Page 305 of 562

Gebruik van de USB-laadaansluitingen
De USB-laadaansluitingen kunnen
worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Situaties waarin de USB-
laadaansluitingen mogelijk niet goed
werken
• Als er een apparaat dat meer dan 3,0 A
bij 5 V verbruikt, wordt aangesloten
• Als er een apparaat dat is ontworpen
voor communicatie met een pc, zoals
een USB-geheugen, wordt
aangesloten
• Als het aangesloten externe apparaat
wordt uitgeschakeld (afhankelijk van
het apparaat)
• Als de temperatuur in de auto hoog is,
bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan
Over aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe
apparaat wordt het opladen mogelijk
een enkele keer onderbroken en
vervolgens weer gestart. Dit duidt niet
op een storing.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
USB-laadaansluitingen
• Steek geen vreemde voorwerpen in de
aansluiting.
• Mors geen water of andere
vloeistoffen in de aansluitingen.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
OPMERKING(Vervolg)
de USB-laadaansluitingen en stel ze
niet bloot aan hevige schokken.
• Demonteer of wijzig de
USB-laadaansluitingen niet.
Voorkomen van schade aan externe
apparaten
• Laat externe apparaten niet achter in
de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor het
externe apparaat beschadigd kan
raken.
• Druk niet op een extern apparaat of de
kabel ervan en oefen er geen
onnodige druk op uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen niet
gedurende lange tijd wanneer het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
Accessoireaansluiting
Op de accessoireaansluiting kunnen
12V-accessoires worden aangesloten die
minder dan 10 A verbruiken.
Open het deksel van het consolevak en
open het klepje.
De accessoireaansluiting kan worden
gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
303
5
Voorzieningen in het interieur
Page 306 of 562

Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld
Koppel aangesloten elektrische
apparaten met een oplaadfunctie, zoals
een powerbank, los. Als dergelijke
apparaten niet worden losgekoppeld,
wordt het hybridesysteem mogelijk niet
op de normale manier uitgeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen dat de zekering
doorbrandt
Sluit geen accessoires aan die meer dan
12 V/10 A verbruiken.
Voorkomen van schade aan de
accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het
kapje als de aansluiting niet in gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die
in de accessoireaansluiting
terechtkomen, kunnen kortsluiting
veroorzaken.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet
langer dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet ingeschakeld is.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat, zoals een
smartphone of mobiele telefoon, opladen
door het simpelweg op het laadgebied te
plaatsen, mits het apparaat compatibel is
met de Qi draadloze-laadstandaard van
het Wireless Power Consortium.
De draadloze lader kan niet worden
gebruikt met draagbare apparaten die
groter zijn dan het laadgebied. Daarnaast
werkt de draadloze lader mogelijk niet
goed, afhankelijk van het draagbare
apparaat. Raadpleeg de handleiding van
het draagbare apparaat.Het “Qi”-logo
Het “Qi”-logo is een handelsmerk van het
Wireless Power Consortium.
Namen van alle onderdelen
AVoedingsschakelaar
BWerkingsindicator
COplaadvak
DLaadgebied*
*
Compatibele draagbare apparaten en
draadloze laders hebben een laadspoel.
De laadspoel in de draadloze lader kan
binnen het laadgebied rondom het
midden van het oplaadvak bewegen.
Wanneer de laadspoel in een draagbaar
apparaat in het laadgebied wordt
gesignaleerd, beweegt de spoel van de
lader in de richting van de andere spoel
en wordt het laden gestart. Als de
laadspoel in het draagbare apparaat uit
het laadgebied wordt gehaald, wordt het
laden automatisch gestopt.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
304
Page 307 of 562

Bovendien worden, als er 2 of meer
draagbare apparaten tegelijkertijd op het
oplaadvak worden geplaatst, mogelijk
niet alle laadspoelen gesignaleerd en is
opladen wellicht niet mogelijk.
