Page 193 of 498

3.Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt
losgelaten, keert de ring terug naar de
stand
.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, worden alleen de
mistachterlichten uitgeschakeld.
Mistlampen kunnen worden gebruikt
als
Mistlampen voor: De koplampen of
parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlichten: De mistlampen voor
zijn ingeschakeld.
4.3.4 Ruitenwissers en
-sproeiers
Door de hendel te bedienen kan worden
geschakeld tussen automatische werking
en handbediening, of kan de sproeier
worden gebruikt.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de
voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de hendel
te bedienen
werken de ruitenwissers en -sproeiers als
volgt:
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch wanneer de
sensor signaleert dat het regent. De
wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid neerslag en
de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de
sensorgevoeligheid worden ingesteld.1.
Uit
2.
Stand AUTO
3.
Lage snelheid
4.
Hoge snelheid
5.
Enkele slag
Als de AUTO-modus is geselecteerd,
kan de gevoeligheid van de sensor als
volgt worden afgesteld door aan de
schakelaarring te draaien:
6. Verhoogt de gevoeligheid
7. Verlaagt de gevoeligheid
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
191
4
Rijden
Page 194 of 498

8.Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als de
koplampen aan zijn en u de hendel naar
u toe trekt, werken de koplampsproeiers
één keer. Daarna werken de
koplampsproeiers elke vijfde keer dat u
de hendel naar u toe trekt.
De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Wisslag om druppelvorming te
voorkomen
Na enkele slagen volgt een pauze en maken
de wissers nog een slag om de laatste
druppels te verwijderen. Deze functie werkt
echter niet tijdens het rijden.
Effecten van de rijsnelheid op de
ruitenwisserwerking
De rijsnelheid heeft invloed op de
intervalwerking.
Regensensor
• De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag. De auto is
voorzien van een optische sensor.
Deze werkt mogelijk niet goed als
zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de
voorruit valt of als er insecten o.i.d. opde voorruit zitten.
• Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO wordt gezet terwijl het
contact AAN is, maken de
ruitenwissers één wisbeweging om
aan te geven dat de stand AUTO is
ingeschakeld.
•
Wanneer de sensorgevoeligheidsring in
de stand AUTO naar een hoge
gevoeligheid wordt gedraaid, werken de
ruitenwissers één keer om aan te geven
dat de gevoeligheid is verhoogd.
• Als de temperatuur van de
regensensor 85°C of hoger is, of -15°C
of lager, werkt de automatische
functie mogelijk niet. Zet de
ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere modus dan AUTO.
Als er geen vloeistof uit de
ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en
controleer als dat het geval is of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
Sproeierkopverwarming (indien
aanwezig)
De sproeierkopverwarming treedt in
werking wanneer de buitentemperatuur
5°C of lager is en het contact AAN staat.
Functie aan het openen van het
voorportier gekoppeld onderbreken
van de ruitenwissers voor
Als, terwijl de auto stilstaat en de
parkeerrem is geactiveerd of de
selectiehendel in stand P staat, een
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
192
Page 195 of 498

voorportier wordt geopend wanneer
stand AUTO is geselecteerd en de
ruitenwissers voor werken, wordt de
werking van de ruitenwissers voor
onderbroken om te voorkomen dat
iemand die uit-of instapt natgespetterd
wordt. Als het voorportier wordt
gesloten, wordt de werking van de
ruitenwissers hervat.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO
De ruitenwissers voor kunnen
onverwacht in werking treden als de
sensor wordt aangeraakt of als de
voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in
de stand AUTO staan. Let erop dat
bijvoorbeeld uw vingers niet bekneld
raken als de ruitenwissers in werking
treden.
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van
ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de
ruitensproeiervloeistof pas wanneer de
voorruit warm is. De vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en zo
het zicht belemmeren. Dit kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Probeer als een sproeierkop
verstopt is geraakt deze niet schoon te
OPMERKING(Vervolg)
maken met een naald of iets dergelijks.
Anders kan de sproeierkop beschadigd
raken.
4.3.5 Ruitenwisser en -sproeier
achter
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de
achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de schakelaar
te bedienen
werkt de achterruitenwisser als volgt:
1.
Uit
2.
Intervalwerking
3.
Normale werking
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
193
4
Rijden
Page 196 of 498

