Page 273 of 562

Detectiegebieden van het Safe Exit Assist-systeem
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin voertuigen kunnen worden
gesignaleerd.
AOngeveer 45 m achter het
voorportier*
*Naarmate de snelheid waarmee de auto of fiets nadert hoger is, zal de indicator in de
spiegel eerder gaan branden of knipperen.
De Safe Exit Assist werkt wanneer
De Safe Exit Assist werkt wanneer aan
alle onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Als het contact AAN staat, er minder
dan 3 minuten zijn verstreken sinds
het hybridesysteem is uitgeschakeld
of er minder dan 3 minuten zijn
verstreken sinds er een portier is
geopend en er iemand is ingestapt
(gedurende deze tijd kan het systeem
nog werken bij het openen en sluiten
van een portier)
• Safe Exit Assist is ingeschakeld
• De auto staat stil.
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan R.
De Safe Exit Assist signaleert een
voertuig wanneer
De Safe Exit Assist signaleert in de
volgende situaties een voertuig in het
detectiegebied:
• Wanneer de auto stilstaat en een
voertuig of fiets die parallel aan uw
auto rijdt, het gebied waarbinnen een
portier opengaat nadertSituaties waarin het systeem geen
auto signaleert
• Safe Exit Assist signaleert de
volgende objecten, voertuigen en
fietsen niet:
– Voertuigen en fietsen die langzaam
naderen
– Voertuigen en fietsen waarvan is
vastgesteld dat de kans klein is dat
ze tegen een openslaand portier
zouden botsen
– Voertuigen en fietsen die recht van
achteren naderen
– Voertuigen en fietsen die van voren
naderen
– Vangrails, muren, verkeersborden,
geparkeerde auto's en andere
stilstaande objecten
– Dieren, enz.
• In de volgende situaties werkt Safe
Exit Assist niet:
– Als er 3 minuten of meer zijn
verstreken sinds de motor uit is
gezet (gedurende deze tijd kan het
systeem nog werken bij het openen
en sluiten van een portier)
– Als de auto niet volledig stilstaat
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
271
4
Rijden
Page 274 of 562

Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk niet goed werkt
• Onder de volgende omstandigheden
signaleert de Safe Exit Assist
voertuigen mogelijk niet correct:
– Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
– Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of
wanneer er een sticker op is geplakt
– Als de auto stilstaat op een nat
wegdek, bijvoorbeeld in een plas of
tijdens slecht weer, zoals hevige
regen, sneeuw, mist enz.
– Als een voertuig of fiets nadert van
achter een in de buurt geparkeerd
voertuig
– Als een naderend voertuig of een
naderende fiets plotseling van
richting verandert
– Direct nadat een voertuig of fiets is
gaan rijden
– Als de achterklep open is
– Als een fietsendrager of een ander
accessoire op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
– Als er zich een geparkeerd voertuig,
muur, verkeersbord, persoon of
ander stilstaand object achter de
auto bevindt
– Als de auto stilstaat onder een hoek
ten opzichte van de weg
– Als er een voertuig naast het
naderende voertuig of de
naderende fiets rijdt
– Als een naderend voertuig of een
naderende fiets langs een stilstaand
object, zoals een muur of
verkeersbord, rijdt
– Als een voertuig of fiets met hoge
snelheid nadert
– Als de auto een aanhangwagen
trekt
– Als u stilstaat op een steile helling
– Als u stilstaat in een bocht of aan
het einde van een bocht• Onder de volgende omstandigheden
is de kans dat de Safe Exit Assist
onnodig een voertuig en/of object
signaleert groter:
– Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
– Als een voertuig of fiets van achter
uw auto schuin nadert
– Als de auto stilstaat onder een hoek
ten opzichte van de weg
– Als een voertuig of fiets van achter
een geparkeerd voertuig schuin
nadert
– Als er zich een geparkeerd voertuig,
muur, verkeersbord, persoon of
ander stilstaand object achter de
auto bevindt
– Als een naderend voertuig of een
naderende fiets plotseling van
richting verandert
– Als een naderend voertuig of een
naderende fiets langs een stilstaand
object, zoals een muur of
verkeersbord, rijdt
– Als de achterklep open is
– Als een fietsendrager of een ander
accessoire op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
– Als een voertuig of fiets met hoge
snelheid nadert
– Als de auto een aanhangwagen
trekt
– Als u stilstaat op een steile helling
– Als u stilstaat in een bocht of aan
het einde van een bocht
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
272
Page 275 of 562

