Page 145 of 562

Als het hybridesysteem niet kan
worden ingeschakeld
• De startblokkering is mogelijk niet
uitgeschakeld. (→Blz. 65) Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Lees de op het multi-
informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
• Als het hybridesysteem gestart wordt,
knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet
totdat het controlelampje READY
continu brandt. Continu branden
betekent dat de auto in beweging kan
komen.
• Als het batterijpakket (tractiebatterij)
extreem koud is (temperatuur lager
dan ongeveer -30°C) als gevolg van de
buitentemperatuur, kan het
hybridesysteem mogelijk niet gestart
worden. Probeer in dat geval het
hybridesysteem nogmaals te starten
nadat de temperatuur van het
batterijpakket is opgelopen omdat
bijvoorbeeld de buitentemperatuur is
gestegen.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
→Blz. 59
Als de 12V-accu is ontladen
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart met het Smart entry-systeem
met startknop. Raadpleeg blz. 409 om
het hybridesysteem weer te starten.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 94Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 113
Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
→Blz. 114
Stuurslotfunctie (indien aanwezig)
• Nadat het contact UIT is gezet en de
portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met
de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het
stuurslot automatisch weer
uitgeschakeld.
• Als het stuurslot niet kan worden
ontgrendeld, wordt “Push Power
Switch while Turning Steering Wheel
in Either Direction” (Druk de
startknop in en draai het stuurwiel in
een willekeurige richting)
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Druk kort en
krachtig op de startknop terwijl u het
stuurwiel naar links en rechts draait.
• Om te voorkomen dat de elektromotor
van het stuurslot oververhit raakt, kan
de werking worden onderbroken als
het hybridesysteem in korte tijd
herhaaldelijk wordt in- en
uitgeschakeld. Wacht in dat geval met
het bedienen van de startknop. Na
ongeveer 10 seconden zal de
elektromotor van het stuurslot weer
functioneren.
4.2 Rijprocedures
143
4
Rijden
Page 146 of 562

Als het controlelampje READY niet
gaat branden
Neem, als het controlelampje READY niet
gaat branden nadat de juiste procedure
voor het starten van de auto is gevolgd,
direct contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Wanneer er een storing in het
hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 64
Batterij elektronische sleutel
→Blz. 354
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Raadpleeg blz. 407 als het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als een storing aan het hybridesysteem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand is gekomen. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OPMERKING
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Wanneer u merkt dat de bediening van
de startknop niet helemaal gaat zoals u
gewend bent, bijvoorbeeld als de
startknop bij het indrukken iets blijft
hangen, kan dit duiden op een defect.
Neem onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 151)
en zet de selectiehendel in stand P.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt.
3. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt en de
weergave van het
instrumentenpaneel dooft.
4.2 Rijprocedures
144
Page 147 of 562

4. Laat het rempedaal los en controleer
of ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) niet
wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 366) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Zet om het hybridesysteem opnieuw
te starten nadat dit ten gevolge van
een noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld de selectiehendel in
stand N en druk de startknop in.
Wijzigen van de standen van het
contact
De standen kunnen worden gewijzigd
door op de startknop te drukken als het
rempedaal niet wordt ingetrapt. (De
stand verandert iedere keer dat op de
knop wordt gedrukt.)1. UIT
*1
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
*2
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
Op het instrumentenpaneel wordt
ACCESSORY (stand ACC)
weergegeven.
3. AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
Op het instrumentenpaneel wordt
IGNITION ON (contact AAN)
weergegeven.
*1Als de selectiehendel niet in stand P
staat en het hybridesysteem wordt
uitgezet, wordt het contact in stand ACC
in plaats van UIT gezet.
*2Stand ACC kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu voor
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 428)
4.2 Rijprocedures
145
4
Rijden
Page 148 of 562

Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (hybridesysteem niet in werking)
terwijl de selectiehendel in stand P staat,
wordt het contact automatisch UIT gezet.
Deze functie kan echter niet geheel
uitsluiten dat de 12V-accu ontladen
raakt. Laat de auto niet gedurende
langere tijd in stand ACC of AAN staan
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is.
Als persoonlijke voorkeursinstelling
voor ACC UIT is
Als het contact UIT wordt gezet, kan het
multimediasysteem nog een bepaalde tijd
worden gebruikt totdat de
energiebesparende functie in werking
treedt.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
zonder het hybridesysteem in te
schakelen.
• Als ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
Uitschakelen van het hybridesysteem
met de selectiehendel in een andere
stand dan P
Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld met de selectiehendel in
een andere stand dan P, dan wordt het
contact niet UIT maar in stand ACC gezet.
Voer de volgende procedure uit om het
contact UIT te zetten:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zet de selectiehendel in stand P.3. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) op het instrumentenpaneel
wordt weergegeven en druk de
startknop kort en stevig in.
4. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) of IGNITION ON (contact AAN)
op het instrumentenpaneel uit is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Schakel het hybridesysteem niet uit als
de selectiehendel in een andere stand
dan P staat. Als het hybridesysteem
wordt uitgeschakeld met de
selectiehendel in een andere stand
wordt het contact niet UIT maar in stand
ACC gezet. Als het contact in stand ACC
blijft staan, kan de accu ontladen raken.
4.2.2 EV-modus
In de EV-modus wordt er elektrisch
vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en wordt
alleen de elektromotor (tractiemotor)
gebruikt voor de aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het 's nachts
of in de vroege morgen door woonwijken
rijden of het rijden in een parkeergarage,
enz. zonder dat u zich zorgen hoeft te
maken over geluidsoverlast of
uitlaatgassen.
Bedieningsinstructies
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje EV MODE
branden. Door in de EV-modus de
schakelaar in te drukken, wordt
teruggekeerd naar normaal rijden
(aandrijving door de benzinemotor en de
elektromotor [tractiemotor]).
4.2 Rijprocedures
146
Page 149 of 562

Omstandigheden waarin de EV-modus
niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus
mogelijk niet worden ingeschakeld. Als de
modus niet ingeschakeld kan worden,
klinkt er een zoemer en verschijnt er een
melding op het multi-informatiedisplay.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te hoog. De auto
heeft lang in de zon gestaan of na het
oprijden van een helling, het rijden
met hoge snelheid, enz.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te laag. De auto
heeft gedurende langere tijd
stilgestaan, enz.
• De benzinemotor is aan het
opwarmen.
• Het batterijpakket (tractiebatterij) is
bijna leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 90)
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
• De voorruitverwarming is
ingeschakeld.
De EV-modus inschakelen wanneer de
benzinemotor koud is
Druk zodra het hybridesysteem is
gestart en het controlelampje READY
brandt en voordat de benzinemotor
start op de EV-modusschakelaar om de
EV-modus in te schakelen.Afhankelijk van de voertuigcondities
wordt de EV-modus mogelijk
uitgeschakeld en wordt de normale
rijmodus (aandrijving door
benzinemotor en elektromotor
[tractiemotor]) mogelijk hervat.
Automatische uitschakeling van de
EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus, kan in
de volgende gevallen automatisch de
benzinemotor worden gestart en kan de
auto worden aangedreven door de
benzinemotor en de elektromotor
(tractiemotor). Als de EV-modus wordt
uitgeschakeld, klinkt er een zoemer,
knippert het controlelampje EV MODE
en wordt er een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
• Het batterijpakket (tractiebatterij)
raakt leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 90)
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus
varieert van een paar honderd meter tot
ongeveer 1 km. Er zijn afhankelijk van de
omstandigheden van de auto echter
situaties waarbij de EV-modus niet kan
worden gebruikt. (De maximale
rijafstand is afhankelijk van de
laadtoestand van het batterijpakket
[tractiebatterij] en de
rijomstandigheden.)
Brandstofverbruik
Het hybridesysteem is ontworpen voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik
onder normale rijomstandigheden
(aandrijving door benzinemotor en
elektromotor [tractiemotor]). Als de
EV-modus vaker wordt gebruikt dan
nodig is, zal het brandstofverbruik hoger
zijn.
4.2 Rijprocedures
147
4
Rijden
Page 150 of 562

Als “EV Mode Unavailable” (EV-modus
niet beschikbaar) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
De EV-modus is niet beschikbaar. De
reden dat de EV-modus niet beschikbaar
is (motor draait stationair,
ladingstoestand batterijpakket is laag,
rijsnelheid is hoger dan de snelheid
waarbij de EV-modus werkt of gaspedaal
is te ver ingetrapt) kan worden
weergegeven. Gebruik de EV-modus
wanneer deze beschikbaar is.
Als “EV Mode Deactivated” (EV-modus
uitgeschakeld) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
De EV-modus is automatisch
uitgeschakeld. De reden dat de
EV-modus niet beschikbaar is
(ladingstoestand batterijpakket is laag,
rijsnelheid is hoger dan de snelheid
waarbij de EV-modus werkt of gaspedaal
is te ver ingetrapt) kan worden
weergegeven. Rijd een tijdje met de auto
alvorens te proberen de EV-modus weer
in te schakelen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de
EV-modus zorgvuldig de omgeving van
de auto. Omdat er geen motorgeluiden
zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en
voertuigen in de omgeving mogelijk
niet dat de auto wegrijdt of hen nadert.
Wees tijdens het rijden extra
voorzichtig, zelfs als het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem actief
is.
4.2.3 Hybridetransmissie
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakel-
standDoel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hybri-
desysteem
R Achteruit
NNeutraalstand (Toestand
waarbij het vermogen niet
wordt overgebracht)
D Normaal rijden
*
BMotorremwerking op een
gemiddeld niveau bij het
afrijden van heuvels
*Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 135
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Niet abrupt accelereren of schakelen.
Door plotseling afremmen op de motor
kan de auto in een slip raken, wat kan
leiden tot een ongeval.
OPMERKING
Lading batterijpakket (tractiebatterij)
Als de selectiehendel in stand N staat,
wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet opgeladen, ook al draait de motor.
Als de auto lang in stand N blijft staan,
ontlaadt het batterijpakket
(tractiebatterij) dus en start de auto
mogelijk niet.
4.2 Rijprocedures
148
Page 151 of 562

