Page 305 of 498

5.4 Gebruik van de overige
voorzieningen in het
interieur
5.4.1 Overige voorzieningen in
het interieur
USB-laadaansluitingen
De USB-laadaansluitingen worden
gebruikt om externe apparaten bij 5 V van
3 A aan stroom te voorzien. De
USB-laadaansluitingen zijn uitsluitend
bedoeld voor opladen. Ze zijn niet
ontworpen voor het overbrengen van
gegevens of andere doeleinden.
Afhankelijk van het draagbare apparaat
wordt er mogelijk niet goed opgeladen.
Raadpleeg de handleiding van het
apparaat voordat u de laadaansluiting
gebruikt.
Gebruik van de USB-laadaansluitingen
Op het instrumentenpaneel
Achterzijde van consolevak
Open de klep.De USB-laadaansluitingen kunnen
worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Situaties waarin de USB-laadaan-
sluitingen mogelijk niet goed werken
• Als er een apparaat dat meer dan 3 A
bij 5 V verbruikt, wordt aangesloten
•
Als er een apparaat dat is ontworpen
voor communicatie met een pc, zoals
een USB-geheugen, wordt aangesloten
• Als het aangesloten externe apparaat
wordt uitgeschakeld (afhankelijk van
het apparaat)
• Als de temperatuur in de auto hoog is,
bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan
Over aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe
apparaat wordt het opladen mogelijk
een enkele keer onderbroken en
vervolgens weer gestart. Dit duidt niet
op een storing.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
USB-laadaansluitingen
• Steek geen vreemde voorwerpen in de
aansluitingen.
• Mors geen water of andere
vloeistoffen in de aansluitingen.
•
Sluit de klepjes als de USB-
laadaansluitingen niet worden gebruikt.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die
in een aansluiting terechtkomen,
kunnen kortsluiting veroorzaken.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de USB-laadaansluitingen en stel ze
niet bloot aan hevige schokken.
• Demonteer of wijzig de
USB-laadaansluitingen niet.
Voorkomen van schade aan externe
apparaten
•
Laat externe apparaten niet achter in de
auto. De temperatuur in de auto kan
hoog oplopen, waardoor het externe
apparaat beschadigd kan raken.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
303
5
Voorzieningen in het interieur
Page 306 of 498

OPMERKING(Vervolg)
• Druk niet op een extern apparaat of de
kabel ervan en oefen er geen
onnodige druk op uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen niet
gedurende lange tijd wanneer het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat, zoals een
smartphone of mobiele telefoon, opladen
door het simpelweg op het laadgebied te
plaatsen, mits het apparaat compatibel is
met de Qi draadloze-laadstandaard van
het Wireless Power Consortium.
De draadloze lader kan niet worden
gebruikt met draagbare apparaten die
groter zijn dan het laadgebied. Daarnaast
werkt de draadloze lader mogelijk niet
goed, afhankelijk van het draagbare
apparaat. Raadpleeg de handleiding van
het draagbare apparaat.
Symbool “Qi”
Het symbool “Qi” is een handelsmerk van
het Wireless Power Consortium.
Namen van alle onderdelen (type A)
AWerkingsindicator
BLaadgebied
COplaadvak
Namen van alle onderdelen (type B)
AVoedingsschakelaar
BWerkingsindicator
CLaadgebied
DOplaadvak
Gebruik van de draadloze lader (type A)
Plaats een draagbaar apparaat op het
laadgebied met het laadoppervlak naar
beneden gericht. De laadspoel bevindt
zich bij sommige apparaten niet in het
midden. Plaats in dat geval het apparaat
zodanig dat de laadspoel zich in het
midden van het laadgebied bevindt.
Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats
dan het draagbare apparaat zo dicht
mogelijk bij het midden van het
laadgebied. Als het laden niet wordt
uitgevoerd, brandt de werkingsindicator
langzaam afwisselend groen en oranje en
is er mogelijk herhaaldelijk een
werkingsgeluid van de laadspoel
hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
304
Page 307 of 498

