Page 33 of 562

•De volgende airbags worden normaal
gesproken niet geactiveerd bij
aanrijdingen van achteren, over de kop
slaan, en frontale aanrijdingen en
aanrijdingen van opzij bij lage snelheid:
– Curtain airbags
Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende situaties zal controle en/of
reparatie van de auto nodig zijn. Neem zo
snel mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn
geactiveerd
• Als de voorzijde van de auto is
beschadigd of vervormd of was
betrokken bij een aanrijding die niet
van zodanige aard was dat de
volgende airbags werden geactiveerd:
– Airbags voor
– Knie-airbag• Bij beschadiging of vervorming van
een portier of het omliggende gebied,
wanneer er een gat in is gemaakt of bij
aanrijding die niet van zodanige aard
was dat de volgende airbags werden
geactiveerd:
– Side airbags
– Curtain airbags
– Centrale airbag voor
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan het
stuurwielkussen of het dashboard bij
de voorpassagiersairbag of het
onderste gedeelte van het
instrumentenpaneel.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag of airbag middenvoor.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het deel van de
voor- en achterstijl en de
daklijstbekleding (vulling) met de
curtain airbags.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Alle inzittenden dienen hun
veiligheidsgordel op de juiste manier
te dragen. De airbags zijn
aanvullende middelen die samen met
de veiligheidsgordels gebruikt
moeten worden.
1 .1 Voor een veilig gebruik
31
1
Veiligheid en beveiliging
Page 34 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De bestuurdersairbag wordt met een
aanzienlijke kracht geactiveerd, wat
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg
kan hebben, vooral wanneer de
bestuurder zich erg dicht bij de
airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van
de bestuurdersairbag zijn de eerste
50 - 75 mm; door een afstand van
minimaal 250 mm tot het stuurwiel
aan te houden, hanteert u een veilige
marge. Dit is de afstand gemeten
vanaf het midden van het stuurwiel
tot aan uw borstbeen. Als u nu
minder dan 250 mm van de
bestuurdersairbag zit, kunt u uw
zitpositie op verschillende manieren
wijzigen:
– Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar
achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
– Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen,
verkrijgen veel bestuurders, zelfs
met de bestuurdersstoel helemaal
naar voren, de afstand van 250 mm
door simpelweg de rugleuning iets
achterover te zetten. Als u door het
achterover zetten van uw stoel de
weg niet goed meer kunt zien, kunt
u een stevig, niet-glad kussen
gebruiken om hoger te zitten, of uw
stoel hoger zetten wanneer uw auto
deze mogelijkheid biedt.
– Als het stuurwiel verstelbaar is,
kantel het dan naar beneden.
Hierdoor wijst de airbag naar uw
borst in plaats van naar uw hoofd en
nek. De stoel dient te worden
afgesteld zoals hierboven
aanbevolen, terwijl de pedalen en
het stuurwiel nog steeds goed
bediend kunnen worden en u het
instrumentenpaneel nog goed kunt
zien.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De voorpassagiersairbag wordt met
een aanzienlijke kracht geactiveerd,
wat dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg kan hebben, vooral wanneer de
voorpassagier zich erg dicht bij de
airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver
mogelijk van de airbag af te staan, met
de rugleuning zodanig ingesteld dat
de passagier rechtop zit.
• Kinderen die niet goed op de stoel
zitten en/of niet goed vastzitten,
kunnen ernstig letsel oplopen door
een geactiveerde airbag. Gebruik de
veiligheidsgordels nooit voor baby's of
kleine kinderen, maar zet hen goed
vast in een baby- of kinderzitje.
Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle
kinderen op de achterstoelen
plaatsnemen en op de juiste wijze
vastzitten. Achterin zitten kinderen
veiliger dan op de
voorpassagiersstoel. (→Blz. 36)
• Ga niet op het puntje van de stoel
zitten en leun niet op het dashboard.
• Laat een kind niet op de
voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
• Laat voorpassagiers nooit
voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
Page 35 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Leun niet tegen het portier, de
dakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
• Laat niemand knielen op een stoel in
de richting van het portier of hoofd
en handen buiten de auto steken.
• Bevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het
dashboard, het stuurwielkussen of
het onderste deel van het dashboard.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig niets aan het portier, de
voorruit, de zijruiten, de voor- en
achterstijl, de dakzijrails en de
handgrepen. (Behalve het label voor
de snelheidsbeperking→blz. 388)
• Hang geen kleerhangers of andere
harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes. Als de curtain airbags
geactiveerd worden, kunnen deze
voorwerpen projectielen worden en
dodelijk of ernstig letsel veroorzaken.
• Verwijder een eventueel aanwezige
afdekking van de plaats waar de
knie-airbag wordt geactiveerd.
• Gebruik geen accessoires op de
stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de airbags aanwezig zijn
afdekken omdat dat een negatieve
invloed kan hebben op een juiste
werking van de airbags. Dergelijke
accessoires kunnen tot resultaat
hebben dat de airbags niet op de
juiste wijze geactiveerd worden,
helemaal niet geactiveerd worden of
per ongeluk geactiveerd worden,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de onderdelen van het airbagsysteem
en op de voorportieren of het
omliggende gebied. Anders kunnen
er storingen aan de airbags ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
1 .1 Voor een veilig gebruik
33
1
Veiligheid en beveiliging
Page 36 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als u na het activeren van de airbags
moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
ruit om frisse lucht binnen te laten of
verlaat de auto als u dat op een veilige
manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
• Als een onderdeel waarin zich een
airbag bevindt is beschadigd of
gebarsten, laat het dan vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit zonder
eerst een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren of
repareren van de airbags
• Repareren, verwijderen of aanpassen
van de volgende onderdelen of het
omliggende gebied
– Stuurwiel
– Instrumentenpaneel
– Dashboard
– Stoelen
– Stoelbekleding
– Voorstijlen
– Middenstijlen
– Achterstijlen
– Dakzijrails
– Voorportierpanelen
– Voorportierbekleding
– Luidsprekers voorportieren
• Aanpassing van de
voorportierpanelen (bijvoorbeeld een
gat erin maken)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Repareren of aanpassen van de
volgende onderdelen of het
omliggende gebied
– Voorspatbord
– Voorbumper
– Zijkanten van het interieur
• Plaatsen van de volgende onderdelen
of accessoires
– Bullbars, enz.
– Sneeuwploeg
– Lier
• Wijzigingen aan de wielophanging van
de auto
• Plaatsen van elektronische
apparatuur als een mobiele
tweewegradio
(zend-/ontvanginstallatie) of
CD-speler
1.1.5 Belangrijke
voorzorgsmaatregelen in verband
met uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die
schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke
koolmonoxide (CO). Dit is een kleurloos
en reukloos gas. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u deze voorzorgsmaatregelen niet
in acht neemt, kunnen er uitlaatgassen
in de auto terechtkomen waardoor de
bestuurder duizelig kan worden en een
ongeval kan veroorzaken, of wat kan
leiden tot de dood of zeer schadelijk
kan zijn voor de gezondheid.
Belangrijke punten tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat de achterklep
gesloten is.
• Als u uitlaatgassen ruikt in de auto,
zelfs als de achterklep gesloten is,
moet u de ruiten openen en de auto
zo snel mogelijk laten nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
Page 37 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Tijdens het parkeren
• Als de auto zich in een slecht geven-
tileerde omgeving of een afgesloten
ruimte bevindt, zoals een garage,
moet u het hybridesysteem
uitschakelen.
•
Laat bij stilstaande auto het hybride-
systeem niet langdurig ingeschakeld.
Als dat niet anders kan, parkeer de
auto dan op een open plek en zorg
ervoor dat er geen uitlaatgassen in het
interieur terecht kunnen komen.
• Laat het hybridesysteem niet draaien
op een plaats waar sneeuw de afvoer
van de uitlaatgassen zou kunnen
hinderen. Als sneeuw de afvoer van
uitlaatgassen hindert wanneer het
hybridesysteem in werking is,
kunnen er uitlaatgassen in de auto
terechtkomen.
Uitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te wor-
den gecontroleerd. Laat uw auto nakijken
en repareren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een ande-
re naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige bij gaten of scheuren als
gevolg van corrosie of beschadigingen aan
verbindingsstukken, of bij een abnormaal
geluid aan het uitlaatsysteem.
