4.5.9 Snelheidsbegrenzer
(indien aanwezig)..........205
4.5.10 Noodstopsysteem.........208
4.5.11 BSM (Blind Spot Monitor)
*....210
4.5.12 Toyota Parking Assist-sensor*. . 214
4.5.13 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*................223
4.5.14 RCD-functie (Rear Camera
Detection)
*.............228
4.5.15 PKSB (Parking Support Brake)*. 232
4.5.16 Toyota Teammate Advanced
Park
*.................244
4.5.17 Safe Exit Assist*..........268
4.5.18 Rijmodusselectieschakelaar . . . 273
4.5.19 GPF-systeem
(benzineroetfilter)
*........273
4.5.20 Ondersteunende systemen . . . 274
4.6 Rijtips.....................279
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto.............279
4.6.2Rijdenindewinter .........281
4.6.3 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............283
5. Voorzieningen in het interieur
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........288
5.1.1 Automatische airconditioning . . 288
5.1.2 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*..........294
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 296
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 296
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 298
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......298
5.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............301
5.4 Overige voorzieningen in het interieur . 302
5.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur ...............302
6. Onderhoud en verzorging
6.1 Onderhoud en verzorging.........316
6.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieurvanuwauto........316
6.1.2 Reinigen en beschermen
vanhetinterieur ..........319
6.2 Onderhoud..................321
6.2.1 Onderhoud en reparatie......3216.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......322
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uit te voeren onderhoud......322
6.3.2 Motorkap...............324
6.3.3 Plaatsen van een garagekrik....325
6.3.4Motorruimte .............326
6.3.5 12V-accu (M20A-FXS motor) . . . 334
6.3.6 Banden................336
6.3.7 Bandenspanning..........348
6.3.8Wielen ................349
6.3.9 Interieurfilter............350
6.3.10 Schoonmaken van de ventila-
tieopening en het filter van het
batterijpakket (tractiebatterij) . 352
6.3.11 Batterij elektronische sleutel . . 354
6.3.12 Controleren en vervangen van
zekeringen.............356
6.3.13 Lampen...............359
7.Bij problemen
7.1 Belangrijke informatie...........366
7.1.1 Alarmknipperlichten........366
7.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . 366
7.1.3 Als de auto onder water staat of
het water op de weg stijgt.....367
7.2 Stappen die genomen moeten worden
in noodgevallen...............367
7.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept...............367
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....371
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingszoemer
klinkt .................372
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........380
7.2.5 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een
bandenreparatieset)........386
7.2.6 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel) . . . 396
7.2.7 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart...........406
7.2.8Alsuuwsleutelsverliest ......407
7.2.9 Als de elektronische sleutel
niet goed werkt...........407
7.2.10 Als de 12V-accu is ontladen . . . 409
7.2.11 Als uw auto oververhit raakt . . . 414
7.2.12 Als de auto vast komt te zitten . 418
3
1
2
3
4
5
6
7
8
Overzicht
Exterieur
APortieren blz. 96
Vergrendelen/ontgrendelen blz. 96
Openen/sluiten van de zijruiten
blz. 125
Vergrendelen/ontgrendelen met de
mechanische sleutel blz. 407
Waarschuwingsmeldingen blz. 380
BAchterklep blz. 101
Openen van binnenuit*1blz. 104Openen van buitenafblz. 103, blz. 104
Waarschuwingsmeldingen blz. 380
CBuitenspiegels blz. 123
Verstellen van de spiegelhoek
blz. 123
Inklappen van de buitenspiegels
blz. 124
Ontwasemen van de spiegels blz. 289
DRuitenwissers voor blz. 162
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 281
Voorkomen van bevriezing
(voorruitverwarming)
*1blz. 292
Voorzorgsmaatregelen voor de
wasstraat blz. 317
ETankdopklep blz. 166
