Page 345 of 562

7. Selecteer de gewenste
bandenspanning en druk vervolgens
op
.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat 3 keer
langzaam knipperen.
Nadat de bandenspanning is
ingesteld, wordt op het
multi-informatiedisplay een melding
weergegeven die aangeeft dat het
instellen is voltooid.
Als de bandenspanning niet eenvoudig
kan worden ingesteld
• Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer knippert
bij het starten van de procedure voor
het instellen van de bandenspanning,
is de procedure mogelijk niet gestart.
Voer de procedure nogmaals uit vanaf
het begin.
• Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de procedure voor het
instellen van de bandenspanning niet
kan worden voltooid na het uitvoeren
van de bovenstaande procedure.Instellen m.b.v. de huidige
bandenspanning
WAARSCHUWING!
Alvorens de bandenspanning in te
stellen
Zorg ervoor dat u de bandenspanning
van elke band op het juiste niveau
afstelt voordat u de bandenspanning
instelt. Anders kan het voorkomen dat
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet gaat branden
terwijl de bandenspanning te laag
wordt, of wel gaat branden terwijl de
bandenspanning in orde is.
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en schakel vervolgens het
hybridesysteem in.
De bandenspanning kan niet worden
ingesteld terwijl de auto rijdt.
2. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
3. Druk op
ofom “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4. Druk op
ofom “TPWS
setting” (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5. Druk op
ofom “Tyre Pressure
Setting” (instelling bandenspanning)
te selecteren en druk vervolgens op
.
6. Druk op
ofom “Setting by
Current Pressure” (instellen met
huidige bandenspanning) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert 3 keer
langzaam en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay die aangeeft dat de
bandenspanning wordt ingesteld.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
343
6
Onderhoud en verzorging
Page 346 of 562

Nadat de bandenspanning is
ingesteld, wordt op het
multi-informatiedisplay een melding
weergegeven die aangeeft dat het
instellen is voltooid.
Waarschuwingen
bandenspanningswaarschuwingssysteem
• Wanneer de bandenspanning wordt
ingesteld m.b.v. de huidige
bandenspanning, zal de
waarschuwingstijd van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
variëren afhankelijk van de
omstandigheden waaronder de
bandenspanning is ingesteld. Daarom
kan er een waarschuwing worden
afgegeven, zelfs als de
bandenspanning iets daalt of als de
bandenspanning hoger wordt dan
toen de bandenspanning werd
ingesteld.
• Voer de procedure voor het instellen
van de bandenspanning uit na het op
spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden
koud zijn voordat de procedure voor
het instellen van de bandenspanning
wordt uitgevoerd of de banden op
spanning worden gebracht.
Procedure voor instellen
bandenspanning
• Als het contact UIT wordt gezet terwijl
de bandenspanning wordt ingesteld,
wordt de volgende keer dat de het
contact AAN wordt gezet, deinstelprocedure hervat en is het niet
nodig om de procedure opnieuw te
starten.
• Als de procedure voor het instellen
van de bandenspanning onnodig
wordt gestart, pas dan de
bandenspanning aan op het
voorgeschreven niveau met koude
banden en voer vervolgens de
instelling uit door een
voorgeschreven bandenspanning te
selecteren of voer de procedure voor
het instellen van de bandenspanning
uit met de huidige bandenspanning.
Als de bandenspanning niet eenvoudig
kan worden ingesteld
• Normaal gesproken kan de procedure
voor het instellen van de
bandenspanning in 2 of 3 minuten
worden voltooid.
• Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer knippert
bij het starten van de procedure voor
het instellen van de bandenspanning,
is de procedure mogelijk niet gestart.
Voer de procedure nogmaals uit vanaf
het begin.
• Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de procedure voor het
instellen van de bandenspanning niet
kan worden voltooid na het uitvoeren
van de bovenstaande procedure.
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en
-zenders zijn voorzien van een unieke
identificatiecode. Als er nieuwe
bandenspanningssensoren en -zenders
gemonteerd worden, moeten de ID-codes
van deze componenten worden
geregistreerd in de bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem-ECU.
• De identificatiecodes kunt u zelf
registreren maar afhankelijk van de
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
344
Page 347 of 562