Gebruik van de draadloze lader
1. Druk op de voedingsschakelaar van de
draadloze lader.
Wanneer u nogmaals op de toets
drukt, wordt de draadloze lader
uitgeschakeld.
Wanneer de schakelaar aan is, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
Als het contact UIT wordt gezet, wordt
de aan-/uitstatus van de draadloze
lader in het geheugen opgeslagen.
Als tijdens het laden 3 keer op de
voedingsschakelaar wordt gedrukt,
wordt de snellaadfunctie
ingeschakeld. Druk, terwijl er geen
draagbaar apparaat wordt opgeladen,
op de voedingsschakelaar om de
draadloze lader uit te schakelen.
2. Plaats een draagbaar apparaat op het
laadgebied.
Plaats het draagbare apparaat
zodanig dat het zich in het midden
van het laadgebied bevindt met het
laadoppervlak naar de draadloze lader
gericht.
De laadspoel bevindt zich bij sommige
apparaten niet in het midden. Plaats
in dat geval het apparaat zodanig dat
de laadspoel zich in het midden van
het laadgebied bevindt.Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats
dan het draagbare apparaat zo dicht
mogelijk bij het midden van het
laadgebied.
Als het laden niet wordt uitgevoerd,
brandt de werkingsindicator langzaam
afwisselend groen en oranje en is er
mogelijk herhaaldelijk een werking-
sgeluid van de laadspoel hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
Oplaadfunctie
• Als er een poosje is verstreken sinds
het laden is voltooid en het draagbare
apparaat niet is verplaatst, begint de
draadloze lader opnieuw met laden.
•
Als het draagbare apparaat binnen het
laadgebied wordt verplaatst, kan de
verbinding met de laadspoel wegvallen
en wordt het laden mogelijk tijdelijk
onderbroken. Zolang de laadspoel zich
echter in het laadgebied bevindt, zal de
spoel van de lader zich in de richting van
de andere spoel begeven en wordt het
laden hervat.
•Als het draagbare apparaat uit het
laadgebied wordt gehaald, wordt het
laden gestopt. Op dat moment brandt
de werkingsindicator langzaam afwis-
selend groen en oranje en is er mogelijk
herhaaldelijk een werkingsgeluid van de
laadspoel hoorbaar. Verplaats het
draagbare apparaat naar het midden
van het laadgebied.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
305
5
Voorzieningen in het interieur
Page 308 of 562

Snellaadfunctie
• Sommige apparaten, zoals de
volgende, kunnen gebruikmaken van
de snellaadfunctie.
– Apparatuur die geschikt is voor
snelladen en voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie
– iPhones met 7,5 W laadvermogen
(iPhone 8 en nieuwer)• Druk tijdens het laden 3 keer op de
voedingsschakelaar om de
snellaadfunctie in te schakelen.
Wanneer snelladen mogelijk is,
schakelt de werkingsindicator van
branden (oranje) naar knipperen
tussen groen en oranje.
• Als het laden is voltooid, stopt de
snellaadfunctie. Schakel de
snellaadfunctie weer in om snelladen
opnieuw uit te voeren.
Werkingsindicator Status
Uit De draadloze lader staat uit
Groen (brandt)Stand-by (laden is mogelijk)
*1
Laden is voltooid*2
Oranje (brandt)Er is een draagbaar apparaat op het laadgebied geplaatst (het draag-
bare apparaat wordt geïdentificeerd)
Bezig met laden
Knippert afwisselend
groen en oranjeSommige apparaten, zoals de volgende, kunnen gebruiken maken van
de snellaadfunctie.
■Apparatuur die geschikt is voor snelladen en voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie
■iPhones met 7,5 W laadvermogen (iPhone 8 en nieuwer)
*1In stand-by levert de lader geen vermogen. Als er in deze stand een metalen voorwerp
op het oplaadvak wordt geplaatst, zal dit niet warm worden.