1.2
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
1.2.1 Handmatig in-/
uitschakelsysteem airbag
Met dit systeem kunnen de volgende
airbags worden uitgeschakeld:
• Voorpassagiersairbag
Schakel deze airbags alleen uit als er een
baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt.Systeemonderdelen
AControlelampje PASSENGER AIR BAG
Het controlelampje ON gaat branden
als het airbagsysteem is ingeschakeld
(alleen als het contact AAN staat).
BAan/uit-schakelaar airbag
Airbags voor voorpassagier
uitschakelen
Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en zet de slotcilinder in stand
OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Page 38 of 562

Informatie over controlelampje
PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen op-
treedt, is er mogelijk een storing in het sy-
steem aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
• Het controlelampje OFF gaat niet
branden als de aan/uit-schakelaar van
de airbag in stand OFF wordt gezet.
• Het controlelampje reageert niet
wanneer de aan/uit-schakelaar van de
airbag van ON naar OFF wordt gezet.
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het
baby- of kinderzitje altijd op een
achterstoel. Als de achterstoel niet kan
worden gebruikt, mag de voorstoel
worden gebruikt zo lang de
aan/uit-schakelaar van de airbag in
stand OFF wordt gezet. Als de airbag
niet handmatig is uitgeschakeld, kan de
kracht die met het activeren (opblazen)
van de airbag gepaard gaat, dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar
van de airbag in stand ON staat. Als de
schakelaar in stand OFF staat, zal de
airbag in geval van een ongeval niet
worden geactiveerd, waardoor dodelijk
of ernstig letsel kan ontstaan.
1.2.2 Rijden met kinderen in de
auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht als er kinderen in de auto
aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje
tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de juiste
wijze te dragen.• Het wordt aangeraden om kinderen
op de achterstoelen te vervoeren om
te voorkomen dat ze per ongeluk
tegen onderdelen aankomen, zoals de
selectiehendel en de
ruitenwisserschakelaar.
•
Gebruik het kinderslot van het
achterportier of de blokkeerschakelaar
van de ruitbediening om te voorkomen
dat kinderen het portier openen tijdens
het rijden of per ongeluk de elektrisch
bedienbare ruit bedienen. (→
Blz. 100,
blz. 127)
• Laat kleine kinderen geen onderdelen
bedienen waarbij lichaamsdelen vast
kunnen komen te zitten of bekneld
kunnen raken, zoals de elektrisch
bedienbare ruiten, de motorkap en de
achterklep.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto aanwezig
zijn
Laat kinderen nooit alleen in de auto
achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zouden de auto kunnen
starten of de neutraalstand
inschakelen. Daarnaast kunnen
kinderen zich bezeren als ze met de
ruiten of andere systemen in de auto
spelen. Verder kan de temperatuur in
de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen
dat dat kinderen fataal kan worden.
1.2.3 Baby- en kinderzitjes
Voordat u een baby- of kinderzitje in de
auto plaatst, zijn er
voorzorgsmaatregelen die u in acht moet
nemen, verschillende soorten baby- en
kinderzitjes en verschillende
plaatsingsmethoden, enz. Deze staan
beschreven in deze handleiding.
• Gebruik een baby- of kinderzitje
wanneer er een klein kind in de auto
meerijdt dat nog niet op de juiste
wijze gebruik kan maken van een
veiligheidsgordel. Plaats voor de
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
36
Page 39 of 562

veiligheid van het kind het baby- of
kinderzitje op een achterstoel. Zorg
ervoor dat u de plaatsingsmethode
opvolgt die in de handleiding van het
baby- of kinderzitje staat.
• Wij raden het gebruik van een
origineel baby- of kinderzitje van
Toyota aan, aangezien deze in het
gebruik veiliger is in deze auto. De
originele baby- of kinderzitjes van
Toyota zijn speciaal gemaakt voor
auto's van Toyota. U kunt ze kopen bij
een Toyota-dealer.
Inhoudsopgave
Punten om rekening mee te houden:
blz. 37
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje:
blz. 38
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie: blz. 40
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje:
blz. 45
• Vastgezet met een veiligheidsgordel:
blz. 46
• Vastgezet met een onderste
ISOfix-bevestigingspunt: blz. 47
• Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel: blz. 48
Punten om rekening mee te houden
• Geef prioriteit aan de
waarschuwingen en neem deze in
acht. Houd u daarnaast ook aan de
wetgeving en voorschriften met
betrekking tot baby- en kinderzitjes.