Tanken blz. 167
Brandstofsoort/inhoud
brandstoftank blz. 422
FBanden blz. 336
Bandenmaat/bandenspanning
blz. 426
Winterbanden/sneeuwkettingen
blz. 281
Controleren/wisselen/
bandenspannings-
waarschuwingssysteem blz. 336
In geval van een lekke band blz. 386,
blz. 396
GMotorkap blz. 324
Openen blz. 324
Motorolie blz. 423
In geval van oververhitting blz. 414
Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden
(Vervangingsmethode: blz. 359, wattage:
blz. 427)
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
10
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 150
Lichtschakelaar blz. 156
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 156
Mistlampen voor
*1/mistachterlicht
blz. 161
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 162, blz. 165
Gebruik blz. 162, blz. 165
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 334
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 366
HOntgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 121
IOntgrendelingshendel motorkap
blz. 324
JAirconditioning blz. 288
Gebruik blz. 288
Achterruitverwarming blz. 289
KAudiosysteem*2
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
Schakelaars (auto's met linkse besturing)
ABlokkeerschakelaar ruitbediening
blz. 127
BSchakelaars buitenspiegels blz. 123
CSchakelaars centrale vergrendeling
blz. 99
DSchakelaars ruitbediening blz. 125
EDraaiknop koplampverstelling
blz. 158
FAutomatic High Beam-schakelaar
blz. 158
GCameraschakelaar*1, 2
HHoofdschakelaar Advanced Park
(Parking Assist-systeem)*1blz. 250
IToets elektrisch bedienbare
achterklep*1blz. 104
JVoorruitverwarming*1blz. 292
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
12
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel blz. 82
BCruise control-schakelaars
Dynamic Radar Cruise Control
blz. 195
Cruise control blz. 203
CAfstandsbediening audiosysteem*
DToets LTA (Lane Tracing Assist)
blz. 184
ETelefoontoets*
FSpraaktoets*
*Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
ASchakelaar
stuurwielverwarming*blz. 295
BSchakelaars
stoelverwarming*blz. 295
CBrake Hold-schakelaar blz. 154
DParkeerremschakelaar blz. 151
Activeren/deactiveren blz. 151Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 282
Waarschuwingslampje/-melding
blz. 72, blz. 380
EEV-modusschakelaar blz. 146
FSchakelaar VSC OFF blz. 275
GRijmodusselectieschakelaar blz. 273
*Indien aanwezig
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
13
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
JAirconditioning blz. 288
Gebruik blz. 288
Achterruitverwarming blz. 289KAudiosysteem*2
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
Schakelaars (auto's met rechtse besturing)
AAutomatic High Beam-schakelaar
blz. 158
BDraaiknop koplampverstelling
blz. 158
CSchakelaar elektrisch bedienbare
achterklep*blz. 104
DSchakelaars buitenspiegels blz. 123
ESchakelaars centrale vergrendeling
blz. 99
FSchakelaars ruitbediening blz. 125
GBlokkeerschakelaar ruitbediening
blz. 127
*Indien aanwezig
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel blz. 82
BCruise control-schakelaars
Dynamic Radar Cruise Control
blz. 195
Cruise control blz. 203
CAfstandsbediening audiosysteem*
DToets LTA (Lane Tracing Assist)
blz. 184
ETelefoontoets*
FSpraaktoets*
*Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
17
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
ASchakelaars
stoelverwarming*blz. 295
BSchakelaar
stuurwielverwarming*blz. 295
CRijmodusselectieschakelaar blz. 273
DSchakelaar VSC OFF blz. 275
EEV-modusschakelaar blz. 146
FParkeerremschakelaar blz. 151
Activeren/deactiveren blz. 151
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 282
Waarschuwingslampje/-melding
blz. 72, blz. 380
GBrake Hold-schakelaar blz. 154
*Indien aanwezig
Interieur (auto's met rechtse besturing)
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
18
Bij stilstand/tijdens wegrijden
Wanneer de auto stilstaat, wordt de
benzinemotor uitgeschakeld
*. Bij het
wegrijden wordt de auto aangedreven
door de elektromotor (tractiemotor). Bij
het rijden met lage snelheid of bij het
afrijden van een flauwe helling wordt de
benzinemotor uitgeschakeld
*en wordt de
elektromotor (tractiemotor)
ingeschakeld.