*2Afhankelijk van het draagbare apparaat blijft de werkingsindicator mogelijk (oranje)
branden nadat het laden is voltooid.
• Als de werkingsindicator knippert
Als er een fout is gesignaleerd, knippert de werkingsindicator (oranje). Neem de juiste
maatregelen volgens onderstaande tabel.
Werkingsindicator Vermoedelijke oorzaak Maatregel
Groen (brandt)
Sleutel wordt gesignaleerd door
Smart entry-systeem met startknopWacht tot de signalering van de
sleutel is voltooid.
Knippert continu
1 keer per secondeStoring in de communicatie tus-
sen de draadloze lader en het
Smart entry-systeem met start-
knopAls het hybridesysteem is ingescha-
keld, schakel het dan uit en start het
hybridesysteem weer.
Als het contact in stand ACC staat,
start dan het hybridesysteem.
(→Blz. 142)
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
306
Page 309 of 562

Werkingsindicator Vermoedelijke oorzaak Maatregel
Knippert steeds
3 keer (oranje)
Vreemd voorwerp gesignaleerdAls een metalen voorwerp in het
oplaadvak wordt gesignaleerd,
treedt de beveiliging tegen over-
verhitting in werking.Verwijder het vreemde voorwerp
uit het oplaadvak.
Draagbaar apparaat niet goed
gepositioneerd
Als de laadspoel van een draag-
baar apparaat niet goed in het
oplaadvak ligt, treedt de beveili-
ging tegen oververhitting in wer-
king.Verwijder het draagbare apparaat
uit het oplaadvak, controleer of het
controlelampje weer groen wordt
en plaats het draagbare apparaat
ongeveer in het midden van het
oplaadvak.
Als het draagbare apparaat boven-
dien is voorzien van een hoesje, is het
raadzaam dit hoesje te verwijderen.
Knippert steeds
4 keer (oranje)Temperatuur in draadloze lader is
hoger dan een bepaalde waardeStop het laden, verwijder het
draagbare apparaat uit het oplaad-
vak en wacht tot de temperatuur is
gedaald voordat u de draadloze la-
der weer gebruikt.
De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Draagbare apparaten die kunnen
worden geladen
• Draagbare apparaten die compatibel
zijn met de Qi draadloze-
laadstandaard kunnen worden
geladen met de draadloze lader.
Compatibiliteit met alle apparaten die
aan de Qi draadloze-laadstandaard
voldoen is echter niet gegarandeerd.
• De draadloze lader is ontworpen voor
het leveren van een laag vermogen
(5 W of lager) aan een mobiele
telefoon, smartphone of ander
draagbaar apparaat.
• De volgende draagbare apparaten
kunnen echter worden geladen met
meer dan 5 W.
– iPhone's met 7,5 W laadvermogen
kunnen met maximaal 7,5 W worden
geladen.
– Apparatuur die voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie kan
met maximaal 10 W worden
opgeladen.Gebruik van het Smart entry-systeem
met startknop
Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop scant op de aanwezigheid van
elektronische sleutels kan het laden
tijdelijk worden onderbroken.
Wanneer er een hoesje om het
draagbare apparaat zit of wanneer er
een accessoire aan is bevestigd
Laad het draagbare apparaat niet wanneer
er een hoesje om het draagbare apparaat
zit of wanneer er een accessoire aan is
bevestigd dat niet Qi-compatible is.
Afhankelijk van het type hoesje (inclusief
bepaalde originele onderdelen van de
fabrikant) en/of accessoire kan het zijn dat
het laden van het draagbare apparaat niet
mogelijk is. Als het draagbare apparaat op
het laadgebied is geplaatst en niet wordt
geladen, verwijder dan het hoesje en/of
het accessoire.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat warm.
Dit duidt niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat tijdens
het laden warm wordt en het laden stopt
als gevolg van de beschermingsfunctie
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
307
5
Voorzieningen in het interieur
Page 310 of 562

van het draagbare apparaat, wacht dan
tot het draagbare apparaat is afgekoeld
en laad dan opnieuw.