rijomstandigheden en de rijomgeving
kan het enige tijd duren voordat de
registratie voltooid is.
• Bij gebruik van een wielenset waarvan
alle identificatiecodes al zijn
geregistreerd, kan de wielenset in
korte tijd worden gewisseld.
Controleer voordat u de
identificatiecoderegistratie uitvoert of
er zich geen velgen met
bandenspanningssensoren en -zenders
in de buurt van de auto bevinden.
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
gedurende ongeveer 20 minuten en
schakel vervolgens het
hybridesysteem in.
De procedure voor de
identificatiecoderegistratie kan niet
worden uitgevoerd wanneer de auto
rijdt.
2. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
3. Druk op
ofom “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4. Druk op
ofom “TPWS
setting” (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5. Druk op
ofom “Tyre Set
Switching” (veranderen van
wielenset) te selecteren en druk
vervolgens op
.
6. Druk op
ofom “Register New
Valve / ID” (registreer nieuw
ventiel/ID-code) te selecteren en druk
vervolgens op
.
7. Druk op
ofom “Tyre Set 1”
(wielenset 1) of “Tyre Set 2”
(wielenset 2) te selecteren. Druk
vervolgens op
.
Identificatiecodes worden
geregistreerd voor de weergegeven
wielenset.Selecteer om de te registreren
wielenset te wijzigen de weergegeven
set en selecteer vervolgens de
wielenset die u wilt registreren.
Als er al identificatiecodes zijn
geregistreerd voor die wielenset, gaat
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning 3 keer langzaam
knipperen en wordt er een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay die aangeeft dat de
wijziging wordt uitgevoerd.
8. Selecteer OK en druk vervolgens op
.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert 3 keer
langzaam en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay die aangeeft dat de
identificatiecoderegistratie wordt
uitgevoerd. Het wisselen van de
wielenset wordt geannuleerd en de
registratie begint.
Als de registratie wordt uitgevoerd,
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer
1 minuut knipperen en blijft het
vervolgens branden. “---” wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven voor de
bandenspanning van elke band.
9. Rijd rechtuit (met zo min mogelijk
bochten naar links en rechts) met een
snelheid van ten minste ongeveer
40 km/h gedurende ongeveer 10 tot
30 minuten.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
345
6
Onderhoud en verzorging
Page 348 of 562

Als de registratie is voltooid, dooft het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay die aangeeft
dat de registratie is voltooid.
Het kan langer dan normaal duren om
de registratie te voltooien als de
rijsnelheid niet ten minste 40 km/h is.
Als de registratie na ten minste 1 uur
rijden niet is voltooid, herhaal dan de
registratieprocedure vanaf het begin.
10. Als de bandenspanning van de
gemonteerde wielenset verschilt van
die van de vorige set, moet de
procedure voor het instellen van de
bandenspanning van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
worden uitgevoerd.
Als de voorgeschreven bandenspanning
hetzelfde is, hoeft de procedure voor
het instellen van de bandenspanning
niet te worden uitgevoerd.
Bij het registreren van identificatiecodes
•Normaal gesproken kan de
identificatiecoderegistratie binnen
ongeveer 30 minuten worden voltooid.
• De identificatiecoderegistratie wordt
uitgevoerd als rijsnelheid ongeveer
40 km/h of hoger is.
Als identificatiecodes niet eenvoudig
kunnen worden geregistreerd
• In de onderstaande situaties duurt de
identificatiecoderegistratie mogelijk
langer dan gebruikelijk of is registratie
niet mogelijk.
– Wanneer de auto niet gedurende
ten minste ongeveer 20 minuten is
geparkeerd voordat er met de auto
wordt gereden
– Er wordt niet gereden met een
snelheid van ongeveer 40 km/h of
hoger
– Er wordt gereden op een
onverharde weg–
Er wordt gereden in de buurt van
andere auto's en het systeem herkent
de bandenspanningssensoren en
-zenders van uw auto niet tussen die
van andere auto's
– Er bevindt zich een wiel met
bandenspanningssensor en -zender
in of in de buurt van de auto
• Als de auto tijdens de registratie
achteruit wordt gereden, worden alle
tot dan toe verzamelde gegevens
gewist. Ga nogmaals rijden.
• Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer knippert
bij het starten van de procedure voor
de identificatiecoderegistratie tot
stap8, is de procedure mogelijk niet
gestart. Voer de procedure nogmaals
uit vanaf het begin.
• Als de registratie na ten minste een
uur rijden niet is voltooid, herhaal dan
de identificatiecoderegistratie vanaf
het begin.
•
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de identificatiecodes
ook na het uitvoeren van de
bovenstaande procedure nog niet
kunnen worden geregistreerd.
Annuleren van de
identificatiecoderegistratie
Selecteer, om de identificatie-
coderegistratie te annuleren nadat deze is
gestart, nogmaals “Register New Valve /
ID” (registreer nieuw ventiel/ID-code) op
het multi-informatiedisplay.
Als de identificatiecoderegistratie is
geannuleerd, dooft het waarschu-
wingslampje lage bandenspanning. Als het
waarschuwingslampje niet dooft, is de
identificatiecoderegistratie mogelijk niet
goed geannuleerd. Selecteer, om de
registratie te annuleren, “Register New
Valve / ID” (registreer nieuw
ventiel/ID-code) op het
multi-informatiedisplay.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
346
Page 349 of 562