Wanneer de selectiehendel in stand N
staat, wordt het batterijpakket
(tractiebatterij) niet opgeladen.
*Wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) moet worden opgeladen
of wanneer de motor aan het opwarmen
is, enz., wordt de benzinemotor niet
automatisch uitgeschakeld. (→Blz. 58)
Tijdens normaal rijden
De auto wordt voornamelijk aangedreven
door de benzinemotor. De elektromotor
(tractiemotor) laadt zo nodig het
batterijpakket (tractiebatterij) op.
Tijdens sterk accelereren
Wanneer het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, wordt de energie van het
batterijpakket (tractiebatterij)
toegevoegd aan de energie die de
benzinemotor levert via de elektromotor
(tractiemotor).
Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De wielen drijven de elektromotor
(tractiemotor) aan, waardoor energie
wordt opgewekt en het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt opgeladen.
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische
energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht
gegenereerd terwijl tegelijkertijd het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen.• Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl
de selectiehendel in stand D of B
staat.
• Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl
de selectiehendel in stand D of B
staat.
• Auto's met benzineroetfiltersysteem:
Als het benzineroetfiltersysteem
(→blz. 273) in werking is om het
uitlaatgasfilter te regenereren, wordt
het batterijpakket (tractiebatterij)
mogelijk niet opgeladen.
EV-controlelampje
Het EV-controlelampje gaat branden
wanneer de auto alleen door de
elektromotor (tractiemotor) wordt
aangedreven of de benzinemotor niet
draait.
Omstandigheden waarin de
benzinemotor mogelijk niet wordt
uitgeschakeld
De benzinemotor wordt automatisch
gestart en uitgeschakeld. Hij wordt
echter onder de volgende
omstandigheden mogelijk niet
automatisch uitgeschakeld:
• Tijdens de opwarmfase van de
benzinemotor
• Tijdens het opladen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
• Als de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij) hoog
of laag is
• Als de verwarming is ingeschakeld
1 .4 Hybridesysteem
58
2. Bedien de schakelaar om de spiegel te
verstellen.
AOmhoog
BRechts
COmlaag
DLinks
De spiegelhoek kan worden versteld
wanneer
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Als de spiegels beslagen zijn
De buitenspiegels kunnen worden ont-
wasemd met de spiegelverwarming. Door
de achterruitverwarming in te schakelen
wordt de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld. (→
Blz. 288)
WAARSCHUWING!
Als de spiegelverwarming is
ingeschakeld
Raak het oppervlak van de spiegels niet
aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.Inklappen en uitklappen van de spiegels
AInklappen van de spiegels
BUitklappen van de spiegels
Als de schakelaar van de inklapbare
buitenspiegels in de middenstand staat,
wordt de automatische stand
ingeschakeld. De automatische stand
maakt het mogelijk om het inklappen of
uitklappen van de spiegels te koppelen
aan het vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren.
Gebruik van de automatische stand bij
koud weer
Wanneer de automatische stand wordt
gebruikt bij koud weer, kan de
buitenspiegel bevriezen en wordt de
spiegel mogelijk niet automatisch in- en
uitgeklapt. Verwijder in dit geval sneeuw
en ijs van de spiegel en bedien de spiegel
vervolgens met de handmatige modus of
beweeg de spiegel met de hand.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 428)
WAARSCHUWING!
Wanneer een spiegel wordt versteld
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld
raakt tussen de bewegende spiegel en
het spiegelhuis om letsel en storingen
te voorkomen.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
124