Page 105 of 349

Automatische deactiveringIn bepaalde situaties wordt de automatische
start-stop-functie automatisch gedeactiveerd
om de veiligheid te garanderen, bijv. wanneer
wordt herkend dat de bestuurder niet aanwe‐
zig is.
Storing De automatische start-stop-functie schakelt
de motor niet meer automatisch uit. Er wordt
een Check-Control-melding weergegeven.
Verder rijden is niet mogelijk. Het systeem
door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.
Parkeerrem Principe
De parkeerrem dient om de stilstaande auto te
beschermen tegen wegrollen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Overzicht
Parkeerrem
Vastzetten Aan schakelaar trekken.
LED bij de schakelaar brandt.
Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat rood branden. Parkeerrem
is vastgezet.
Tijdens het rijden
Gebruik tijdens het rijden is bedoeld als nood‐
remfunctie:
Schakelaar naar achteren drukken en inge‐
drukt houden. De auto remt krachtig zolang de
schakelaar wordt uitgetrokken.
Controlelampje gaat rood branden, er
klinkt een signaal en de remlichten
gaan branden.
Seite 105RijdenBediening105
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 106 of 349

Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Als de auto tot ca. 3 km/h wordt afgeremd,
wordt de parkeerrem vastgezet.
Vrijzetten
Bij ingeschakelde rijden-stand-by:
Schakelaar bij ingedrukte rem of inge‐schakelde keuzehendelstand P indruk‐
ken.
LED en controlelampje doven.
Parkeerrem is vrijgezet.
Automatisch vrijzetten
De parkeerrem wordt bij het wegrijden auto‐
matisch vrijgezet.
LED en controlelampje doven.
Automatic Hold
Principe Het systeem is behulpzaam door automatisch
vastzetten en losmaken van de rem, bijv. bij
stilstaand en langzaam rijdend verkeer.
De auto wordt bij stilstand automatisch op zijn
plaats gehouden.
Op hellingen wordt bij het wegrijden achteruit‐
rollen verhinderd.
Algemeen
Onder de volgende voorwaarden wordt de par‐
keerrem automatisch vastgezet:▷De rijden-stand-by wordt uitgeschakeld.▷Er wordt een bestuurdersportier geopend
als de auto stilstaat.▷Tijdens het rijden wordt met de parkeer‐
rem geremd, totdat de auto stilstaat.
Het controlelampje wisselt van groen
naar rood.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Automatic Hold schakelt bij stilstaande
auto de parkeerrem in en verhindert in was‐
straten dat de auto gaat rollen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Voor het binnenrijden van de
wasstraat Automatic Hold deactiveren.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 106BedieningRijden106
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 107 of 349

Overzicht
Automatic Hold
Bedrijfsklare toestand van Automatic
Hold instellen
Bij ingeschakelde rijden-stand-by de
toets indrukken.
De LED op de toets brandt.
Het controlelampje brandt groen.
Automatic Hold is gereed voor gebruik.
Bij het opnieuw starten van de auto
wordt de laatstgekozen instelling aangehou‐
den.
Automatic Hold houdt de auto tegen De gereedheid is ingeschakeld en het bestuur‐
dersportier is gesloten.
De auto wordt na het indrukken van het rem‐
pedaal, bijv. bij het stoppen voor een verkeers‐
licht, automatisch tegen wegrollen beveiligd.
Het controlelampje brandt groen.
Voor het wegrijden het gaspedaal in‐
drukken.
Rem komt automatisch los.
Het controlelampje dooft.
Parkeren
Parkeerrem wordt automatisch vastgezet als de auto door Automatic Hold op zijn plaats
wordt gehouden en rijden-stand-by wordt uit‐
geschakeld of als de auto wordt verlaten.
Het controlelampje wisselt van groen
naar rood.
De parkeerrem wordt niet vastgezet als bij het
uitrollen van de auto de rijden-stand-by werd
gedeactiveerd. Automatic Hold wordt daarbij
gedeactiveerd.
Tijdens de motorstop door de automatische
start-stop-functie blijft Automatic Hold geacti‐
veerd.
Rijden-stand-by uitschakelen Toets indrukken.
De LED op de toets dooft.
Het controlelampje dooft.
Automatic Hold is uitgeschakeld.
Als de auto door Automatic Hold wordt tegen‐
gehouden, dan voor het uitschakelen tevens
het rempedaal indrukken.
Storing Auto bij uitval of storing van de parkeerrem
met bijv. een wielkeg tegen wegrollen beveili‐
gen wanneer hij wordt verlaten.
Na een stroomonderbreking
Ingebruikneming1.Gereedheid inschakelen.2. Schakelaar bij ingedrukt rempedaal of
ingeschakelde keuzehendelstand P uit‐
trekken en vervolgens indrukken.
Het in bedrijf stellen kan enkele seconden du‐
ren. Eventuele geluiden zijn normaal.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel dooft zodra de parkeerrem
weer gebruiksklaar is.
Seite 107RijdenBediening107
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 108 of 349

