Page 289 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Anders raakt de luchtstroom mogelijk
geblokkeerd, waardoor de
voorruitverwarming de voorruit niet
kan ontwasemen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
5.1.2 Automatische airconditioning achter
De uitstroomopeningen en de aanjagersnelheid worden automatisch geregeld op basis
van de ingestelde temperatuur.
De airconditioning achter kan worden bediend via het bedieningspaneel voor de
airconditioning voor en het bedieningspaneel voor de airconditioning achter. Druk op de
toets REAR CLIMATE op het bedieningspaneel voor de airconditioning voor om de modus
van de aircobediening achter te wijzigen.
Het airconditioningsysteem achter kan ook worden bediend op het scherm van het
audiosysteem.
Bediening airconditioning achter
Bedieningspaneel airconditioning achter
AWijzigen van de instelling van de
aanjagersnelheid voor de achterstoelen
Druk op
om de aanjagersnelheid
te verhogen en op
om de
aanjagersnelheid te verlagen.
BToets OFF
Druk op de toets OFF om de aanjager
uit te schakelen.
CLuchtcirculatietoets
DSchakelaar automatische modus
Wanneer de functie is ingeschakeld,
gaat de indicator op het
bedieningsscherm branden.
EInstellen van de temperatuur voor de
achterstoelen
Druk op
om de temperatuur te
verhogen en op
om de
temperatuur te verlagen.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
287
5
Voorzieningen in het interieur
Page 290 of 498

Bedieningspaneel airconditioning voor
AToets airconditioning achter aan/uit
BToets REAR CLIMATE
Elke keer dat er op de toets REAR
CLIMATE wordt gedrukt, wijzigt de
modus tussen de modus
aircobediening achter en de modus
aircobediening voor.
CKnop temperatuurregeling
achterstoelen
Beweeg de knop voor de
temperatuurregeling van de
achterstoelen omhoog of omlaag om
de temperatuur in te stellen.
Omhoog: Temperatuur verhogen
Omlaag: Temperatuur verlagen
DKnop luchtcirculatieregeling
De knop voor de
luchtcirculatieregeling kan worden
bediend terwijl het controlelampje
voor de aircobediening achter brandt.
EWijzigen van de instelling van de
aanjagersnelheid voor de
achterstoelen
De aanjagersnelheid voor de
achterstoelen kan worden gewijzigd
terwijl het controlelampje voor de
aircobediening achter brandt.
Beweeg de knop voor de
aanjagersnelheid omhoog of omlaag
om de aanjagersnelheid aan te
passen.
Omhoog: Aanjagersnelheid verhogen
Omlaag: Aanjagersnelheid verlagen
FSchakelaar automatische modus
(→blz. 289)
De toets voor de automatische modus
kan worden bediend als het
controlelampje voor de
aircobediening achter wordt
weergegeven.
GControlelampje aircobediening
achter
Wanneer op de toets REAR CLIMATE
wordt gedrukt, wordt het
controlelampje voor de
aircobediening achter gedurende een
paar seconden weergegeven.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
288
Page 291 of 498

Bedieningsscherm airconditioning
achter (scherm audiosysteem)
1. Kies
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Climate” (klimaat).
3. Selecteer “Rear” (achter).
AInstellen van de temperatuur voor de
achterstoelen
BLuchtcirculatietoets
CWijzigen van de instelling van de
aanjagersnelheid voor de achterstoelen
DToets OFF
Druk op de toets OFF om de aanjager
uit te schakelen.
ESchakelaar automatische modus
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Bedieningspaneel airconditioning achter
Druk op de toets voor de luchtcirculatiere-
geling om de luchtcirculatiemodus te
wijzigen.
Iedere keer dat er op de toets wordt
gedrukt, worden er andere
uitstroomopeningen geselecteerd.1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
Bedieningspaneel airconditioning voor
Beweeg de knop voor de
luchtcirculatieregeling omhoog of
omlaag om de luchtcirculatiemodus te
wijzigen.
1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
Bedieningsscherm airconditioning
achter
Selecteer de toets voor de
luchtcirculatieregeling om de
luchtcirculatiemodus te wijzigen.
Iedere keer dat de toets wordt
geselecteerd, worden er andere
uitstroomopeningen geselecteerd.
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
289
5
Voorzieningen in het interieur
Page 292 of 498