Gebruik van de draadloze lader (type B)
1. Druk de borglip in en verschuif het
deksel van het consolevak.
(→Blz. 296)
2. Druk op de voedingsschakelaar van de
draadloze lader.
Wanneer u nogmaals op de toets
drukt, wordt de draadloze lader
uitgeschakeld.
Wanneer de schakelaar aan is, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
Als het contact UIT wordt gezet, wordt
de aan-/uitstatus van de draadloze
lader in het geheugen opgeslagen.
3.
Plaats een draagbaar apparaat op het
laadgebied met het laadoppervlak naar
beneden gericht. De laadspoel bevindt
zich bij sommige apparaten niet in het
midden. Plaats in dat geval het apparaat
zodanig dat de laadspoel zich in het
midden van het laadgebied bevindt.
Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats
dan het draagbare apparaat zo dicht
mogelijk bij het midden van hetlaadgebied. Als het laden niet wordt
uitgevoerd, brandt de werkingsindicator
langzaam afwisselend groen en oranje
en is er mogelijk herhaaldelijk een
werkingsgeluid van de laadspoel
hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
Snellaadfunctie (type A)
• De volgende draagbare apparaten
ondersteunen snelladen.
– Draagbare apparaten die voldoen
aan WPC versie 1.2.4 en compatibel
zijn met snelladen
– iPhones met een iOS-versie die het
laden met 7,5 W ondersteunt
(iPhone 8 en nieuwer)
•
Wanneer een draagbaar apparaat dat
snelladen ondersteunt, wordt
opgeladen, schakelt de oplaadfunctie
automatisch over op de snellaadfunctie.
Oplaadfunctie
• Als er een poosje is verstreken sinds
het laden is voltooid en het draagbare
apparaat niet is verplaatst, begint de
draadloze lader opnieuw met laden.
• Als het draagbare apparaat binnen het
laadgebied wordt verplaatst, kan de
verbinding met de laadspoel
wegvallen en wordt het laden
mogelijk tijdelijk onderbroken.
Wanneer echter een laadspoel in het
laadgebied wordt gesignaleerd,
beweegt de spoel van de lader zich in
de richting van de andere spoel en
wordt het laden hervat.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
305
5
Voorzieningen in het interieur
Page 308 of 498

Status werkingsindicator
Werkingsindicator
Status
Oplaadvak Centraal display
Uit Uit De draadloze lader staat uit
Groen (brandt) GrijsStand-by (laden is mogelijk)
Laden is voltooid
*
Oranje (brandt) BlauwEr is een draagbaar apparaat op het laad-
gebied geplaatst (het draagbare apparaat
wordt geïdentificeerd)
Bezig met laden
*Afhankelijk van het draagbare apparaat blijft de werkingsindicator mogelijk (oranje)
branden nadat het laden is voltooid.
De draadloze lader werkt niet goed.
Hieronder wordt uitgelegd wat u moet doen als de draadloze lader in bepaalde situaties
niet goed werkt.
Werkingsindicator
Vermoedelijke oorzaak/Wat u moet doen
OplaadvakCentraal display
(alleen type A)
Oranje (knippert met
intervallen van een
seconde)GrijsFout in communicatie tussen auto en
draadloze lader
→Als het hybridesysteem in werking is,
schakel dit dan uit en vervolgens weer in.
Als het contact in stand ACC staat, start
dan het hybridesysteem.
Groen (knippert met
intervallen van een
seconde)VerdwijntStoring in de communicatie tussen de
draadloze lader en het multimediasys-
teem
→Als het hybridesysteem in werking is,
schakel dit dan uit en vervolgens weer in.
Groen (brandt) BlauwHet Smart entry-systeem met startknop
signaleert de sleutel
→Wacht tot de signalering van de sleutel
is voltooid.
Oranje (blijft met re-
gelmatige intervallen
3 keer knipperen)GrijsSignalering vreemde voorwerpen:
Er bevindt zich een metalen voorwerp in
het laadgebied, en dus treedt de beveili-
ging tegen oververhitting van de laad-
spoel in werking
→Verwijder het vreemde voorwerp van
het laadgebied.
Onjuiste plaatsing draagbaar apparaat:
→De laadspoel in het draagbare apparaat
bevindt zich buiten het laadgebied, en
dus treedt de beveiliging tegen overver-
hitting van de laadspoel in werking
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
306
Page 309 of 498

