Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau (→blz. 374)
Controlelampje bestuurders-
en voorpassagiersgordel
(→blz. 374)
Controlelampjes achterpas-
sagiersgordels (→blz. 375)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning (→blz. 375)
Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF*1
(indien aanwezig)
(→blz. 375)
Waarschuwingslampje PCS*1
(→blz. 376)
(oranje)Controlelampje LTA
(→blz. 376)
(oranje)Controlelampje LDA
(→blz. 376)
(oranje)Controlelampje Dynamic Ra-
dar Cruise Control
(→blz. 376)
(oranje)Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 376)
(oranje)Controlelampje snelheidsbe-
grenzer (indien aanwezig)
(→blz. 377)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1
(→blz. 377)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 377)
(knippert)Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 377)
(knippert)Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1
(→blz. 378)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat het
hybridesysteem is gestart of nadat er
enkele seconden verstreken zijn. Er kan
een storing in een systeem aanwezig zijn
als een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje brandt op het
multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het hybridesysteem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
beschermen bij een ongeval, waardoor
dodelijk of ernstig letsel zou kunnen
ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
2.1 Instrumentenpaneel
73
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richtingaan-
wijzers (→blz. 150)
Controlelampje achterlicht
(→blz. 156)
Controlelampje grootlicht
(→blz. 157)
Controlelampje Automatic
High Beam-systeem
(→blz. 159)
Controlelampje mistlampen
voor (indien aanwezig)
(→blz. 161)
Controlelampje mistachter-
licht (→blz. 161)
Waarschuwingslampje PCS*1,
2
(→blz. 183)
(groen/
wit)Controlelampje Dynamic Ra-
dar Cruise Control
(→blz. 198)
(groen/
wit)Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 204)
Controlelampje snelheidsbe-
grenzer (indien aanwezig)
(→blz. 205)
(groen/
oranje
[knippert])Controlelampje LDA
(→blz. 191)
(oranje)Controlelampje LDA OFF
(→blz. 191)
(Groen/
wit/oranje
[knippert])Controlelampje LTA
(→blz. 187)
Controlelampje BSM (indien
aanwezig)*3(→blz. 210,
blz. 223)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1,2
(→blz. 377)
Waarschuwingslampje par-
keerrem*1(→blz. 151)
Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking*1
(→blz. 154)
Controlelampje stand-
bystand Brake Hold-
systeem
*1(→blz. 154)
(Knippert)Controlelampje Traction Con-
trol
*1(→blz. 275)
Controlelampje VSC OFF*1, 2
(→blz. 275)
Controlelampje Smart entry-
systeem met startknop*4
(→blz. 142)
Controlelampje READY
(→blz. 142)
Controlelampje EV MODE
(→blz. 146)
2.1 Instrumentenpaneel
74
er met lage snelheden wordt gereden of
als het hybridesysteem regelmatig
wordt gestart in een extreem koude
omgeving. Overmatige ophoping van
roetdeeltjes kan worden voorkomen
door periodiek lange afstanden te rijden
waarbij het gaspedaal af en toe wordt
losgelaten, zoals bij het rijden op
autowegen en snelwegen.
Als het motorcontrolelampje gaat
branden of “Hybrid System
Malfunction Output Power Reduced
Visit Your Dealer” (Storing in
hybridesysteem, gereduceerd
uitgangsvermogen, ga naar uw dealer)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes heeft een bepaald niveau
overschreden. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen dat het
benzineroetfiltersysteem niet goed
werkt
• Gebruik geen andere brandstof dan
het voorgeschreven type brandstof
• Breng geen wijzigingen aan de
uitlaatpijp aan
4.5.20 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.Overzicht van de ondersteunende
systemen
ECB (elektronisch geregeld
remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het maken van bochten op een glad
wegdek.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres op
een glad wegdek door de
stuurcommando's aan te passen.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
274
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen.
