
Interieurfilter
→Blz. 350
Gebruik van het
spraakcommandosysteem
Het airconditioningsysteem kan worden
bediend met spraakcommando's.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding voor het
multimediasysteem.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 429)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het oppervlak van de
buitenspiegels niet aan, omdat dit heet
kan worden en brandwonden kan
veroorzaken.
nanoe™ X (indien aanwezig)
Demonteer de generator niet en
probeer hem ook niet te repareren
aangezien hij
hoogspanningsonderdelen bevat.
Neem als de generator moet worden
gerepareerd contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Voorkomen van beschadiging van
nanoe™ X
Steek geen voorwerpen in de
uitstroomopeningen, bevestig er niets
aan en gebruik in de omgeving van de
uitstroomopeningen geen sprays. Deze
handelingen kunnen ertoe leiden dat de
generator niet goed werkt.
Gebruik van de automatische modus 1. Druk op de schakelaar voor de automatische modus.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de schakelaar OFF om de procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de aanja-
ger even worden uitgeschakeld tot er vol-
doende warme of koude lucht voorhanden is.
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
292

Voorkomen van ijsvorming op de voorruit
en de ruitenwisserbladen.
Als de schakelaar voorruitverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitverwarming.
De voorruitverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
Raak het onderste deel van de voorruit
en de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming is
ingeschakeld.
Gebruik van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)
Met de schakelaar kan worden ingesteld
of de lucht alleen naar de voorstoelen
moet stromen of naar alle stoelen.
Onnodig gebruik van de airconditioning
wordt onderdrukt, wat zorgt voor een
lager brandstofverbruik.
Druk op
op het bedieningspaneel
van de airco om de luchtcirculatie in te
stellen.
• Indicator brandt: luchtstroom alleen
naar de voorstoelen
• Indicator is uit: luchtstroom naar alle
stoelen.
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom alleen
naar de voorstoelen te leiden, wordt
mogelijk automatisch lucht naar alle
stoelen geleid wanneer een achterstoel
bezet is.
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.Afstellen van de stand en de mate van
opening van de uitstroomopeningen
Midden voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. Draai de knop om de
uitstroomopening te openen of te
sluiten
Rechts voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
293
5
Voorzieningen in het interieur

Links voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening sluiten
3. De uitstroomopening openen
Achter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. Draai de knop om de
uitstroomopeningen te openen of te
sluiten
WAARSCHUWING!
Voorkomen van onjuiste werking van
de voorruitverwarming
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming
Verwarmt de stoelbekleding
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
294

OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Bedieningsinstructies
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming is
ingeschakeld, gaat het controlelampje op
de schakelaar stuurwielverwarming
branden.
Stoelverwarming
Schakelt de stoelverwarming in/uit
1. Hoge temperatuur
2. Lage temperatuur
Wanneer de stoelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de stoelverwarmingsschakelaar.Zet de schakelaar in de neutrale stand
wanneer de stoelverwarming niet wordt
gebruikt. Het controlelampje dooft.
De stuurwielverwarming en
stoelverwarming kunnen worden
gebruikt wanneer
Het contact AAN staat.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
295
5
Voorzieningen in het interieur

OPMERKING(Vervolg)
delen van het interieur kunnen
beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van
lederen bekleding
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
beschadiging en vroegtijdige slijtage
van lederen bekleding te voorkomen:
• Verwijder stof en vuil onmiddellijk van
de bekleding.
• Stel de auto niet langdurig bloot aan
direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
• Leg geen vinyl of plastic voorwerpen
of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge
temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet
met water. Water dat in contact komt
met elektrische onderdelen boven of
onder de vloerbedekking, kan schade
aan de verschillende systemen van de
auto veroorzaken, bijvoorbeeld aan het
audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Bij het reinigen van de binnenzijde van
de voorruit (auto's met Toyota Safety
Sense)
Zorg ervoor dat er geen ruitenreiniger
op de lens terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan. (→Blz. 170)
Schoonmaken van de binnenzijde van
de achterruit
• Maak de achterruit niet schoon met
een ruitenreiniger; een dergelijk
middel kan de verwarmingsdraden
beschadigen. Veeg de ruit voorzichtig
schoon met een doek en lauw water.
Maak de ruit in horizontale richting
schoon, evenwijdig aan de
verwarmingsdraden.
• Voorkom beschadiging van de
verwarmingsdraden.Schoonmaken van de metaalaccenten
met satijnglans
• Verwijder vuil met een vochtige,
zachte doek of synthetische zeem.
• Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek.
Schoonmaken van de metaalaccenten
met satijnglans
De metalen delen hebben een oppervlak
van echt metaal. Deze moeten regelmatig
worden schoongemaakt. Als de vuile
delen gedurende langere tijd niet worden
schoongemaakt, zal het schoonmaken
moeilijker gaan.
Schoonmaken van lederen bekleding
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Veeg overtollig vuil en stof weg met
een zachte doek die is bevochtigd met
een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5%
wolreinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
•
Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding drogen
in een geventileerde ruimte in de
schaduw.
Onderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie te
houden, raadt Toyota u aan het ten minste
twee keer per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van kunstleder
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Verwijder het met een zachte vochtige
doek met ongeveer 1%
reinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel en water grondig
met een schone, vochtige doek.
6.1 Onderhoud en verzorging
320