Wielenset selecteren
Uw auto is uitgerust met een
bandenspanningswaarschuwingssysteem
met een functie om twee sets
identificatiecodes te registreren. Hiermee
kan een tweede wielenset worden
geregistreerd, bijvoorbeeld een set
winterbanden.
•De wielenset kan alleen worden
gewijzigd als een tweede wielenset in
het systeem is geregistreerd. Als een
tweede wielenset niet is geregistreerd,
wordt “Switching Incomplete See
Owner’s Manual” (Roteren onvoltooid.
Zie handleiding) weergegeven en is het
niet mogelijk om naar de geselecteerde
wielenset te schakelen.
U kunt zelf de identificatiecodes
registreren.
• Alleen een wijziging tussen beide
geregistreerde wielensets is mogelijk.
De wielensets kunnen niet worden
gemengd.
• Mogelijk kan tijdens het registreren
van identificatiecodes niet normaal
tussen wielensets worden geschakeld.
Annuleer de registratie voordat u de
wielensets wijzigt
1. Plaats de gewenste wielenset.
2. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
3. Druk op
ofom “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4. Druk op
ofom “TPWS
setting” (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5. Druk op
ofom “Tyre Set
Switching” (veranderen van
wielenset) te selecteren en druk
vervolgens op
.
6. Druk op
ofom “Register New
Valve / ID” (registreer nieuw
ventiel/ID-code) te selecteren en druk
vervolgens op
.7. Druk op
ofom “Tyre Set 1”
(wielenset 1) of “Tyre Set 2”
(wielenset 2) te selecteren. Druk
vervolgens op
.
8. Selecteer OK en druk vervolgens op
.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert 3 keer
langzaam en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay die aangeeft dat de
identificatiecoderegistratie wordt
uitgevoerd. Het wisselen van de
wielenset wordt geannuleerd en de
registratie begint.
Als de registratie wordt uitgevoerd,
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer
1 minuut knipperen en blijft het
vervolgens branden. “---” wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven voor de
bandenspanning van elke band.
Na ongeveer 2 minuten is het wijzigen
van de wielenset voltooid. Het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning dooft en er wordt
een voltooiingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
Als het wijzigen na ongeveer
4 minuten niet is voltooid, wordt er
een melding weergegeven die
aangeeft dat het wijzigen niet kon
worden voltooid.
Controleer welke wielenset is
gemonteerd en voer de
wijzigingsprocedure nogmaals vanaf
het begin uit.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
347
6
Onderhoud en verzorging
Page 350 of 562

9.Als de voorgeschreven bandenspanning
van de gemonteerde wielenset verschilt
van die van de vorige set, moet de
procedure voor het instellen van de
bandenspanning van het
bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden uitgevoerd.
Als de voorgeschreven bandenspanning
hetzelfde is, hoeft de procedure voor
het instellen van de bandenspanning
niet te worden uitgevoerd.
10. Registreer de positie van elk wiel.
6.3.7 Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. De bandenspanning
moet ten minste eenmaal per maand
gecontroleerd worden. Toyota beveelt u
echter aan de bandenspanning eens per
twee weken te controleren. (→Blz. 426)
Informatielabel bandenspanning
De bandenspanning staat zoals
aangegeven vermeld op het label op de
middenstijl aan bestuurderszijde.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturingGevolgen van een onjuiste
bandenspanning
Het rijden met een onjuiste
bandenspanning kan de volgende
gevolgen hebben:
• Hoger brandstofverbruik
• Verminderd rijcomfort en een slechte
handling
• Kortere levensduur van de banden als
gevolg van slijtage
• Een onveilige auto
• Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden
opgepompt, laat deze dan controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instructies voor het controleren van de
bandenspanning
Let bij het controleren van de
bandenspanning op het volgende:
• Controleer de bandenspanning alleen
als de banden koud zijn. Als uw auto
ten minste 3 uur heeft stilgestaan of
niet meer dan 1,5 km heeft gereden,
kunt u de bandenspanning voor koude
banden correct aflezen.
• Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter. Het is
moeilijk te bepalen of een band de
juiste bandenspanning heeft op basis
van alleen het uiterlijk.
• Het is normaal dat de spanning van
een band na een rit is opgelopen
aangezien warmte wordt gegenereerd
in de band. Laat na het rijden geen
lucht uit de banden lopen om de
spanning te verlagen.
• Verdeel de passagiers en het gewicht
van de bagage gelijkmatig over de
auto.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
348
Page 351 of 562