Werkingsindicator
Vermoedelijke oorzaak/Wat u moet doen
OplaadvakCentraal display
(alleen type A)
Oranje (blijft met re-
gelmatige intervallen
4 keer knipperen)GrijsDe draadloze lader wordt voor de veilig-
heid uitgeschakeld wanneer de tempera-
tuur in de draadloze lader de ingestelde
waarde overschrijdt.
→Stop het laden, verwijder het draag-
bare apparaat uit het oplaadvak en wacht
tot de temperatuur is gedaald voordat u
de draadloze lader weer gebruikt.
De draadloze lader kan worden bediend als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Draagbare apparaten die kunnen
worden geladen
• Draagbare apparaten die compatibel
zijn met de Qi draadloze-
laadstandaard kunnen worden
geladen met de draadloze lader.
Compatibiliteit met alle apparaten die
aan de Qi draadloze-laadstandaard
voldoen is echter niet gegarandeerd.
• De draadloze lader is ontworpen voor
het leveren van een laag vermogen
(5 W of lager) aan een mobiele
telefoon, smartphone of ander
draagbaar apparaat.
• Type A: Het niet in acht nemen van dit
advies kan brand tot gevolg hebben.
De volgende draagbare apparaten
kunnen echter worden geladen met
meer dan 5 W.
– iPhone's met 7,5 W laadvermogen
kunnen met maximaal 7,5 W worden
geladen.
– Apparatuur die voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie
(Extended Power profile) kan met
maximaal 10 W worden opgeladen.Wanneer er een hoesje om het
draagbare apparaat zit of wanneer er
een accessoire aan is bevestigd
Laad het draagbare apparaat niet
wanneer er een hoesje om het draagbare
apparaat zit of wanneer er een accessoire
aan is bevestigd die niet Qi-compatibel
is. Afhankelijk van het type hoesje (ook
bij sommige door de fabrikant van het
apparaat geleverde hoesjes) en/of
accessoire kan het zijn dat het laden van
het draagbare apparaat niet mogelijk is.
Als het draagbare apparaat op het
laadgebied is geplaatst en niet wordt
geladen, verwijder dan het hoesje en/of
het accessoire.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
• Als de elektronische sleutel niet in het
interieur kan worden gesignaleerd,
kan er niet worden geladen. Wanneer
een portier wordt geopend en
gesloten, wordt het laden mogelijk
tijdelijk onderbroken.
• Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat
warm. Dit duidt niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat
tijdens het laden warm wordt en het
laden stopt als gevolg van de
beschermingsfunctie van het
draagbare apparaat, wacht dan tot het
draagbare apparaat is afgekoeld en
laad dan opnieuw. Mogelijk treedt de
ventilator in werking om de
temperatuur in de draadloze lader te
verlagen. Dit duidt echter niet op een
storing.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
307
5
Voorzieningen in het interieur
Page 310 of 498

Geluid gegenereerd tijdens de
bediening
Wanneer de voedingsschakelaar wordt
ingeschakeld of tijdens het identificeren
van een draagbaar apparaat, zijn er
mogelijk werkingsgeluiden te horen. Dit
duidt niet op een storing.
Schoonmaken van de draadloze lader
→Blz. 317
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Wanneer een draagbaar apparaat wordt
opgeladen, dient de bestuurder uit veilig-
heidsoverwegingen het hoofdgedeelte
van het draagbare apparaat niet te
bedienen tijdens het rijden.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Laad tijdens het rijden geen lichte
apparaten, zoals draadloze koptelefoons.
Deze apparaten zijn erg licht en kunnen
uit het oplaadvak worden geworpen, wat
tot onvoorziene ongevallen kan leiden.
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met een geïmplanteerde
pacemaker, CRT-pacemaker,
geïmplanteerde hartdefibrillator of
ander elektrische medische apparaat
dienen hun arts te raadplegen m.b.t.
het gebruik van de draadloze lader.
Voorkomen van storingen en
brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er een storing ontstaan in
de apparatuur en kunnen schade, brand
of brandwonden ontstaan als gevolg
van oververhitting of een elektrische
schok.
•
Plaats tijdens het laden geen metalen
voorwerpen tussen het laadgebied en
het draagbare apparaat.
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen op het
laadgebied.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen aan de
zijde van het draagbare apparaat (of
de hoes ervan) die het laadgebied
raakt.
• Gebruik het oplaadvak niet als een
klein opbergvak.
• Niet blootstellen aan sterke
schokken.
• Breng geen wijzigingen aan de
draadloze lader aan en wijzig of
verwijder hem niet.
• Laad geen andere apparaten dan de
aangegeven draagbare apparaten.
• Uit de buurt van magnetische
voorwerpen houden.
• Laad apparaten niet op als het
laadgebied is bedekt met stof.
• Niet afdekken met een doek of iets
dergelijks.
OPMERKING
Situaties waarin de functie mogelijk
niet goed werkt
Apparaten worden in de volgende
situaties mogelijk niet goed opgeladen:
• Het draagbare apparaat is volledig
geladen
• Het draagbare apparaat wordt
opgeladen terwijl deze met een kabel
is aangesloten
• Er bevinden zich verontreinigingen
tussen het laadgebied en het
draagbare apparaat
• Door het laden is het draagbare
apparaat warm geworden
• De temperatuur in de buurt van het
oplaadvak is 35°C of hoger,
bijvoorbeeld bij extreme hitte
• Het draagbare is met het laadzijde
naar boven geplaatst
• Het draagbare apparaat is niet op de
juiste plaats op het laadgebied
geplaatst
• Het draagbare apparaat is groter dan
het oplaadvak
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
308
Page 311 of 498