Er kan ook een ventilator worden
ingeschakeld om de temperatuur in de
lader te verlagen. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
Geluid gegenereerd tijdens de
bediening
Als op de voedingsschakelaar wordt
gedrukt om de draadloze lader in te
schakelen, als op de startknop wordt
gedrukt om het contact in stand ACC of
AAN te zetten terwijl de draadloze lader is
ingeschakeld of wanneer er een draagbaar
apparaat wordt gesignaleerd, zijn er
mogelijk werkingsgeluiden te horen. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Omstandigheden waaronder de
draadloze lader mogelijk niet goed
werkt
In de volgende situaties werkt de
draadloze lader mogelijk niet goed:
• Als de cameralens van een draagbaar
apparaat 3 mm of meer uitsteekt
• Als de elektronische sleutel zich niet
in de auto bevindt
• Wanneer een draagbaar apparaat
volledig is geladen
• Wanneer een draagbaar apparaat
wordt geladen via een kabel
• Wanneer zich verontreinigingen
bevinden tussen het laadgebied en
het draagbare apparaat
• Wanneer het draagbare apparaat
tijdens het laden te heet wordt
•
Als de temperatuur in de buurt van het
oplaadvak onder invloed van bijvoor-
beeld zonlicht hoger wordt dan 35°C
•Wanneer een draagbaar apparaat met
het laadoppervlak naar boven is
geplaatst
• Wanneer een draagbaar apparaat niet
in het midden van het laadgebied is
geplaatst• Wanneer een draagbaar apparaat te
groot is voor het oplaadvak
• Wanneer een vouwbaar draagbaar
apparaat buiten het laadgebied is
geplaatst
•
Wanneer de auto zich in de buurt bevindt
van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke radiogolven of
elektromagnetische velden aanwezig zijn
• Wanneer zich een van de volgende
objecten, met een dikte van 2 mm of
meer, tussen het laadoppervlak van
een draagbaar apparaat en het
laadgebied bevindt:
– Dikke hoesjes
– Dikke decoraties
– Accessoires als popsockets,
draagriemen, enz.
• Wanneer het draagbare apparaat
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt:
– Hoesjes met een magneet erin aan
de laadzijde van het draagbare
apparaat
– Kaarten met metaal erop, zoals
aluminiumfolie
– Sigarettenpakjes met
aluminiumfolie erin
– Metalen portemonnees of tassen
– Muntgeld
– Heatpacks
– Media zoals CD's en DVD's
– Metallic decoraties
– Metallic hoesjes
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) dan die van uw auto in de
buurt gebruikt worden
• Als er 2 of meer draagbare apparaten
tegelijkertijd op het oplaadvak
worden gelegd
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
308
Page 311 of 562

Als in andere dan de hierboven
genoemde situaties de draadloze lader
niet goed werkt of als de
werkingsindicator knippert, is de
draadloze lader mogelijk defect.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Schoonmaken van de draadloze lader
→Blz. 319
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Wanneer een draagbaar apparaat
wordt opgeladen, dient de bestuurder
uit veiligheidsoverwegingen het
draagbare apparaat niet te bedienen
tijdens het rijden.
Voorzorgsmaatregelen tijdens het
rijden
Laad tijdens het rijden geen kleine,
lichte apparaten, zoals oortjes. Lichte
apparaten kunnen gemakkelijk van het
oplaadgebied slingeren, wat kan leiden
tot een ongeval.
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers,
geïmplanteerde hartdefibrillatoren of
andere elektrische medische apparaten
dienen hun arts te raadplegen m.b.t.
het gebruik van de draadloze lader. De
werking van de draadloze lader heeft
mogelijk invloed op de medische
apparaten.