WAARSCHUWING!
Een goede bandenspanning zorgt
voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste
waarde. Als de banden niet de juiste
spanning hebben, kunnen
onderstaande zaken zich voordoen. Dit
kan leiden tot een ongeval waarbij
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan.
• Overmatige slijtage
• Ongelijkmatige slijtage
• Slecht rijgedrag
• Mogelijke klapband door
oververhitting
• Luchtlekkage tussen de band en velg
• Wielvervorming en/of beschadiging
van de band
• Groter risico op beschadiging van de
band tijdens het rijden (als gevolg
van voorwerpen op het wegdek,
verbindingsstukken of scherpe
randen in het wegdek, enz.)
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning
brengen van de banden
Plaats na controle altijd de
ventieldopjes. Zonder de ventieldopjes
kan er vuil en vocht in het inwendige van
de ventielen doordringen. Hierdoor kan
de afdichting in gevaar komen, wat kan
leiden tot een lagere bandenspanning.
6.3.8 Wielen
Als een velg verbuigingen of scheuren
vertoont of erg gecorrodeerd is, moet
deze vervangen worden. Anders kan de
band van de velg raken of kan de auto
moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
Let er bij het vervangen van velgen op dat
deze hetzelfde draagvermogen, dezelfde
diameter, velgbreedte en ET-waarde
*
hebben.Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*“Offset” is de gebruikelijke term.
Toyota adviseert u het volgende niet te
gebruiken:
• Velgen van verschillende maten of
types
• Gebruikte velgen
• Verbogen velgen die hersteld zijn
Vervangen van velgen
De velgen van uw auto zijn uitgerust met
bandenspanningssensoren en -zenders
voor het
bandenspanningswaarschuwingssysteem,
dat in een vroegtijdig stadium
waarschuwt als de bandenspanning te
laag wordt. Bij het vervangen van velgen
moeten er bandenspanningssensoren en
-zenders worden geplaatst. (→Blz. 340)
WAARSCHUWING!
Vervangen van velgen
• Gebruik alleen de in deze handleiding
aanbevolen maat velgen en banden.
Een andere maat kan resulteren in
een slechtere controle over de auto.
• Gebruik nooit een binnenband bij
een poreuze velg die ontworpen is
voor een tubeless band. Als u dat wel
doet, kan dat leiden tot een ongeval
waarbij dodelijk of ernstig letsel kan
ontstaan.
Plaatsen van wielmoeren
• Auto's met stalen velgen: Plaats de
wielmoeren met de schuine kant
naar het wiel toe. (→Blz. 400) Als de
wielmoeren worden geplaatst met de
schuine kant van het wiel af, kan de
velg beschadigd raken waardoor het
wiel tijdens het rijden kan losraken.
Dit kan leiden tot een ongeval, met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
349
6
Onderhoud en verzorging
Page 352 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Breng nooit olie of vet aan op de
wielbouten of -moeren. Door het
gebruik van olie of vet worden de
wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of
de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat
kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
Verwijder olie of vet van de
wielbouten of wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde
velgen. Als u dat wel doet, kan er
tijdens het rijden lucht uit de band
ontsnappen, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan.
OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de wielmoeren van
Toyota en de juiste wielmoersleutel
voor uw lichtmetalen velgen.
• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
6.3.9 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen van het interieurfilter
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje. Maak de
demper los.
3. Duw het dashboardkastje aan de zijde
die zich het dichtst bij het portier
bevindt naar binnen om de klauwen
vrij te maken. Trek vervolgens het
dashboardkastje naar buiten en maak
de onderste klauwen vrij.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
350