2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de toets OFF om de
procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen tempe-
ratuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de aanja-
ger even worden uitgeschakeld tot er voldo-
ende warme of koude lucht voorhanden is.
Uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en luchthoeveel-
heid veranderen overeenkomstig de
geselecteerde luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de stand en de mate van
opening van de uitstroomopeningen1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
5.1.3 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming/
stoelventilatoren
*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming
Verwarmt de stoelbekleding
• Stoelventilatoren
De in de stoelen ingebouwde
ventilatoren zorgen voor een goede
ventilatie.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
290
Page 293 of 498

OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
Tijdschakeling
De stuurwielverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
Stoelverwarming
Voor
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→Midden
(2 segmenten branden)→Laag
(1 segment brandt)→Uit
De niveau-indicator (oranje)
Agaat
tijdens de werking branden.Achter
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→Midden
(2 segmenten branden)→Laag
(1 segment brandt)→Uit
De niveau-indicator (oranje)
Agaat
tijdens de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
Als de stoelverwarming in werking is
(auto's met
volledige-voorruitverwarming)
Als de volledige-voorruitverwarming
wordt ingeschakeld, wordt de werking
van de stoelverwarming op de tweede
zitrij onderbroken. Schakel de
volledige-voorruitverwarming uit om de
werking van de stoelverwarming mogelijk
te maken. (→Blz. 282)
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
291
5
Voorzieningen in het interieur
Page 294 of 498
WAARSCHUWING!
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
Stoelventilatoren
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→Midden
(2 segmenten branden)→Laag
(1 segment brandt)→UitDe niveau-indicator (groen)
Agaat
tijdens de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
5.2.1 Overzicht interieurverlichting
Plaats van de interieurverlichting
ALeeslampjes voor (→blz. 293)
Interieurverlichting voor (→blz. 293)BSelectiehendelverlichting
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
292
Page 295 of 498

CVerlichting open opbergvak (indien
aanwezig)
DInstapverlichting
ESfeerverlichting (indien aanwezig)
FLeeslampjes achter (indien
aanwezig) (→blz. 293)
GLeeslampjes achter (indien
aanwezig) (→blz. 293)
HInterieurverlichting achter
(→blz. 293)
IInstapverlichting spiegelvoet (indien
aanwezig)
Bedienen van de interieurverlichting
Interieurverlichting voor
1. Schakelt de verlichting in/uit
(gekoppeld aan positie portieren).
2. Schakelt de verlichting in
3. Schakelt de verlichting uit
Interieurverlichting achter
1. Schakelt de stand DOOR in
De interieurverlichting achter wordt
samen met de interieurverlichting
voor in-/uitgeschakeld.
Wanneer een portier wordt geopend
terwijl de stand DOOR van deinterieurverlichting voor en achter is
ingeschakeld, gaan de lampjes
branden.
2. Schakelt de verlichting in
Bedienen van de leeslampjes
Leeslampjes voor
Schakelt de verlichting in/uit
Leeslampjes achter
Schakelt de verlichting in/uit
Auto's zonder panoramadak
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
293
5
Voorzieningen in het interieur
Page 296 of 498

Auto's met panoramadak
Instapverlichting
De verlichting wordt automatisch in- en
uitgeschakeld, afhankelijk van de stand
van het contact, de aanwezigheid van de
elektronische sleutel, het vergrendeld/
ontgrendeld zijn van de portieren en het
geopend/gesloten zijn van de portieren.
Voorkomen dat de 12V-accu te ver
ontladen raakt
Als de interieurverlichting blijft branden
nadat het contact UIT is gezet, gaat de
verlichting na 20 minuten automatisch
uit.
De interieurverlichting kan
automatisch gaan branden als
Als een van de airbags wordt geactiveerd
of bij een harde aanrijding van achteren
wordt de interieurverlichting
automatisch ingeschakeld.
De interieurverlichting wordt na
ongeveer 20 minuten automatisch
uitgeschakeld.
De interieurverlichting kan handmatig
worden uitgeschakeld. Om verdere
aanrijdingen te voorkomen verdient het
echter aanbeveling de verlichting te laten
branden totdat de veiligheid
gegarandeerd is.
(De interieurverlichting wordt mogelijk
niet automatisch ingeschakeld,
afhankelijk van de kracht en de
omstandigheden van de aanrijding.)Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 415)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
294