WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Auto's met een compact reservewiel:
Rijd niet met een aanhangwagen als
een compact reservewiel is
gemonteerd.
• Auto's met bandenreparatieset: Rijd
niet met een aanhangwagen o.i.d. als
een gemonteerde band gerepareerd
is met behulp van de
bandenreparatieset. De belasting
van de band kan leiden tot
onverwachte schade aan de band.
OPMERKING
Als tijdens het rijden in elke band een
te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning
te laag is, anders kunnen de banden
en/of velgen ernstig beschadigd raken.
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden
over onverharde wegen en wegen met
kuilen. Dergelijke omstandigheden
hebben mogelijk een verlaging van de
bandenspanning tot gevolg, waardoor
de verende werking van de banden
vermindert. Bovendien kunnen de
banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over
onverharde wegen.
Wisselen van banden
Wissel de banden zoals aangegeven in de
afbeelding.
AVoor2WD-uitvoeringen: Toyota beveelt aan
om de banden ongeveer elke 10.000 km
van plaats te wisselen om een gelijkmatig
slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
AWD-uitvoeringen: Toyota beveelt aan
om de banden ongeveer elke 5.000 km
van plaats te wisselen om een gelijkmatig
slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
Vergeet bij het wisselen van voor- en
achterbanden met een verschillende
bandenspanning niet om na het wisselen
het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
te initialiseren.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
Uw auto is uitgerust met een
bandenspanningswaarschuwingssysteem
dat gebruikmaakt van
bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te
signaleren voordat deze tot problemen
leidt.
Het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
van deze auto kent 2 verschillende
soorten waarschuwingen.
• Wanneer “Adjust Pressure” (breng
banden op spanning) wordt
weergegeven (normale
waarschuwing)
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden en er
klinkt een zoemer wanneer de
bandenspanning te laag wordt als
gevolg van het natuurlijk weglekken
van lucht of een veranderde
buitentemperatuur. (Oplossingen:
→blz. 375, blz. 426)
• Wanneer “Immediately Check Tyre
when Safe” (controleer de band zodra
dat veilig kan) wordt weergegeven
(noodwaarschuwing)
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden en er
klinkt een zoemer wanneer de
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
338
Procedure wielpositieregistratie
• Als het contact UIT wordt gezet terwijl
de wielpositie wordt geregistreerd,
wordt de volgende keer dat de het
contact AAN wordt gezet, de
wielpositieregistratie hervat en is het
niet nodig om de procedure opnieuw
te starten.
• Als tijdens het bepalen van de positie
van elk wiel, waarbij de
bandenspanningen niet worden
weergegeven, de spanning in een
band daalt, gaat het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning branden.
Als de wielpositie niet eenvoudig kan
worden geregistreerd
• In de onderstaande situaties duurt de
wielpositieregistratie mogelijk langer
dan gebruikelijk of is registratie niet
mogelijk.
– Er wordt niet gereden met een
snelheid van ongeveer 40 km/h of
hoger
– Er wordt gereden op een
onverharde weg
– Parkeer de auto op een veilige
plaats gedurende ongeveer
15 minuten als de
wielpositieregistratie na 1 uur of
langer rijden niet is voltooid en rijd
vervolgens nogmaals met de auto.
• Als de auto tijdens de
wielpositieregistratie achteruit wordt
gereden, worden alle tot dan toe
verzamelde gegevens gewist. Ga
nogmaals rijden.
Instellen van de bandenspanning
In de volgende situaties moet de
procedure voor het instellen van de
bandenspanning van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
worden uitgevoerd.
• Wanneer de voorgeschreven
bandenspanning is gewijzigd, zoals
door de belading van de auto.• Bij het wijzigen van de
bandenspanning omdat er een andere
bandenmaat gemonteerd is.
Als de bandenspanning op het
voorgeschreven niveau is gebracht, voer
dan de procedure voor het instellen van
de bandenspanning uit door de
voorgeschreven bandenspanning te
selecteren op het
multi-informatiedisplay.
Als de bandenspanning anders moet zijn
dan voorgeschreven, zoals wanneer
banden met een andere dan de
voorgeschreven maat worden gebruikt,
stelt u de bandenspanning in m.b.v. de
huidige spanning. Zorg ervoor dat u de
bandenspanning van elke band op het
juiste niveau afstelt voordat u de
bandenspanning instelt. Het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
werkt op basis van deze
bandenspanning.
Instellen door de voorgeschreven
bandenspanning te selecteren
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en schakel vervolgens het
hybridesysteem in.
De bandenspanning kan niet worden
ingesteld terwijl de auto rijdt.
2. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
3. Druk op
ofom “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4. Druk op
ofom “TPWS
setting” (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5. Druk op
ofom “Tyre Pressure
Setting” (instelling bandenspanning)
te selecteren en druk vervolgens op
.
6. Druk op
ofom “Setting by
Specified Pressure” (instellen met
voorgeschreven bandenspanning) te
selecteren en druk vervolgens op
.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
342
7. Selecteer de gewenste
bandenspanning en druk vervolgens
op
.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat 3 keer
langzaam knipperen.
Nadat de bandenspanning is
ingesteld, wordt op het
multi-informatiedisplay een melding
weergegeven die aangeeft dat het
instellen is voltooid.
Als de bandenspanning niet eenvoudig
kan worden ingesteld
• Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer knippert
bij het starten van de procedure voor
het instellen van de bandenspanning,
is de procedure mogelijk niet gestart.
Voer de procedure nogmaals uit vanaf
het begin.
• Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de procedure voor het
instellen van de bandenspanning niet
kan worden voltooid na het uitvoeren
van de bovenstaande procedure.Instellen m.b.v. de huidige
bandenspanning
WAARSCHUWING!
Alvorens de bandenspanning in te
stellen
Zorg ervoor dat u de bandenspanning
van elke band op het juiste niveau
afstelt voordat u de bandenspanning
instelt. Anders kan het voorkomen dat
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet gaat branden
terwijl de bandenspanning te laag
wordt, of wel gaat branden terwijl de
bandenspanning in orde is.
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en schakel vervolgens het
hybridesysteem in.
De bandenspanning kan niet worden
ingesteld terwijl de auto rijdt.
2. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
3. Druk op
ofom “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4. Druk op
ofom “TPWS
setting” (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5. Druk op
ofom “Tyre Pressure
Setting” (instelling bandenspanning)
te selecteren en druk vervolgens op
.
6. Druk op
ofom “Setting by
Current Pressure” (instellen met
huidige bandenspanning) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert 3 keer
langzaam en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay die aangeeft dat de
bandenspanning wordt ingesteld.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
343
6
Onderhoud en verzorging