Richtingaanwijzers,
grootlicht, lichtsignaal
Richtingaanwijzers
Knipperlicht in de buitenspiegel Bij het rijden en tijdens het gebruik van de
knipperlichten of de waarschuwingsknipper‐
lichtinstallatie de buitenspiegels niet inklap‐
pen, zodat de knipperlichten in de buitenspie‐
gels goed te herkennen zijn.
Knipperen
Schakelaar door het drukpunt heen indrukken.
De richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar
keert na de bediening in de uitgangspositie te‐
rug.
Om handmatig uit te schakelen de schakelaar
tot aan het drukpunt aantippen.
Kort knipperen Schakelaar licht aantippen.
De duur van het kort knipperen kan worden in‐
gesteld.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Richting aangeven"6.Gewenste instelling selecteren.De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Kortstondig knipperen
Hendel tot door het drukpunt drukken en inge‐
drukt houden zolang er geknipperd moet wor‐
den.
Grootlicht, lichtsignaal▷Grootlicht, pijl 1.▷Grootlicht uit/lichtsignaal, pijl 2.
Ruitenwisserinstallatie
Wisser in-/uitschakelen en kort wissen
Algemeen
De wissers niet bij een droge voorruit gebrui‐
ken, anders kunnen de wisserbladen sneller
slijten of beschadigd raken.
Opmerking ATTENTIE
Bij vastgevroren wissers kunnen de wis‐
serbladen bij het inschakelen losscheuren of
kan de wissermotor oververhit raken. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het inschake‐
len van de wissers de ruit ontdooien.◀
Seite 108BedieningRijden108
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 109 of 349

Inschakelen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Normale wissersnelheid: eenmaal naar bo‐
ven drukken.
Bij stilstand wordt naar de intervalstand
overgeschakeld.▷Snelle wissersnelheid: twee keer naar bo‐
ven of één keer door het drukpunt heen
drukken.
Bij stilstand wordt naar de normale snel‐
heid overgeschakeld.
Uitschakelen en kort wissen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Kort wissen: eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van normale wissersnelheid:
eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van snelle wissersnelheid:
tweemaal omlaag drukken.Intervalmodus of regensensor
Principe Zonder regensensor is de interval voor de wis‐
serwerking op een vaste waarde ingesteld.
De regensensor stuurt de wisserwerking auto‐
matisch afhankelijk van de regenintensiteit. De
sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor
de binnenspiegel.
Inschakelen/uitschakelen
Toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart. Bij uitrusting
met regensensor: LED in ruitenwisserschake‐
laar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet ge‐
start.
Bij onderbreking van de rit met ingeschakelde
regensensor: als de rit binnen ongeveer 15 mi‐
nuten wordt voortgezet, wordt de regensensor
weer automatisch geactiveerd.
ATTENTIE
In wasstraten kunnen de wissers onge‐
wild gaan bewegen als de regensensor geacti‐
veerd is. Er bestaat gevaar voor schade. Re‐
gensensor in wasstraten deactiveren.◀
Seite 109RijdenBediening109
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 110 of 349

Intervaltijd of gevoeligheid van de
regensensor Instellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd
of gevoeligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid
van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoe‐
ligheid van de regensensor.
Ruit, koplamp reinigen
Ruitenwisserschakelaar naar voren trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit ge‐
sproeid en de wissers worden kort ingescha‐
keld.
Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de
koplampen gereinigd.
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeier‐
vloeistof op de ruit bevriezen en het zicht be‐
perken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Wasstraten alleen gebruiken als het bevriezen
van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Gereedheid inschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar omlaag ge‐
drukt houden, tot de wissers ongeveer ver‐
ticaal staan.Seite 110BedieningRijden110
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 111 of 349