4.5.18 Rijmodusselectieschakelaar
De rijmodi kunnen worden geselecteerd
overeenkomstig de rijomstandigheden.
Selecteren van een rijmodus
Telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de rijmodus tussen de
POWER-modus, de normale modus en de
ECO-rijmodus.
1. Normale modus
Biedt een optimale balans tussen
brandstofverbruik, laag geluidsniveau
en dynamische prestaties. Geschikt
voor normaal rijden.
2. POWER-modus
Regelt het hybridesysteem voor een
snelle en krachtige acceleratie. Deze
modus is geschikt voor wanneer
wendbaarheid is gewenst,
bijvoorbeeld bij het rijden op zeer
bochtige wegen.
Wanneer de POWER-modus wordt
geselecteerd, gaat de POWER-
modusindicator branden.
3. ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op
milieuvriendelijke wijze te accelereren
en het brandstofverbruik te verlagen
door een gematigde afstelling van de
smoorklep en door het regelen van de
werking van de airconditioning
(verwarmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus wordt
geselecteerd, gaat de ECO-
rijmodusindicator branden.Automatisch uitschakelen van de
POWER-modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is
gereden in de POWER-modus, wijzigt de
rijmodus in de normale modus.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
De ECO-rijmodus regelt het verwarmen/
koelen en de aanjagersnelheid van het
airconditioningsysteem om brandstof te
besparen. Doe het volgende om de
prestaties van de airconditioning te
verbeteren:
• Schakel de ECO-modus van de
airconditioning uit (→blz. 288)
• Wijzig de aanjagersnelheid
(→blz. 289)
• Schakel de ECO-rijmodus uit
4.5.19 GPF-systeem
(benzineroetfilter)*
*Indien aanwezig
Het benzineroetfiltersysteem verzamelt
met behulp van een uitlaatgasfilter
roetdeeltjes in de uitlaatgassen. Het
systeem werkt om het filter automatisch
te regenereren, afhankelijk van de
voertuigcondities.
Als “Exhaust Filter Full See Owner’s
Manual” (Uitlaatgasfiltersysteem vol,
zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zwaar wordt belast terwijl
roetdeeltjes zich ophopen.
• Het vermogen van het
hybridesysteem (motortoerental)
wordt beperkt bij een bepaalde
hoeveelheid roetdeeltjes. Er kan
echter nog met de auto worden
gereden, tenzij het
motorcontrolelampje gaat branden.
•
Roetdeeltjes hopen zich sneller op
wanneer er regelmatig korte ritten
worden gereden met de auto, wanneer
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
273
4
Rijden
Page 276 of 562

er met lage snelheden wordt gereden of
als het hybridesysteem regelmatig
wordt gestart in een extreem koude
omgeving. Overmatige ophoping van
roetdeeltjes kan worden voorkomen
door periodiek lange afstanden te rijden
waarbij het gaspedaal af en toe wordt
losgelaten, zoals bij het rijden op
autowegen en snelwegen.
Als het motorcontrolelampje gaat
branden of “Hybrid System
Malfunction Output Power Reduced
Visit Your Dealer” (Storing in
hybridesysteem, gereduceerd
uitgangsvermogen, ga naar uw dealer)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes heeft een bepaald niveau
overschreden. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen dat het
benzineroetfiltersysteem niet goed
werkt
• Gebruik geen andere brandstof dan
het voorgeschreven type brandstof
• Breng geen wijzigingen aan de
uitlaatpijp aan
4.5.20 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.Overzicht van de ondersteunende
systemen
ECB (elektronisch geregeld
remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het maken van bochten op een glad
wegdek.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres op
een glad wegdek door de
stuurcommando's aan te passen.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
274
Page 277 of 562

Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen.
E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (AWD-uitvoeringen)
Regelt automatisch het aandrijfsysteem
zoals voorwielaandrijving of AWD
(vierwielaandrijving) overeenkomstig
verschillende rijomstandigheden,
waaronder normaal rijden, het nemen van
bochten, op een helling, bij het wegrijden,
tijdens accelereren of op door sneeuw of
regen gladde wegen en draagt zo bij aan
een stabiele bediening en rijstabiliteit.
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.
Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
Als het TRC-/VSC-/ABS-systeem in
werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het TRC/VSC/ABS-
systeem in werking is.Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het hybridesy-
steem naar de wielen beperken. Als u op de
schakelaar
drukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto mogelijk gemak-
kelijker loskrijgen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door de
schakelaarsnel in te drukken en weer
los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op de schakelaar
om
het systeem weer in te schakelen.
Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd de schakelaarlanger dan 3 se-
conden ingedrukt terwijl de auto stilstaat
om het TRC- en VSC-systeem uit te
schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden
en “Traction Control Turned Off” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
275
4
Rijden
Page 278 of 562