OPMERKING(Vervolg)
• Een vouwbaar draagbaar apparaat is
buiten het laadgebied geplaatst
• Het draagbare apparaat is voorzien
van een cameralens die 3 mm of meer
uitsteekt.
• De auto zich in een gebied bevindt
waar sterke elektrische golven of ruis
worden uitgezonden, zoals in de buurt
van een televisietoren,
elektriciteitscentrale, benzinestation,
zender, groot beeldscherm,
luchthaven, enz.
• Een van de onderstaande voorwerpen
die 3 mm of dikker zijn, bevindt zich
tussen de laadzijde van het draagbare
apparaat en het laadgebied.
– Dikke hoesjes
– Een hoesje met een onregelmatig
gevormd of schuin oppervlak
waardoor het draagbare apparaat
niet plat ligt
– Dikke decoraties
– Accessoires als popsockets,
draagriemen, enz.
• Wanneer het draagbare apparaat
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt:
– Een kaart met metaal erop, zoals
aluminiumfolie, enz.
– Een pakje sigaretten met
aluminiumfolie
– Een portemonnee of tas van metaal
– Muntgeld
– Een warmtekussen
– CD's, DVD's of andere typen media
– Een metalen accessoire
– Een hoesje van metaal
• In de buurt worden
afstandsbedieningen met elektrische
golfsignalen gebruikt
• De elektronische sleutel bevindt zich
niet in de auto
• Er worden 2 of meer draagbare
apparaten tegelijkertijd op het
oplaadvak gelegd
Als om een andere reden het laden niet
goed werkt of als de werkingsindicator
blijft knipperen, is de draadloze lader
OPMERKING(Vervolg)
mogelijk defect. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorkomen van storingen en
beschadiging van gegevens
• Als u een creditcard of een andere
magnetische kaart of magnetische
opslagmedia in de buurt van het
laadgebied brengt, worden alle
opgeslagen gegevens mogelijk gewist
als gevolg van magnetische
invloeden. Houd ook polshorloges en
andere precisie-apparatuur uit de
buurt van het laadgebied, aangezien
deze anders defect kunnen raken.
• Let op dat er tijdens het laden geen
contactloze chipkaarten, zoals een
OV-chipkaart, tussen de laadzijde van
het draagbare apparaat en het
laadgebied aanwezig zijn. De chip in
zo'n kaart kan extreem heet worden,
waardoor het draagbare apparaat of
de kaart beschadigd kan raken. Let er
vooral op dat u een draagbaar
apparaat niet oplaadt in een hoes
waaraan een contactloze chipkaart is
bevestigd.
• Laat draagbare apparaten niet achter
in de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor defecten
kunnen ontstaan.
Als het besturingssysteem van de
smartphone is bijgewerkt
Als het besturingssysteem van de
smartphone is bijgewerkt naar een
nieuwere versie, zijn de
oplaadspecificaties mogelijk aanzienlijk
gewijzigd. Raadpleeg de informatie op
de website van de fabrikant voor meer
informatie.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de draadloze lader niet
gedurende lange tijd wanneer het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
309
5
Voorzieningen in het interieur
Page 312 of 498

Armsteun
Trek de armsteun naar beneden om hem
te kunnen gebruiken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
armsteun
Plaats geen al te zware last op de
armsteun.
Handgrepen
Een handgreep aan het dak kan ter
ondersteuning van uw lichaam worden
gebruikt wanneer u zit.
WAARSCHUWING!
Handgreep
Gebruik de handgreep niet bij het in- of
uitstappen of bij het opstaan vanaf uw
zitplaats.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de
handgreep en belast de greep niet
overmatig.
Kledinghaakjes
De handgrepen achter zijn voorzien van
kledinghaakjes.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet aan het kledinghaakje
mogen worden gehangen
Hang geen kleerhangers, harde
voorwerpen of voorwerpen met
scherpe punten aan het kledinghaakje.
Als de curtain airbags geactiveerd
worden, kunnen deze voorwerpen
projectielen worden en dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken.
Accessoireaansluitingen
Gebruik deze als voeding voor
elektronische accessoires die minder dan
12 V/10 A verbruiken (stroomverbruik
van 120 W).
Zorg er bij het gebruik van elektronische
accessoires voor dat het stroomverbruik
van alle aangesloten
accessoireaansluitingen lager is dan
120 W.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
310