Bedienen van de selectiehendel
: Houd, terwijl het contact AAN staat,
het rempedaal ingetrapt*en zet de
selectiehendel in een andere stand terwijl
u de ontgrendelknop van de
schakelblokkering ingedrukt houdt.
: Zet de selectiehendel in een andere
stand terwijl u de ontgrendelknop van de
schakelblokkering ingedrukt houdt.
: Zet de selectiehendel in een andere
stand, zoals u normaliter doet.
Breng de auto altijd eerst geheel tot
stilstand voordat u schakelt tussen stand
PenD.
*Om de selectiehendel vanuit stand P in een
andere stand te zetten, moet u het
rempedaal intrappen voordat u de
ontgrendelknop van de schakelblokkering
indrukt. Als de ontgrendelknop van de
schakelblokkering eerst wordt ingedrukt,
wordt de schakelblokkering niet
gedeblokkeerd.
Schakelblokkeersysteem
Het schakelblokkeersysteem is een
systeem dat voorkomt dat de
selectiehendel tijdens het starten per
ongeluk in een andere stand gezet wordt.
De selectiehendel kan alleen uit stand P
worden gezet wanneer het contact AAN
staat, het rempedaal wordt ingetrapt en
de ontgrendelknop van de selectiehendel
wordt ingedrukt.
Als de selectiehendel niet in een andere
stand dan P kan worden gezet
Controleer eerst of het rempedaal is
ingetrapt. Als de selectiehendel niet in
een andere stand gezet kan worden
terwijl u het rempedaal ingetrapt hebt,
kan er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. Met de
volgende procedure kan in noodgevallen
de blokkering van de selectiehendel
ongedaan worden gemaakt. Uitschakelen
van de schakelblokkering:
1. Activeer de parkeerrem.
2. Zet het contact UIT.
3. Trap het rempedaal in.
4. Wrik het afdekplaatje omhoog met
een sleufkopschroevendraaier o.i.d.
Omwikkel de
sleufkopschroevendraaier met tape
om te voorkomen dat het afdekplaatje
wordt beschadigd.
4.2 Rijprocedures
149
4
Rijden
Page 152 of 562

5. Houd de deblokkeerschakelaar
ingedrukt en druk vervolgens de knop
op de selectiehendelknop ingedrukt.
De selectiehendel kan worden
verplaatst als beide schakelaars
ingedrukt zijn.
Remwerking van de motor
Wanneer schakelstand B geselecteerd is,
wordt er op de motor afgeremd als u het
gaspedaal loslaat.
• Wanneer er met hoge snelheden
wordt gereden, voelt u, in vergelijking
met normale auto's met een
benzinemotor, de motorremwerking
minder.
• Er kan met de auto geaccelereerd
worden zelfs wanneer schakelstand B
geselecteerd is.
Als er continu in stand B wordt gereden,
zal het brandstofverbruik hoog zijn.
Selecteer normaal gesproken stand D.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van ongevallen bij het
uitschakelen van de
schakelblokkering
Activeer de parkeerrem en trap het
rempedaal in alvorens de
deblokkeerschakelaar in te drukken. Als
per ongeluk het gaspedaal in plaats van
het rempedaal wordt ingetrapt als de
deblokkeerschakelaar wordt ingedrukt
en de selectiehendel uit stand P wordt
WAARSCHUWING!(Vervolg)
gezet, kan de auto plotseling wegrijden,
hetgeen kan leiden tot een ongeval,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Selecteren van de rijmodus
→Blz. 273
4.2.4 Richtingaanwijzerschakelaar
Bedieningsinstructies
1. Bocht naar rechts
2. Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets omhoog en
laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
rechterzijde zullen drie keer
knipperen.
3. Rijstrookwisseling naar links (beweeg
de hendel iets omlaag en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
linkerzijde zullen drie keer knipperen.
4. Links afslaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend
worden als
Het contact AAN staat.
4.2 Rijprocedures
150