E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (AWD-uitvoeringen)
Regelt automatisch het aandrijfsysteem
zoals voorwielaandrijving of AWD
(vierwielaandrijving) overeenkomstig
verschillende rijomstandigheden,
waaronder normaal rijden, het nemen van
bochten, op een helling, bij het wegrijden,
tijdens accelereren of op door sneeuw of
regen gladde wegen en draagt zo bij aan
een stabiele bediening en rijstabiliteit.
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.
Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
Als het TRC-/VSC-/ABS-systeem in
werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het TRC/VSC/ABS-
systeem in werking is.Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het hybridesy-
steem naar de wielen beperken. Als u op de
schakelaar
drukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto mogelijk gemak-
kelijker loskrijgen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door de
schakelaarsnel in te drukken en weer
los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op de schakelaar
om
het systeem weer in te schakelen.
Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd de schakelaarlanger dan 3 se-
conden ingedrukt terwijl de auto stilstaat
om het TRC- en VSC-systeem uit te
schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden
en “Traction Control Turned Off” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
275
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
De Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
Als TRC/ABS/VSC is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
Als TRC/VSC is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC en de VSC
alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorgdragen voor de
voertuigstabiliteit en het
aandrijfvermogen.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben, van hetzelfde merk zijn
en hetzelfde profiel en draagvermogen
hebben. Controleer verder of alle
banden de aanbevolen spanning
hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem
werken niet goed als er verschillende
banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met uw Toyota-dealer
voor meer informatie over het
vervangen van banden of wielen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Omgaan met banden en
wielophanging
Problemen met de banden of
wijzigingen aan de wielophanging
hebben een negatief effect op de
ondersteunende systemen en kunnen
een storing veroorzaken.
Secondary Collision Brake
Vertrouw niet uitsluitend op de
Secondary Collision Brake. Dit systeem
is ontworpen om te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen, maar
het effect is afhankelijk van diverse
omstandigheden. Te veel vertrouwen
op het systeem kan dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg hebben.
4.6 Rijtips
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto
Besteed aandacht aan de volgende
punten om zuinig en milieuvriendelijk te
rijden:
Gebruik van de ECO-rijmodus
Bij gebruik van de ECO-rijmodus kan het
koppel dat correspondeert met de mate
waarin het gaspedaal wordt ingetrapt
geleidelijker worden afgegeven dan
onder normale omstandigheden.
Bovendien wordt de werking van de
airconditioning (verwarmen/koelen)
geminimaliseerd zodat er minder
brandstof verbruikt wordt. (→Blz. 273)
Gebruik van de
hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de
hybridesysteemindicator binnen de
Eco-zone te houden. (→Blz. 76)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
279
4
Rijden
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopening en het filter
van het batterijpakket
(tractiebatterij)
Controleer, om een hoger
brandstofverbruik te voorkomen, de
ventilatieopening van het batterijpakket
(tractiebatterij) periodiek op
verontreinigingen. Als “Maintenance
Required for Traction Battery Cooling
Parts See Owner’s Manual” (Onderhoud
vereist voor koelonderdelen
tractiebatterij, zie handleiding) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay, moet de
ventilatieopening worden gereinigd
volgens onderstaande procedure:
Schoonmaken van de ventilatieopening
Verwijder het stof van de
ventilatieopening met een stofzuiger of
iets dergelijks.
Zorg ervoor dat u alleen een vacuüm
gebruikt om stof en verontreinigingen op
te zuigen. Wanneer u stof en
verontreinigingen probeert weg te blazen
met een blower of iets dergelijks kunnen
deze verder in de ventilatieopening
worden gedrukt. (→Blz. 354)
Als stof en verontreinigingen niet
volledig kunnen worden verwijderd
Als de verontreinigingen niet volledig
kunnen worden verwijderd met de
afdekkap van de ventilatieopening ingemonteerde toestand moet de afdekkap
worden verwijderd en moet het filter
worden gereinigd.
