Page 153 of 349

serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Door systeembeperkingen kunnen bij het
slepen/wegslepen met geactiveerde Intelligent
Safety-systemen storingen van afzonderlijke
functies optreden, bijv. botswaarschuwing met
remfunctie. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Voor het slepen/wegslepen alle Intelligent Sa‐
fety-systemen uitschakelen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch ge‐
activeerd.
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken:
Het menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven.
Als alle Intelligent Safety-systemen uitgescha‐
keld zijn, worden nu alle systemen ingescha‐
keld.
"INDIVIDUAL configureren": afhankelijk van de
uitvoering kunnen de Intelligent Safety-syste‐
men afzonderlijk geconfigureerd worden. De
individuele instellingen worden geactiveerd en
opgeslagen voor het momenteel gebruikte be‐
stuurdersprofiel. Zodra in het menu een instel‐
ling wordt gewijzigd, worden alle instellingen
van het menu geactiveerd.
Toets herhaaldelijk indrukken. Er
wordt tussen de volgende instellingen
gewisseld:
"ALL ON": alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld. Voor de subfuncties
worden basisinstellingen geactiveerd.
"INDIVIDUAL": de Intelligent Safety-systemen
worden overeenkomstig de individuele instel‐
lingen ingeschakeld.
Enkele Intelligent Safety-systemen kunnen
niet afzonderlijk uitgeschakeld worden.
Toets ingedrukt houden:
Alle Intelligent Safety-systemen wor‐
den uitgeschakeld.Seite 153VeiligheidBediening153
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 154 of 349

ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Waarschuwing met remfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der persoon dreigt, wordt in het instrumenten‐
paneel en in het Head-Up Display een waar‐
schuwingssymbool weergegeven.
Rood symbool wordt weergegeven en
er klinkt een signaal.
Direct zelf ingrijpen door remmen of uitwijken.
Remingreep De waarschuwing is een dringend verzoek om
zelf in te grijpen. Tijdens een waarschuwing
wordt, bij het bedienen van de rem, de maxi‐
male remkracht toegepast. Voorwaarde voor
de ondersteuning van de rembekrachtiging is
het voldoende snel en krachtig indrukken van
het rempedaal.
Daarnaast kan het systeem bij botsingsgevaar
ondersteuning bieden door een remingreep.
De auto kan bij lage snelheid afgeremd worden
tot stilstand.
De remingreep wordt alleen uitgevoerd als de
dynamische stabiliteitscontrole DSC is inge‐
schakeld.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detec‐
tiegebied en de functionele beperkingen.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Detectiegebied
Het detectievermogen van de camera is be‐
perkt.
Daarom kan het gebeuren dat er niet of te laat
wordt gewaarschuwd.
Het volgende wordt bijv. mogelijkerwijs niet
herkend:▷Deels niet-zichtbare voetgangers.▷Voetgangers die wegens de gezichtshoek
of contour niet als zodanig herkend wor‐
den.▷Voetgangers buiten het detectiegebied.▷Voetgangers kleiner dan ca. 80 cm.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Bij dichte mist en hevige regen, opspat‐
tend water of sneeuwval.▷In scherpe bochten.▷Bij deactivering van de rijstabiliteitsregel‐
systemen, bijv. DSC OFF.▷Wanneer het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vervuild of afgedekt is.▷Tot 10 seconden na het starten van de mo‐
tor via de start-/stopknop.▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.▷Bij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijv. door laaghangende
zon.Seite 154BedieningVeiligheid154
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 155 of 349

▷In het donker.
Night Vision met herkenning
van personen en dieren
Principe Night Vision met herkenning van personen en
dieren is een nachtzichtsysteem.
Een infraroodcamera detecteert het gebied
voor de auto en waarschuwt voor personen en
dieren op de straat. Warme objecten waarvan
de vorm lijkt op die van mensen of dieren wor‐
den herkend door het systeem. Het warmte‐
beeld kan indien nodig op het Control Display
worden weergegeven.
Afhankelijk van de uitvoering worden de gere‐
gistreerde objecten voor een betere herken‐
ning met de dynamische markeringsverlichting
verlicht, zie pagina 158.
Warmtebeeld
De warmteuitstraling van objecten in het ge‐
zichtsveld van de camera wordt weergegeven.
Warme objecten worden daarbij licht weerge‐
ven en koude objecten donker.
De herkenbaarheid hangt af van het tempera‐
tuurverschil met de achtergrond en van de ei‐
gen straling van het object, d.w.z. objecten met
gering temperatuurverschil ten aanzien van de
omgeving of met geringe warmteuitstraling zijn
beperkt herkenbaar.
Om veiligheidsredenen wordt het beeld vanaf
ca. 5 km/h en geringe helderheid van de omge‐
ving alleen bij ingeschakeld dimlicht weerge‐
geven.
Met bepaalde intervallen wordt gedurende een
fractie van een seconde een stilstaand beeld
weergegeven.
Herkenning van personen en dieren
De objectherkenning en -waarschuwing werkt
alleen in het donker.
Objecten met een menselijke vorm en vol‐
doende warmteuitstraling worden herkend.
Daarnaast herkent het systeem ook dieren
vanaf een bepaalde grootte, bijv. reeën.
Weergave op het Control Display bij ingescha‐
keld warmtebeeld:
▷Door het systeem herkende personen: in
heldergeel.▷Door het systeem herkende dieren: in don‐
kergeel.
Reikwijdte van de objectherkenning bij goede
omgevingsomstandigheden:
▷Persoonsherkenning: tot ca. 100 m▷Herkenning van grotere dieren: tot ca.
150 m▷Herkenning van middelgrote dieren: tot ca.
70 m
Invloeden van het milieu kunnen de beschik‐
baarheid van de objectherkenning beperken.
Wanneer de voertuigsystemen herkennen dat
het voertuig zich in een bebouwde kom be‐
vindt, wordt de herkenning van dieren tijdelijk
uitgeschakeld.
Seite 155VeiligheidBediening155
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 156 of 349

AanwijzingenWAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om het zicht en de
verkeerssituatie juist in te schatten. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
Overzicht
Toetsen in de auto
Intelligent Safety
Warmtebeeld in-/uitschakelen
Camera
Bij lage buitentemperaturen wordt de camera
automatisch verwarmd.
Bij het reinigen van de koplampen wordt de ca‐
meralens automatisch mee gereinigd.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek in het donker au‐
tomatisch geactiveerd.
Warmtebeeld aanvullend inschakelen
Aanvullend kan op het Control Display het
warmtebeeld van de Night Vision-camera wor‐
den weergegeven. Deze functie heeft geen in‐
vloed op de objectherkenning.
Toets indrukken.
Het beeld van de camera wordt op het Control
Display weergegeven.
Warmtebeeld instellen via iDriveBij ingeschakeld warmtebeeld:
1.Helderheid of contrast selecteren.▷ "Helderheid".▷ "Contrast".2.Stel de gewenste waarde in.Seite 156BedieningVeiligheid156
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 157 of 349

Weergave
Waarschuwing bij gevaar voor
personen of dieren
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der persoon of dier dreigt, wordt in het instru‐
mentenpaneel en in het Head-Up Display een
waarschuwingssymbool weergegeven.
Hoewel vorm en warmteuitstraling worden ge‐
evalueerd, kan loos alarm niet worden uitge‐
sloten.
Waarschuwingsbereik voor de auto
Het waarschuwingsbereik voor de persoons‐
waarschuwing bestaat uit twee delen:
▷Centraal gebied, pijl 1, direct vóór de auto.▷Uitgebreid gebied, pijl 2, rechts en links.
Bij de dierwaarschuwing wordt er geen onder‐
scheid gemaakt tussen het centrale en het uit‐
gebreide gebied.
Het gehele gebied volgt de voertuigrichting in
overeenstemming met de stuuruitslag en ver‐
andert met de rijsnelheid. Bij toenemende
snelheid wordt het gebied bijv. langer en bre‐
der.
SymbolenSymboolBetekenisPersoonswaarschuwing.Dierwaarschuwing.Symbool
brandt rood.Vooralarm: zelf ingrijpen
door remmen of uitwijkenSymbool knip‐
pert rood en er
klinkt een sig‐
naal.Acute waarschuwing: direct
zelf ingrijpen door remmen
of uitwijken.
Het weergegeven symbool geeft de zijde van
het wegdek aan waar de persoon of het dier is
herkend.
Vooralarm
Vooralarm voor personen wordt weergegeven
als een persoon in het centrale gedeelte direct
voor de auto en links of rechts in het uitge‐
breide gebied wordt herkend.
Vooralarm voor dieren wordt weergegeven als
een dier voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een vooralarm zelf in‐
grijpen.
Acute waarschuwing Acute waarschuwing wordt weergegeven als
een persoon of dier in de onmiddellijke omge‐
ving voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een acute waarschu‐
wing direct zelf ingrijpen.
Weergave in het Head-Up Display
De waarschuwing wordt gelijktijdig in het
Head-Up Display en in het instrumentenpaneel
weergegeven.
Seite 157VeiligheidBediening157
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 158 of 349

