EWeergave doorslippen van
aangedreven wielen
Wanneer een band doorslipt, wijzigt
het icoon ervan op het display van
kleur en gaat het knipperen.
*Dit item wordt alleen weergegeven
wanneer de rijmodus is ingesteld op de
sportmodus.
Status veiligheidssysteem
In- of uitschakelen van de volgende
systemen:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
• BSM (Blind Spot Monitor) (→blz. 236)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(→blz. 248)
Bandenspanning
• Nadat het contact AAN is gezet, kan
het enkele minuten duren voordat de
bandenspanning wordt weergegeven.
Het kan ook enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt
weergegeven nadat de banden op
spanning zijn gebracht.
• Mogelijk wordt er “---” weergegeven
als de positie van de banden niet kan
worden vastgesteld als gevolg van een
slechte ontvangst van radiogolven.
• De bandenspanning verandert met de
temperatuur. De weergegeven
waarden kunnen verschillen van de
waarden die met andere
bandenspanningmeters worden
gemeten.
Weergave instellingen (
)
Wijzigen van instellingen
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel.
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u aan uw persoonlijke
voorkeur wilt aanpassen.
3. Houd
ingedrukt of druk erop.
De beschikbare instellingen verschillen
afhankelijk van of
wordt ingedrukt of
ingedrukt wordt gehouden. Volg de
instructies op het display.
In te stellen onderwerpen
•
LTA (Lane Tracing Assist)
(→blz. 211)
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Lane Center” (mid. rijstrook)
Hiermee kunt u de Lane
Centering-functie in- of
uitschakelen.
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing instellen.
– “Sway Warning” (uitzw. waarsch.)
Hiermee kunt u de waarschuwing
voor slingeren in- of uitschakelen.
– “Sway Sensitivity” (gevoel. uitzw.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing voor slingeren
instellen.
•
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
Druk op
om het Pre-Crash
Safety-systeem in of uit te schakelen.
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
aan/uit
Hiermee kunt u het Pre-Collision-
systeem in- of uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van het volgende
onderwerp te wijzigen:
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u het
waarschuwingstijdstip van het
Pre-Crash Safety-systeem wijzigen.
2.1 Instrumentenpaneel
87
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
*2De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
• Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet
alleen aan alle werkingsvoorwaarden
voor de Lane Departure Alert-functie
wordt voldaan, maar ook aan alle
onderstaande voorwaarden.
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– De instelling voor “Sway Warning”
(waarschuwing voor slingeren) in
van het multi-informatiedisplay
is “On” (aan). (→Blz. 87, blz. 97)
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 220)
• Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De instelling voor “Lane Center”
(midden rijstrook) in
van het
multi-informatiedisplay is “On”
(aan). (→Blz. 87, blz. 97)
– Deze functie herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de positie
van een voorligger (behalve bij
kleine voorliggers, zoals een
motorfiets).
– De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik werkt
in de afstandsregelmodus.– De breedte van de rijstrook is
ongeveer3-4m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend.
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 220)
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 219)
– De auto rijdt in het midden van een
rijstrook.
– Stuurassistentiefunctie is niet in
werking.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 217)
•
Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden (→blz. 217)
wordt voldaan terwijl de Lane
Centering-functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te
geven dat de functie tijdelijk is
uitgeschakeld.
Stuurassistentiefunctie/Lane
Centering-functie
•
Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie
rondom het verlaten van de rijstrook, de
wegomstandigheden, enz. merkt de
bestuurder mogelijk niet dat de functie
in werking is of werkt de functie mogelijk
helemaal niet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
218