4.Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door de hendel naar voren te duwen
treden de ruitenwissers en -sproeiers
in werking.
De ruitenwisser maakt automatisch
een aantal wisbewegingen nadat de
sproeier in werking is getreden.
De sproeier treedt automatisch in
werking en reinigt de camera voor de
digitale binnenspiegel
*1(→blz. 144)
en de camera achter*2.
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem.
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op
de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en controleer,
als dat het geval is, of de sproeierkop niet
verstopt is.
Aan de achteruitversnelling gekoppelde
werking van de achterruitenwisser
Als de selectiehendel in stand R wordt
gezet terwijl de ruitenwissers voor in
werking zijn, maakt de achterruitenwisser
één wisslag.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling van de aan de
achteruitversnelling gekoppelde werking
kan worden gewijzigd. (→Blz. 415)
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
4.4 Tanken
4.4.1 Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de
tankdop te openen:
Voor het tanken
• Sluit alle portieren en ruiten en zet het
contact UIT.
• Controleer de brandstofsoort.
Brandstofsoorten
→Blz. 414
Vulopening brandstoftank voor
loodvrije benzine
Om vergissingen bij tankstations te
voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening speciaal voor
loodvrije benzine.
WAARSCHUWING!
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Raak na het verlaten van de auto en
voor het openen van de tankdopklep
een ongeverfd metalen oppervlak
aan om eventuele statische
elektriciteit af te voeren. Het is
belangrijk om statische elektriciteit
af te voeren voordat u gaat tanken,
omdat vonken als gevolg van
statische elektriciteit
brandstofdampen tot ontbranding
kunnen brengen.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
194
Page 197 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Pak de tankdop bij de greep vast en
draai hem langzaam los. Tijdens het
losdraaien van de tankdop kan er een
sissend geluid hoorbaar zijn. Wacht
tot het geluid verdwenen is alvorens
de tankdop te verwijderen. Bij hoge
buitentemperaturen kan er brandstof
uit de vulpijp spuiten en letsel
veroorzaken.
• Zorg ervoor dat er niemand die de
eventueel aanwezige statische
elektriciteit van zijn lichaam niet
heeft afgevoerd, in de buurt van een
niet afgesloten brandstoftank komt.
• Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die
schadelijk zijn als ze ingeademd
worden.
• Rook niet tijdens het tanken. Als u
dat wel doet, kan er brand ontstaan.
• Keer niet naar de auto terug als u
statisch geladen bent. Statische
elektriciteit kan vonkvorming en
daarmee brand veroorzaken.
Bij het tanken
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat de brandstoftank
overstroomt:
• Plaats het vulpistool nauwkeurig in
de vulpijp.
• Stop met het vullen van de tank
wanneer het vulpistool automatisch
uit klikt.
• Vul de brandstoftank niet tot de
rand.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto
ontstaan, zoals het slecht functioneren
van het emissieregelsysteem, of
beschadiging van de onderdelen van het
brandstofsysteem of van de lak.Openen van de tankdop
1. Druk op de schakelaar om de
tankdopklep te openen.
2. Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder op de
tankdopklep.
Als de tankdopklep niet kan worden
geopend
→Blz. 392
Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de tank-
dop tot u een klik hoort. Als u de dop loslaat,
zal hij iets in de andere richting draaien.
4.4 Tanken
195
4
Rijden
Page 198 of 498

WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u een
andere tankdop gebruikt, kan er brand
ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 200
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 211
AHB (Automatic High Beam)
→Blz. 188
RSA (Road Sign Assist)
*
→Blz. 231
*Indien aanwezig
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
→Blz. 220
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
WAARSCHUWING!(Vervolg)
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking
van de ondersteunende systemen
ARadarsensor
BCamera voor
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de
radarsensor mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Houd de radarsensor en de afdekking
van de radarsensor altijd schoon.
4.4 Tanken
196
Page 199 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
ARadarsensor
BAfdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de radarsensor of
de voor- of achterzijde van afdekking
van de radarsensor als ze vuil zijn of als
er waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van de
radarsensor met een zachte doek om
te voorkomen dat er beschadigingen
ontstaan.
• Bevestig geen accessoires,
(doorzichtige) stickers of andere
zaken op de radarsensor, de
afdekking van de radarsensor of het
omliggende gebied.
•
Stel de radarsensor en de omgeving van
de sensor niet bloot aan krachtige
schokken. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de voorbumper
is blootgesteld aan krachtige schokken.
• Haal de radarsensor niet uit elkaar.
• Wijzig of spuit de radarsensor of de
kap van de radarsensor niet.
• In de volgende gevallen moet de
radarsensor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
–
Als de radarsensor of de grille is
verwijderd en geplaatst of vervangen
– Als de voorbumper is vervangen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Storingen in de camera voor
voorkomen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera voor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Houd de voorruit te allen tijde schoon.
– Reinig de voorruit als deze vuil is of
als er een dun olielaagje,
waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
– Als er een ruitencoating op de
voorruit is aangebracht, moeten
waterdruppels e.d. nog steeds met
de ruitenwissers voor worden
verwijderd van het gedeelte van de
voorruit vóór de camera voor.
– Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
binnenzijde van de voorruit waar de
camera voor is geplaatst vuil is.
• Bevestig geen voorwerpen, zoals
(doorzichtige) stickers e.d. op de
buitenzijde van de voorruit vóór de
camera voor (het grijze gebied in de
afbeelding).
AVanaf de bovenzijde van de voorruit
tot ongeveer 1 cm onder de
onderzijde van de camera voor
BOngeveer 20 cm (ongeveer 10 cm
naar links en rechts vanuit het
midden van de camera voor)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
197
4
Rijden
Page 200 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de voorruit vóór de camera voor is
beslagen of wanneer er condens of ijs
op de voorruit zit, gebruik dan de
voorruitverwarming om de condens
van de voorruit te verwijderen of de
voorruit te ontdooien. (→Blz. 281)
• Vervang het ruitenwisserrubber of het
ruitenwisserblad als de ruitenwissers
vóór de waterdruppels niet goed
kunnen verwijderen van het gedeelte
van de voorruit vóór de camera voor.
• Plak geen ruitfolie op de voorruit.
•
Vervang de voorruit als deze beschadigd
is of als er een barst in zit. Na
vervanging van de voorruit moet de
camera voor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen
op de camera voor terechtkomen.
• Voorkom dat er fel licht op de camera
voor schijnt.
• Zorg ervoor dat de camera voor niet
vuil wordt of beschadigd raakt. Zorg
er bij het reinigen van de binnenzijde
van de voorruit voor dat er geen
glasreiniger op de lens van de camera
WAARSCHUWING!(Vervolg)
voor terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan. Neem, als de lens vuil of
beschadigd is, contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Stel de camera voor niet bloot aan
sterke schokken.
• Wijzig de montagepositie of -richting
van de camera voor niet en verwijder
de camera niet.
• Haal de camera voor niet uit elkaar.
• Wijzig geen onderdelen van de auto
rond de camera voor (binnenspiegel,
enz.) of het dak.
• Bevestig geen accessoires die de
camera voor kunnen hinderen op de
motorkap, de grille of de voorbumper.
Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg er als een surfplank of een ander
lang voorwerp op het dak moet
worden geplaatst voor dat de camera
voor er niet door wordt gehinderd.
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen of andere lichten aan.
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de rui-
tenwissers en de airco (→blz. 281).
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
198