Druk nogmaals op de schakelaarom
de systemen weer in te schakelen.
*Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
wordt ook uitgeschakeld (alleen de
Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 183)
Wanneer de melding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay dat de TRC is
uitgeschakeld, zelfs al is de schakelaar
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan P of N (bij het
vooruit/achteruit bergop wegrijden)
• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
• Het contact wordt AAN gezet.
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De selectiehendel staat in stand P of N
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn maximaal 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten.
• Het contact wordt UIT gezetBijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door ABS, Brake Assist,
VSC, TRC en Hill Start Assist Control
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt
bediend.
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, kan aan de voorzijde
van de auto een geluid hoorbaar zijn
dat afkomstig is van het remsysteem.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer na het uitschakelen van het
hybridesysteem een of twee minuten
zijn verstreken.
Geluiden en trillingen tijdens de
werking van de Active Cornering
Assist
Tijdens de werking van de Active
Cornering Assist kunnen geluiden en
trillingen vanuit het remsysteem worden
waargenomen, maar deze duiden niet op
een storing.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
276
Page 279 of 562

Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te
beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden
uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en schakel
het hybridesysteem UIT. Het
EPS-systeem moet binnen 10 minuten
weer normaal werken.
Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn
uitgeschakeld, worden deze automatisch
opnieuw ingeschakeld in de volgende
situaties:
• Als het contact UIT wordt gezet
• Als alleen het TRC-systeem wordt
uitgeschakeld, wordt de TRC weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt.
Als zowel het TRC- als het
VSC-systeem is uitgeschakeld, worden
deze niet automatisch weer
ingeschakeld als de rijsnelheid
toeneemt.
Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het
volgende zich voordoet.
• De TRC/VSC kan in werking treden
• De bestuurder probeert tijdens het
rijden in een bocht te accelereren
• Het systeem signaleert dat de auto
naar de buitenkant van de bocht
uitwijkt
• Het rempedaal wordt losgelaten
Voorwaarden voor werking
noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:• De alarmknipperlichten zijn uit
• De werkelijke rijsnelheid is hoger dan
55 km/h
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Als er een melding over de AWD
verschijnt op het multi-
informatiedisplay
(AWD-uitvoeringen)
Voer de volgende handelingen uit.
• “AWD System Overheated Switching
to 2WD Mode” (AWD-systeem
oververhit, overschakelen naar
2WD-modus)
AWD-systeem wordt te heet. Zet de
auto op een veilige plaats stil terwijl het
hybridesysteem in werking is.
*Als de
melding na een tijdje verdwijnt, is er
geen probleem. Laat de auto onmiddel-
lijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de melding
niet verdwijnt.
• “AWD System Overheated 2WD Mode
Engaged” (AWD-systeem oververhit.
2WD-modus ingeschakeld)
Ten gevolge van oververhitting is het
AWD-systeem tijdelijk uitgeschakeld en
is overgeschakeld op voorwielaandrij-
ving. Zet de auto op een veilige plaats
stil terwijl het hybridesysteem in wer-
king is.
*Als de melding na een tijdje
verdwijnt, wordt het AWD-systeem
automatisch weer ingeschakeld. Laat de
auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als de melding niet verdwijnt.
• “AWD System Malfunction 2WD Mode
Engaged Visit Your Dealer” (Storing
AWD-systeem, 2WD-modus
ingeschakeld. Ga naar uw dealer)
Er is een storing opgetreden in het
AWD-systeem. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
277
4
Rijden
Page 280 of 562

erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*Schakel na het tot stilstand brengen
van de auto het hybridesysteem niet uit
zolang de melding nog weergegeven
wordt.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat
Werkingsvoorwaarden Secondary
Collision Brake
Het systeem werkt als de airbagsensor
een aanrijding signaleert terwijl de auto
in beweging is.
Het systeem werkt echter niet wanneer
onderdelen beschadigd zijn.
Automatisch uitschakelen Secondary
Collision Brake
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in een van de volgende
situaties.
• De rijsnelheid daalt tot ongeveer
0 km/h
• Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens
de werking
• Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden
overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
• Als wordt gereden op slechte wegen
• Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote
oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en
het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder
alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
De Active Cornering Assist werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet alleen op de Active
Cornering Assist. De Active
Cornering Assist werkt mogelijk niet
effectief bij het accelereren op een
helling of bij het rijden op een glad
wegdek.
• Wanneer de Active Cornering Assist
vaak in werking is getreden, wordt de
werking ervan mogelijk tijdelijk
gestopt om een goede werking van
de remmen, TRC en VSC te
garanderen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
278