Dynamische markeringsverlichting
Naast de waarschuwing worden herkende ob‐
jecten met de dynamische markeringsverlich‐
ting beschenen.
Het object wordt zolang beschenen, tot het
zich niet meer in het waarschuwingsgebied be‐
vindt.
Met de dynamische markeringsverlichting
brandt het controlelampje voor grootlicht.
De dynamische markeringsverlichting is be‐
standdeel van de LED- of laserkoplampen.
Voorwaarden
▷Lichtschakelaar in stand: ▷Dimlicht, grootlicht of gedeeltelijk groot‐
licht brandt.▷Geen lichtbronnen of verlichte verkeers‐
deelnemers in het waarschuwingsgebied.
Inschakelen/uitschakelen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Intelligent Safety"4."Dynamisch markeringslicht"
Tijdens de waarschuwing:
Lichtsignaal bedienen, om de dynamische
markeringsverlichting voor de actuele waar‐
schuwing uit te schakelen.
Grenzen van het systeem
Principiële grenzen
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:▷Bij steile hellingen of afdalingen en in
scherpe bochten.▷Bij verontreinigde camera of beschadigde
voorruit.▷Bij dichte mist en hevige regen of sneeuw‐
val.▷Bij zeer hoge buitentemperaturen.
Grenzen van de herkenning van
personen en dieren
In sommige situaties kan het voorkomen dat
personen als dieren herkend worden, of dieren
als personen.
Kleine dieren worden door de objectherken‐
ning niet herkend, hoewel zij in het beeld goed
te zien zijn.
Beperkte herkenning, bijv. in de volgende ge‐
vallen:
▷Niet-zichtbare of deels zichtbare personen
of dieren, in het bijzonder niet-zichtbaar
hoofd/kop.▷Personen in een niet staande houding, bijv.
liggend.▷Fietsers op niet-gebruikelijke fietsen, bijv.
ligfietsen.▷Na een mechanische inwerking op het sys‐
teem, bijv. na een ongeval.
Geen weergave op het scherm
achterin
Op het scherm achterin kan het beeld van de
Night Vision niet worden afgebeeld.
Seite 158BedieningVeiligheid158
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 159 of 349

Lane Departure WarningPrincipe
Dit systeem waarschuwt bij snelheden tussen 70 km/h en 210 km/h, de auto op wegen met
rijbaanbegrenzingslijnen op het punt staat om
de rijstrook te verlaten.
Het stuur begint bij waarschuwingen licht te
trillen. Het moment van deze waarschuwing
kan afhankelijk van de actuele rijsituatie varië‐
ren.
Het systeem waarschuwt niet wanneer voor
het verlaten van de rijstrook richting wordt aan‐
gegeven.
Auto's met waarschuwing voor een aanrijding
van opzij: als niet op het trillen van het stuur‐
wiel wordt gereageerd en over de rijbaanbe‐
grenzingslijnen wordt gereden, grijpt het sys‐
teem door een korte actieve stuuringreep in en
helpt zo om de auto binnen de rijbaan te hou‐
den.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om het wegverloop
en de verkeerssituatie juist in te schatten. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen. Bij waarschuwingen het stuurwiel
niet onnodig heftig bewegen.◀Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
De Lane Departure Warning wordt opnieuw
automatisch geactiveerd na het vertrek, als de
functie bij het laatste motorstop ingeschakeld
was.
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken:
Het menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven.
Seite 159VeiligheidBediening159
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 160 of 349

Als alle Intelligent Safety-systemen uitgescha‐
keld zijn, worden nu alle systemen ingescha‐
keld.
"INDIVIDUAL configureren": afhankelijk van de
uitvoering kunnen de Intelligent Safety-syste‐
men afzonderlijk geconfigureerd worden. De
individuele instellingen worden geactiveerd en
opgeslagen voor het momenteel gebruikte be‐
stuurdersprofiel. Zodra in het menu een instel‐
ling wordt gewijzigd, worden alle instellingen
van het menu geactiveerd.
Toets herhaaldelijk indrukken. Erwordt tussen de volgende instellingen
gewisseld:
"ALL ON": alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld. Voor de subfuncties
worden basisinstellingen geactiveerd.
"INDIVIDUAL": de Intelligent Safety-systemen
worden overeenkomstig de individuele instel‐
lingen ingeschakeld.
Enkele Intelligent Safety-systemen kunnen
niet afzonderlijk uitgeschakeld worden.
Toets ingedrukt houden:
Alle Intelligent Safety-systemen wor‐
den uitgeschakeld.ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Gevoeligheid van de waarschuwingen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Intelligent Safety"4."Rijstr.verlatenwaarsch."5.Gewenste instelling selecteren.▷"Altijd": het systeem waarschuwt altijd
binnen de technische grenzen.▷"Beperkt": afhankelijk van de situatie
worden enkele waarschuwingen on‐
derdrukt, bijv. bij het inhalen zonder
richting aan te geven of bij het bewust
rijden over manoeuvreerlijnen in boch‐
ten.▷"Uit": er vinden geen waarschuwingen
plaats.
De gekozen instelling wordt opgeslagen voor
het momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Sterkte van de stuurwieltrillingeninstellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Stuurwielvibratie"4.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt overgenomen voor alle In‐
telligent Safety-systemen en opgeslagen voor
het momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Auto's met waarschuwing voor eenaanrijding van opzij: stuuringreep in-
of uitschakelen
De stuuringreep kan afzonderlijk voor rijstrook‐
wisselmelding en Lane Departure Warning
worden in- en uitgeschakeld.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Intelligent Safety"4."Stuuringreep"
De gekozen instelling wordt opgeslagen voor
het momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Seite 160BedieningVeiligheid160
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15