•
Gebruik een baby- of kinderzitje tot het
kind groot genoeg is om de standaard
gemonteerde veiligheidsgordel op de
juiste wijze te gebruiken.
• Kies een baby- of kinderzitje dat past
bij de leeftijd en de lengte van het
kind.
• Let erop dat niet alle baby- of
kinderzitjes in alle auto's kunnen
worden gemonteerd. Controleer,voordat u een baby- of kinderzitje
koopt of gebruikt, of het zitje geschikt
is voor de stoelposities. (→Blz. 40)
WAARSCHUWING!
Wanneer er een kind in de auto
meerijdt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Voor de meest effectieve
bescherming van een kind tijdens
een ongeval of bij hard remmen moet
een kind goed vastzitten, met een
veiligheidsgordel of een baby- of
kinderzitje dat op de juiste wijze is
geplaatst. Raadpleeg voor informatie
over het plaatsen de bij het baby- of
kinderzitje bijgesloten handleiding.
In deze handleiding vindt u algemene
aanwijzingen met betrekking tot het
plaatsen.
• Toyota adviseert met klem gebruik te
maken van een geschikt zitje dat past
bij het gewicht en de lengte van het
kind en dat op de achterstoel is
geplaatst. In ongevallenstatistieken
is aangetoond dat kinderen minder
verwondingen oplopen als zij op de
achterstoelen op de juiste wijze
vastzitten dan als zij op de voorstoel
zitten.
• Het vasthouden van een kind in de
armen is geen vervanging voor een
baby- of kinderzitje. Bij een ongeval
kan een kind dan de voorruit raken of
klem komen te zitten tussen degene
die het kind vasthoudt en delen van
het interieur.
Behandelen van baby- en kinderzitjes
Als het baby- of kinderzitje niet goed
wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling
remmen, een uitwijkmanoeuvre of een
aanrijding ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
37
1
Veiligheid en beveiliging
Page 40 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de auto een hevige impact te verduren krijgt, bijvoorbeeld alsgevolg van een ongeval, kan erschade ontstaan aan het baby- ofkinderzitje die niet direct zichtbaaris. Gebruik het baby- of kinderzitje indergelijke gevallen niet meer.• Afhankelijk van het baby- ofkinderzitje kan het zijn dat ditmoeilijk of onmogelijk kan wordengeplaatst. Controleer in dergelijkegevallen of het baby- of kinderzitjegeschikt is voor plaatsing in de auto.( →Blz. 40) Houdt u zich bij het plaatsen en gebruik aan devoorschriften voor het vastzettenvan het zitje in deze handleiding ende handleiding van het baby- ofkinderzitje. Lees deze voorschriftenzorgvuldig.• Laat het zitje goed vastzitten op destoel, zelfs als het niet wordtgebruikt. Plaats het baby- ofkinderzitje niet los in hetpassagierscompartiment.• Als het zitje moet wordenlosgemaakt, verwijder het dan uit deauto of berg het veilig op in debagageruimte.
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst op de voorpassagiersstoel
Plaats voor de veiligheid van het kind een baby- of kinderzitje op een achterstoel.Als het plaatsen van een zitje op devoorpassagiersstoel onvermijdelijk is, steldan de stoel als volgt af en plaats hetbaby- of kinderzitje:
• Schuif de voorstoel helemaal naar achteren.
• Als de hoogte van de passagiersstoel kan worden versteld, dan moet deze inde hoogste positie staan.
• Zet de rugleuning zo veel mogelijk rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de rijrichting geplaatst kinderzitje eenopening aanwezig is tussen hetkinderzitje en de rugleuning, stel derugleuning dan af totdat het zitje en derugleuning goed contact maken.
• Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werkingvan het baby- of kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de hoogste stand.
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordtgeplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan dodelijk ofernstig letsel tot gevolg hebben.•Gebruik nooit een tegen de rijrichtingin geplaatst baby- of kinderzitje op devoorpassagiersstoel als de aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand ONstaat. ( →Blz. 35) Bij een ongeval kan het kind ernstig letsel oplopen doorde kracht waarmee de voorpas-sagiersairbag wordt geactiveerd.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
38