Na het terugklappen van de wissers moet de
ruitenwisserinstallatie opnieuw worden geacti‐
veerd.1.Rijden-stand-by inschakelen of ruitenwis‐
serschakelaar opnieuw naar omlaag ge‐
drukt houden.2.De ruitenwissers gaan in de rustpositie en
zijn weer gebruiksklaar.
Sproeiervloeistof
Algemeen
Alle ruitensproeiers maken gebruik van het‐
zelfde reservoir.
Vullen met een mengsel uit leidingwater, ge‐
concentreerde ruitenreiniger en eventueel an‐
tivries vóór het vullen mengen.
Aanbevolen minimale vulhoeveelheid: 1 liter.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Sommige antivriesmiddelen kunnen stof‐
fen bevatten die schadelijk voor de gezondheid
zijn en brandbaar zijn. Er bestaat brandgevaar
of kans op letsel. Aanwijzingen op de verpak‐ kingen in acht nemen. Antivries uit de buurt
van ontstekingsbronnen houden. Bedrijfsstof‐
fen niet in andere flessen overgieten. Bedrijfs‐
stoffen buiten het bereik van kinderen bewa‐ ren.◀
WAARSCHUWING
Sproeiervloeistof kan bij contact met
hete motoronderdelen ontbranden. Er bestaat
kans op letsel of schade. Sproeiervloeistof al‐
leen bij afgekoelde motor bijvullen. Vervolgens
de dop van het sproeiervloeistofreservoir volle‐ dig dichtdraaien.◀
ATTENTIE
Siliconenhoudende toevoegingen in de
sproeiervloeistof die ervoor zorgen dat het wa‐
ter van de ruiten parelt kunnen de sproeierin‐
stallatie beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Geen siliconenhoudende toevoegin‐
gen aan de sproeiervloeistof toevoegen.◀
ATTENTIE
Het gebruik van onverdunde en verschil‐
lende reinigingsvloeistof-concentraten of anti‐
vriesmiddelen kan tot schade aan de ruiten‐
sproeierinstallatie leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. Reinigingsvloeistof-concentraten
of antivriesmiddelen vóór het bijvullen verdun‐
nen. De aanwijzingen en mengverhoudingen
op de verpakkingen in acht nemen. Geen reini‐
gingsvloeistof-concentraten van verschillende
fabrikanten met elkaar mengen.◀
Overzicht
Het reservoir voor de sproeiervloeistof bevindt
zich in de motorruimte.
Steptronic versnellingsbak
Opmerking WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.Seite 111RijdenBediening111
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 112 of 349

▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Keuzehendelstanden
D Drive
Keuzehendelstand voor normaal rijden. Alle
versnellingen voor het vooruitrijden worden
automatisch geschakeld.
Voor verbruiksvermindering wordt onder de
voorwaarden voor Uitrollen, zie pagina 266, de
motor automatisch van de transmissie ontkop‐
peld.
R Achteruit
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
N Neutraal
In keuzehendelstand N kan de auto vrij rollen.
Keuzehendelstand N inschakelen, bijv. in was‐
straten, zie pagina 318.
Bij uitgeschakelde gereedheid, zie pa‐
gina 18,wordt automatisch de keuzehendel‐
stand P ingeschakeld.
P Parkeren
Alleen bij stilstaande auto inschakelen. De aan‐
gedreven wielen worden geblokkeerd.
Keuzehendelstand P wordt in de volgende si‐
tuaties automatisch ingeschakeld:
▷Na het uitschakelen van rijden-stand-by,
zie pagina 103, als keuzehendelstand R of
D ingeschakeld is.▷Bij gereedheid uit, als keuzehendelstand N
ingeschakeld is.▷Als tijdens stilstand bij geselecteerde keu‐
zehendelstand D of R de gordel van de be‐
stuurdersstoel wordt afgedaan, het be‐
stuurdersportier wordt geopend en de rem
niet ingedrukt wordt.Kickdown
Met kickdown wordt een maximale rijprestatiebereikt. Gaspedaal tot voorbij de weerstand
van de volgasstand indrukken.
Keuzehendelstanden inschakelen
Algemeen
Het rempedaal ingedrukt houden tot wordt
weggereden, anders komt de auto bij een in‐
geschakelde versnelling in beweging.
De keuzehendelstand P kan pas bij draaiende
motor en ingedrukt rempedaal worden verla‐
ten.
Bij stilstaande auto het rempedaal indrukken
alvorens vanuit P of N te schakelen, omdat an‐
ders de schakelblokkering niet wordt gedeacti‐
veerd en het schakelverzoek niet wordt uitge‐
voerd.
Een blokkering verhindert het per ongeluk
schakelen naar keuzehendelstand R en het per
ongeluk schakelen uit keuzehendelstand P.
Blokkering opheffen
Unlock-toets indrukken.
Seite 112BedieningRijden112
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15