Voorkomen van schade en
brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan er brand of een storing of schade
ontstaan in de apparatuur en kunnen
brandwonden ontstaan als gevolg van
hitte.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Plaats tijdens het laden geen
metalen voorwerpen tussen het
laadgebied en het draagbare
apparaat.
• Breng geen metaalhoudende
voorwerpen, zoals aluminium
stickers, aan op het laadgebied.
• Laad geen apparaten waar
metaalhoudende objecten, zoals
aluminium stickers, op het
contactvlak van het laadgebied
zitten.
• Bewaar geen voorwerpen op de
draadloze lader, maar stop ze in een
opbergvak.
• Oefen geen kracht of schok uit op de
draadloze lader.
• Breng geen wijzigingen aan de
draadloze lader aan en wijzig of
verwijder hem niet.
• Probeer niet om draagbare
apparaten op te laden die niet
compatibel zijn met de Qi-standaard
voor draadloos laden.
• Houd magnetische voorwerpen uit
de buurt van de draadloze lader.
• Gebruik de lader niet als het
oplaadgebied vuil is.
• Dek de draadloze lader tijdens het
laden niet af met een doek of ander
voorwerp.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
309
5
Voorzieningen in het interieur
Page 312 of 562

OPMERKING
Voorkomen van storingen of schade
aan gegevens
• Houd tijdens het laden geen
magnetische kaarten (zoals
creditcards) of magnetische
opslagmedia in de buurt van de
draadloze lader. Anders kunnen onder
invloed van magnetisme gegevens
verloren gaan. Houd ook
precisie-onderdelen zoals
polshorloges uit de buurt van de
draadloze lader, aangezien deze
voorwerpen defect kunnen raken.
• Let op dat er tijdens het laden geen
contactloze chipkaarten, zoals een
creditcard, tussen het op te laden
apparaat en de lader aanwezig zijn. De
chip in deze kaarten kan extreem heet
worden, waardoor het op te laden
apparaat of de chipkaart beschadigd
kan raken. Wees extra alert op de
aanwezigheid van houders e.d. voor
contactloze chipkaarten waar het op
te laden apparaat mogelijk mee is
uitgerust.
• Laat draagbare apparaten niet in de
auto achter. De temperatuur in de
auto kan in de zon hoog oplopen,
waardoor het apparaat beschadigd
kan raken.
Wanneer het OS van een smartphone
is geüpdatet
Wanneer de OS-versie van een
smartphone is gewijzigd, zijn de
laadspecificaties mogelijk gewijzigd. Als
de WPC-compabiliteitsversie is
gewijzigd, kan de snellaadfunctie
mogelijk niet meer worden gebruikt.
Raadpleeg de website van de fabrikant
van de smartphone voor meer
informatie.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de draadloze lader niet
gedurende lange tijd wanneer het
hybridesysteem is uitgeschakeld.Elektrisch bedienbaar zonnescherm
(indien aanwezig)
Openen en sluiten van het elektrisch
bedienbare zonnescherm
1. Openen
Houd de schakelaar even ingedrukt
om het elektrisch bedienbare
zonnescherm automatisch volledig te
openen.
*
2. Sluiten
Houd de schakelaar even ingedrukt
om het elektrisch bedienbare
zonnescherm automatisch volledig te
sluiten.
*
*
Druk lichtjes op een kant van de
schakelaar voor het zonnescherm om het
elektrisch bedienbare zonnescherm te
stoppen.
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
kan worden gebruikt wanneer:
Het contact AAN staat.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten van het elektrisch
bedienbare zonnescherm een object
bekneld raakt tussen het zonnescherm en
het frame, stopt de beweging en wordt
het zonnescherm weer iets geopend.
Wanneer de klembeveiliging heeft
gewerkt, zal het elektrisch bedienbare
zonnescherm niet in de sluitrichting
bewegen, zelfs niet als de zijde van de
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt,
totdat het zonnescherm volledig de
andere richting op is bewogen.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
310