Page 393 of 562
6. Trek de slang naar buiten. Verwijder
het dopje van de slang.
Het ontluchtingsdopje van de slang
wordt nog gebruikt. Berg het dopje
daarom veilig op.
7. Sluit de slang aan op het ventiel.
Draai het uiteinde van de slang zo ver
mogelijk rechtsom.
8. Verwijder de voedingsaansluiting van
de compressor.
Zorg ervoor dat de compressor is
uitgeschakeld.9. Sluit de voedingsstekker aan op de
accessoireaansluiting. (→Blz. 303)
10. Breng de met de bandenreparatieset
meegeleverde sticker aan op een
plaats die goed te zien is vanaf de
bestuurdersstoel.
11. Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.
De bandenspanning staat zoals
aangegeven vermeld op het label op
de middenstijl aan bestuurderszijde.
(→Blz. 426)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
391
7
Bij problemen
Page 394 of 562

12. Starten van het hybridesysteem.
(→Blz. 142)
13.
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te spuiten
en de band met lucht te vullen.
14. Vul de band tot de voorgeschreven
bandenspanning bereikt is.
ADe vloeistof wordt geïnjecteerd
en de spanning wordt verhoogd tot
tussen 300 kPa (3,0 kg/cm
2of bar,
44 psi) en 400 kPa (4,0 kg/cm2of bar,
58 psi), en neemt dan geleidelijk af.
BDe bandenspanningsmeter geeft
ongeveer 1 tot 5 minuten nadat de
schakelaar in stand ON is gezet de
werkelijke bandenspanning aan.
Zet de compressor uit en controleer
de bandenspanning. Zorg dat de band
niet te hard wordt opgepompt en vul
de band met lucht tot de
voorgeschreven bandenspanning is
bereikt.
De band kan gedurende ongeveer
5 tot 20 minuten worden opgepompt
(afhankelijk van de
buitentemperatuur). Als de
bandenspanning na 25 minuten nog
steeds lager is dan voorgeschreven, is
de band te veel beschadigd om nog
gerepareerd te worden. Schakel de
compressor uit en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Laat wat lucht ontsnappen wanneer
de bandenspanning de
voorgeschreven waarde overschrijdt.
(→Blz. 394, blz. 426)
15. Maak terwijl de compressor is
uitgeschakeld de slang los van het
ventiel en trek vervolgens de
voedingsstekker uit de
accessoireaansluiting.
Mogelijk ontsnapt er bij het
verwijderen van de slang wat
bandenreparatievloeistof.
16. Plaats het ventieldopje op het ventiel
van het gerepareerde wiel.
17. Plaats het ontluchtingsdopje op het
uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
392
Page 395 of 562

18. Berg de fles, terwijl deze aan decompressor is bevestigd, tijdelijk op in
de bagageruimte.
19. Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band te verdelen,
meteen ongeveer 5 km met een
snelheid van maximaal 80 km/h.
20. Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats met een stevige, vlakke
ondergrond en sluit de reparatieset
weer aan.
Verwijder het dopje van de slang
voordat u de slang weer aansluit.
21. Schakel de compressor in, wacht een paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer de
bandenspanning.
AAls de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm2of bar,
19 psi): De band kan niet worden
gerepareerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
BAls de bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm2of bar, 19 psi) of hoger is,
maar lager dan de voorgeschreven
spanning: Ga verder met stap 22.
CAls de bandenspanning juist is
(→blz. 426): Ga verder met stap 23.
22. Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven spanning te
brengen. Rijd ongeveer 5 km en voer
dan stap 20uit.
23. Plaats het ontluchtingsdopje op het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
24. Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, op in de
bagageruimte.
25. Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe
bochten. Rijd voorzichtig met een
snelheid van maximaal 80 km/h naar
de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige die zich binnen
een afstand van 100 km bevindt voor
het repareren of vervangen van de
band.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
393
7
Bij problemen
Page 396 of 562