1. Zet het contact UIT.
2. Verwijder de kap van de
ventilatieopening.
ATrek aan de kap zoals aangegeven
in de afbeelding om de 5 klemmen
los te maken. Begin bij de klem in
de rechter bovenhoek.
BTrek de kap in de richting van de
voorzijde van de auto om hem te
verwijderen.
3. Verwijder het filter van de
ventilatieopening.
AMaak de klauwen los zoals
aangegeven in de afbeelding.
BVerwijder het filter uit de kap.
4. Verwijder het stof en
verontreinigingen met een stofzuiger
o.i.d. uit het filter.
Verwijder tevens stof en
verontreinigingen aan de binnenzijde
van de kap van de ventilatieopening.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
352
5. Plaats het filter op de kap.
AMaak het filter vast aan de
klauwen zoals aangegeven in de
afbeelding.
BMaak de klauwen vast om het
filter te plaatsen.
Zorg ervoor dat het filter niet geknikt
of verbogen wordt bij het plaatsen.
6. Plaats de kap op de ventilatieopening.
APlaats de gesp van de kap zoals
aangegeven in de afbeelding.
BDruk de kap aan om de 5 klauwen
vast te zetten.Wanneer is vaker periodiek onderhoud
nodig?
Afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto, zoals
veelvuldig gebruik of bij het rijden in druk
verkeer of in stoffige gebieden, moet de
ventilatieopening mogelijk vaker worden
schoongemaakt. Zie voor details het
onderhoudsboekje of het garantieboekje.
Schoonmaken van de ventilatieopening
•
Stof in de ventilatieopening kan de koe-
ling van het batterijpakket (tractiebat-
terij) beïnvloeden. Als het laden/ontla-
den van het batterijpakket (tractie-
batterij) beperkt wordt, kan de afstand
waarover gereden kan worden op de
elektromotor (tractiemotor) kleiner
worden en kan het brandstofverbruik
toenemen. Controleer en reinig de
ventilatieopening regelmatig.
•Onjuist omgaan met de kap en het filter
van de ventilatieopening kan schade
eraan tot gevolg hebben. Indien u
twijfels hebt over het schoonmaken van
het filter, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner’s Manual” (Onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
zie handleiding) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
• Verwijder de afdekkap van de
ventilatieopeningen en reinig het
filter als deze waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 352)
• Start na het reinigen van de
ventilatieopening het hybridesysteem
en controleer of de
waarschuwingsmelding niet langer
wordt weergegeven. Het kan tot
20 minuten rijden met de auto na het
starten van het hybridesysteem duren
voordat de waarschuwingsmelding
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
353
6
Onderhoud en verzorging
Controlelampje (waarschuwingszoemer) snelheidsbegrenzer
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Oranje)
(indien aanwezig)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de snelheidsbegren-
zer.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 380)
Controlelampje Driving Assist-informatie
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er mogelijk een storing aanwezig is in een van de
volgende systemen.
■PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
■LDA (Lane Departure Alert)
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 380)
Geeft aan dat er een storing zit in een van de volgende
systemen of dat een van de volgende systemen is
uitgeschakeld:
■PKSB (Parking Support Brake)
*
■RCD (Rear Camera Detection)*
■BSM (Blind Spot Monitor)*
■RCTA (Rear crossing traffic alert)*
■Safe Exit Assist*
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 380)
*Indien aanwezig
Controlelampje Traction Control
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het VSC-systeem;
■De TRC; of
■De Hill Start Assist Control
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje parkeerrem
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)Mogelijk is de parkeerrem niet volledig geactiveerd of gedeacti-
veerd
Bedien nogmaals de parkeerremschakelaar.
Dit lampje gaat branden als de parkeerrem niet gedeactiveerd
is. Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem gedeactiveerd is,
werkt het systeem normaal.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
377
7
Bij problemen