestuurdersportier wordt
geopend nadat het contact UIT is gezet,
wordt deze melding van de
suggestiefunctie niet weergegeven.Suggestie om de elektrisch bedienbare
ruiten te sluiten (gekoppeld aan de
werking van de ruitenwissers)
Als de ruitenwissers worden bediend
terwijl een of meer elektrisch bedienbare
ruiten zijn geopend, verschijnt een
melding van de suggestiefunctie met de
vraag of u de elektrisch bedienbare ruiten
wilt sluiten.
Selecteer “Yes” ( ja) om alle elektrisch
bedienbare ruiten te sluiten.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 415)
2.1.5 Multi-informatiedisplay
(12,3 inch display)
Weergave
ADisplayzone inhoud
Door menu-iconen te selecteren op
het multi-informatiedisplay kunnen
verschillende soorten rijgerelateerde
informatie worden weergegeven. Het
multi-informatiedisplay kan ook
worden gebruikt voor het wijzigen
van de display-instellingen en andere
voertuiginstellingen.
Daarnaast worden in bepaalde situaties
pop-updisplays met waarschuwingen of
tips weergegeven.
2.1 Instrumentenpaneel
90
Page 93 of 498

BDisplayzone status ondersteunend
systeem
Geeft een verkleinde weergave weer
van de status van het
ondersteunende systeem als dit niet
is geselecteerd voor weergave op het
multi-informatiedisplay terwijl een
van de volgende systemen is
ingeschakeld:
LCD-scherm
→Blz. 80
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
• Wanneer u het multi-
informatiedisplay tijdens het rijden
bedient, let dan extra goed op de
veiligheid rondom de auto.
• Kijk tijdens het rijden niet
voortdurend op het multi-
informatiedisplay, aangezien u
anders voetgangers, objecten op de
weg, enz. over het hoofd kunt zien.
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
→Blz. 80
Wijzigen van de weergave van het
instrumentenpaneel
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel
Het multi-informatiedisplay wordt
bediend met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel.
A/: Multi-informatiedisplay
selecteren
/: Wijzigen van de
weergegeven informatie,
omhoog/omlaag door het scherm
scrollen en de cursor omhoog/omlaag
bewegen
BIndrukken: Invoeren/instellen
Ingedrukt houden: Resetten/
weergeven van de aan de
persoonlijke voorkeur aanpasbaar
items
CTerugkeren naar het vorige scherm
DWeergeven van verzonden/
ontvangen oproepen en
oproepgeschiedenis
Wanneer het handsfree-systeem is
aangesloten, worden de verzonden en
ontvangen oproepen weergegeven.
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem voor meer informatie
over het handsfree-systeem.
Wijzigen van pagina's op het
instrumentenpaneel
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de pagina op het
instrumentenpaneel te wijzigen.
2.1 Instrumentenpaneel
91
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 94 of 498

Inhoud van multi-informatiedisplay
(midden)
Informatie op display
• Weergave informatie ondersteunend
systeem
• Instellingen
• Waarschuwingsmelding (→blz. 373)
Wijzigen van inhoud op een pagina
Selecteer de gewenste inhoud op het
display voor de instellingsmodus van de
pagina.
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om een pagina te
selecteren.
2. Houd
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
ingedrukt om het bewerken van een
pagina in te schakelen.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om een display
te selecteren dat u wilt wijzigen.
4.
Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om inhoud te
selecteren.
5.Druk opals het instellen is voltooid.
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 211)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 220)
Instellingen
De instellingen van het display op het
instrumentenpaneel kunnen worden
gewijzigd via
.• Language (taal)
Hiermee kan de weergegeven taal
worden gewijzigd.
• Units (eenheden)
Hiermee kunnen de weergegeven
meeteenheden worden gewijzigd.
• Meter Type (type
instrumentenpaneel)
Hiermee kan het type
instrumentenpaneel worden
gewijzigd.
• Meter Style (stijl instrumentenpaneel)
Hiermee kan de stijl van het
instrumentenpaneel worden
gewijzigd.
• Dial Type (type meter)
1 dial (1 meter): Hiermee kan de
weergave van de snelheidsmeter of
hybridesysteemindicator worden
gewijzigd.
• EV indicator (EV-controlelampje)
Hiermee kunt u de werking van het
EV-controlelampje in- of
uitschakelen.
• Fuel Economy (brandstofverbruik)
Hiermee kunt u de weergave van het
brandstofverbruik instellen.
• Hybrid System (hybridesysteem)
Hiermee kunt u de weergave van de
zone ECO-acceleratie instellen.
• Drive Info Items (rij-informatie-items)
Hiermee kunt u de weergave van de
rij-informatie wijzigen.
• TRIP A/B Items (items TELLER A/B)
Hiermee kunt u de weergave van de
rij-informatie van TELLER A/B
wijzigen.
• Pop-up display (pop-updisplay)
Hiermee kunt u pop-updisplays voor
elk relevant systeem in- of
uitschakelen.
• Default settings
(standaardinstellingen)
2.1 Instrumentenpaneel
92
Page 95 of 498

Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset
naar de standaardinstelling.
Inhoud van multi-informatiedisplay
(zijkant)
Informatie op display (zijkant)
• Brandstofverbruik
• Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score”
• Weergave informatie ondersteunend
systeem
• Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
• Rij-informatie
• Rij-informatie van teller A/B
• Energiemonitor (→blz. 102)
• Bandenspanning (→blz. 331)
• AWD-regeling
Wijzigen van items die aan de zijkant van
het multi-informatiedisplay moet
worden weergegeven. (→Blz. 93)
Wijzigen van inhoud op een pagina
→Blz. 92
Wijzigen van inhoud die aan de zijkant
van het multi-informatiedisplay moet
worden weergegeven
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om een pagina te
selecteren.
2. Houd
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
ingedrukt om het bewerken van een
pagina in te schakelen.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de zijde van
het multi-informatiedisplay te
selecteren die u wilt wijzigen.4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel voor de zijde
waar
wordt weergegeven om naar
een scherm met een lijst met
informatie te gaan waarop bij elk item
kan worden aangegeven of het moet
worden weergegeven/niet moet
worden weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om informatie te
selecteren en selecteer
om het
item al dan niet weer te geven.
Brandstofverbruik
Gebruik de weergegeven waarden slechts
ter referentie.
AActueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik
weer.
BGemiddeld brandstofverbruik
De weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik kan worden gereset in
.(→Blz. 92)
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds
starten)
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik weer sinds het
starten van het hybridesysteem.
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds
resetten)
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik weer sinds het
resetten van het display.
2.1 Instrumentenpaneel
93
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 96 of 498

Houdvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
ingedrukt om de weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik te
resetten.
Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score”
ABegeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal
BEco Score
• Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal
AEco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden.
BPower-gebied
Geeft aan dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
CHuidige bediening gaspedaal
Weergegeven als een groene balk in
het Eco-gebied.
Milieuvriendelijk accelereren kanworden gerealiseerd door de
weergave van de bediening van het
gaspedaal binnen het gebied te
houden dat wordt aangegeven met
de blauwe balk. (→Blz. 159)
DZone ECO-acceleratie
Weergegeven als een blauwe balk die
staat voor een geschat passend
werkingsbereik voor het gaspedaal
voor de actuele rijomstandigheden,
zoals wegrijden vanuit stilstand of
rijden met constante snelheid.
Dit display wijzigt overeenkomstig de
situatie, zoals bij het wegrijden vanuit
stilstand of rijden met constante
snelheid.
• Eco Score
De volgende 3 Eco-rijmethoden worden
geëvalueerd op 5 niveaus: soepel
wegrijden vanuit stilstand, rijden zonder
plotselinge acceleratie en soepel tot
stilstand komen. Bij stilstaande auto
wordt er een Eco-score van maximaal
100 weergegeven.
AScore
BEco-status wegrijden vanuit stilstand
CEco-status rijden met constante
snelheid
DEco-status tot stilstand brengen
2.1 Instrumentenpaneel
94