Laat wanneer u de band laat repareren
of vervangen, de erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige weten dat er
bandenreparatievloeistof is ingespoten.
Als de band te hard wordt opgepompt
1. Neem de slang los van het ventiel.
2. Plaats het dopje op het uiteinde van
de slang en duw het uitstekende
gedeelte van het dopje in het ventiel
van de band om wat lucht te laten
ontsnappen.
3. Neem de slang los van het ventiel,
verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
4.
Zet de compressor aan, wacht enkele
seconden en zet de compressor weer
uit. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
(→
Blz. 426)
Zet de compressor weer aan als de
spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste
spanning is bereikt.
WAARSCHUWING!
Rijd niet door als de auto een lekke
band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Door het rijden met een lekke band kan
er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij
het gebruik van een reparatieset
exploderen.
Bij het repareren van een lekke band
• Parkeer de auto op een veilige plaats
en een vlakke ondergrond.
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan. Nadat met de
auto is gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen met
uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit
leiden tot brandwonden.
• Sluit de slang stevig aan op het
ventiel terwijl het wiel aan de auto
bevestigd is. Als de slang niet goed
op het ventiel is aangesloten, kan er
lekkage van lucht optreden waarbij
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuit.
• Als de slang tijdens het vullen
loskomt van het ventiel, is het
mogelijk dat de slang abrupte
bewegingen maakt vanwege de
luchtdruk.
• Nadat de band gevuld is, kunnen er
spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt
losgemaakt of wanneer u lucht uit de
band laat ontsnappen.
• Volg voor het repareren van de band
de volgende procedure. Als u de
procedures niet volgt, kan de
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuiten.
• Bewaar afstand tot de band wanneer
deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar
van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont
of vervormt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
394
Page 397 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De reparatieset kan oververhit raken
als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de
reparatieset niet langer dan
40 minuten achter elkaar.
• Delen van de reparatieset worden
tijdens het gebruik heet. Wees voor
en na gebruik voorzichtig met de
reparatieset. Raak het metalen deel
rond de verbinding tussen de fles en
de compressor niet aan. Dit is
namelijk zeer heet.
• Plak de waarschuwingssticker voor
de rijsnelheid alleen op de
aangegeven plaats. Als de sticker
wordt aangebracht op een plaats
waar zich een airbag bevindt, zoals
op het stuurwielkussen, werkt de
airbag mogelijk niet goed meer.
Rijden om de
bandenreparatievloeistof gelijkmatig
te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet kunt u de macht over het
stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
• Rijd langzaam en voorzichtig. Wees
extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
• Breng de auto tot stilstand wanneer
de auto niet rechtuit wil rijden of als
u voelt dat er aan het stuurwiel wordt
getrokken en controleer het
volgende.
– Toestand van de band. De band kan
van de velg zijn afgelopen.
– Bandenspanning. Als de
bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2of bar, 19 psi) of lager is,
is de band mogelijk ernstig
beschadigd.
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
• Een band mag alleen met de
bandenreparatieset worden
gerepareerd indien de beschadiging is
veroorzaakt door perforatie van het
loopvlak door een scherp voorwerp,
zoals een spijker of een schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet
uit de band. Door het verwijderen van
de spijker of de schroef kan het gat
groter worden waardoor de band niet
meer tijdelijk gerepareerd kan
worden.
• De reparatieset is niet
waterbestendig. Zorg dat de
bandenreparatieset niet in aanraking
komt met water, bijvoorbeeld bij
gebruik tijdens regen.
• Zet de bandenreparatieset niet op een
stoffige ondergrond, zoals in het zand
of in de berm. Als de reparatieset stof
e.d. opzuigt, kunnen er storingen
optreden.
• Plaats de bandenreparatieset
verticaal. De bandenreparatieset
werkt anders niet.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bandenreparatieset
• De reparatieset heeft als voeding
12V-gelijkstroom nodig. Sluit de
reparatieset niet aan op andere
voedingsbronnen.
• Als er brandstofdruppels op de
reparatieset terechtkomen, kan de set
beschadigd raken. Zorg dat de set niet
met brandstof in aanraking kan
komen.
• Berg de reparatieset op, zodat de set
beschermd is tegen vuil en vocht.
• Berg de reparatieset op in de
gereedschapshouder onder de
afdekmat, buiten bereik van kinderen.
• Demonteer de reparatieset niet en
breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de
bandenspanningsmeter niet bloot aan
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
395
7
Bij problemen
Page 398 of 562

OPMERKING(Vervolg)
schokken. Hierdoor kunnen storingen
optreden.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 340)
7.2.6 Als uw auto een lekke band
heeft (auto's met een
reservewiel)
Uw auto is voorzien van een reservewiel.
De lekke band kan worden vervangen
door het reservewiel.
Meer informatie over banden:→blz. 336
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
396
Page 399 of 562

Plaats van reservewiel, krik en gereedschap
AKrikslinger
BWielmoersleutel
CKrik
DSleepoog
EReservewiel
WAARSCHUWING!
Gebruik van de krik
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Onjuist
gebruik van de krik kan ertoe leiden dat
de auto van de krik valt, wat tot dodelijk
of ernstig letsel kan leiden.
• Gebruik de krik uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel of de
montage en het verwijderen van
sneeuwkettingen.
• Gebruik voor het verwisselen van een
lekke band uitsluitend de met de auto
meegeleverde krik. Gebruik de krik
niet voor het verwisselen van wielen
van andere auto's en gebruik ook
geen krik van een andere auto.
• Zet de krik op de juiste wijze onder
het kriksteunpunt.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zorg ervoor dat er zich geen
lichaamsdelen bevinden onder een
auto die alleen door een krik wordt
ondersteund.
• Start het hybridesysteem niet en ga
niet met de auto rijden als deze door
de krik wordt ondersteund.
• Krik de auto niet op als er nog iemand
in de auto aanwezig is.
• Plaats niets op of onder de krik als de
auto wordt opgekrikt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
397
7
Bij problemen
Page 400 of 562
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Krik de auto niet verder op dan voorhet verwisselen van het wiel
noodzakelijk is.
• Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
• Zorg wanneer u de auto laat zakken dat er niemand onder komt. Breng
mensen in de buurt op de hoogte
van het laten zakken.
Verwijderen van de krik 1. Verwijder de afdekmat.
2. Haal de krik eruit.
AMaak de riem los. Verwijderen van het reservewiel
1. Verwijder de afdekmat. (→Blz. 398)
2. Verwijder de gereedschapshouder.
3. Draai de bevestiging van het reservewiel los.
WAARSCHUWING!
Bij het opbergen van het reservewiel
Zorg ervoor dat er geen vingers of an-
dere lichaamsdelen tussen het reser-
vewiel en de carrosserie bekneld raken.
Vervangen van een wiel met een lekke
band
1. Plaats wielblokken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
398