OPMERKING
Als “High Power Consumption Power
to Climate Temporarily Limited” (Hoog
stroomverbruik. Werking A/C en
verwarming beperkt) veelvuldig wordt
weergegeven
Mogelijk is er een storing met betrekking
tot het laadsysteem of de 12V-accu kan
verouderd zijn. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.5 Als uw auto een lekke band
heeft (auto's met een
bandenreparatieset)
Uw auto is niet uitgerust met een
reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een
spijker of schroef die door het loopvlak
van de band steekt, kan tijdelijk worden
gerepareerd met de bandenreparatieset.
(De set bestaat uit een fles met
bandenreparatievloeistof. De
bandenreparatievloeistof kan slechts één
keer worden gebruikt voor de tijdelijke
reparatie van één band, waarbij de spijker
of schroef in het loopvlak moet blijven
zitten.) Afhankelijk van de schade kan
deze set mogelijk niet worden gebruikt
om de band te repareren. (→Blz. 386)
Laat na de noodreparatie met de
bandenreparatieset de band repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. Met de
bandenreparatieset kunnen alleen
tijdelijke reparaties worden uitgevoerd.
Laat de band zo snel mogelijk repareren
of vervangen.
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Vóór het repareren van de band
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Controleer de mate waarin de band
beschadigd is.
Een band mag alleen met de
bandenreparatieset worden
gerepareerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie van het
loopvlak door een spijker of schroef.
– Haal de spijker of schroef niet uit de
band. Door het verwijderen ervan
kan het gat groter worden waardoor
de band niet meer tijdelijk
gerepareerd kan worden.
– Rijd de auto naar voren tot het gat,
voor zover zichtbaar, zich boven aan
de band bevindt om lekkage van
bandenreparatievloeistof te
voorkomen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
386

Antidiefstalsysteem
Alarm*..................66
Bedienen van het systeem......65
De inbraaksensor............68
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........66
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........66
Startblokkering.............65
Supervergrendeling*.........65
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam). . . .158
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......162 , 165
Bedieningsinstructies.....156 , 161
Draaiknop koplampverstelling . . .158
Extended Headlight Lighting-
systeem................158
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............159
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht..........160
Inschakelen van het grootlicht . . .157
Lichtschakelaar............156
Ruitenwisser en -sproeier achter .165
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .162
Schakelaar mistlampen.......161
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........366
Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt. . . .367
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .366
Bedieningsinstructies........366
De auto tot stilstand brengen . . .366
Favoriete instellingen
My Settings..............128
Opgeslagen functies.........128
Types authenticatie-apparaten . .128
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning . . .288
Bedieningsinstructies........295
Bedieningspaneel
airconditioning............288Gebruik van de automatische
modus.................292
Gebruik van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........293
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........293
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........294
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)...............292
Gebruik van de interieurverlichting
Bedienen van de
interieurverlichting.........296
Bedienen van de leeslampjes. . . .297
Overzicht interieurverlichting . . .296
Plaats van de interieurverlichting .296
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Basisfuncties..........187 , 197
Begeleidingsschermen
Advanced Park............250
Beschrijving functie........
.244
Bewegende voertuigen achter
de auto (indien aanwezig)......240
Bijwerken van de software.....168
Blokkeerfase..............210
BSM (Blind Spot Monitor)*.....210
Controleren van de Toyota Safety
Sense-versie van uw auto......168
Cruise control.............203
Detectiebereik systeem.......219
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening..........187
Door Toyota Safety Sense
gebruikte sensoren..........170
Dynamic Radar Cruise Control . . .195
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist
(indien aanwezig)...........202
Fase voor afremmen en tot
stilstand brengen...........210
Functie fileparkeren Advanced
Park...................256
Functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit)..........252
Functie inhaalbeveiliging......202
Functies................245
Trefwoordenlijst
554