Page 97 of 349

Zonder comfortstoelen achterinGroepGewicht van
het kindLeeftijd bij be‐
naderingPassagiers‐
stoelAchterbank,
buitenste zit‐
plaatsenAchterbank,
middenIII22 – 36 kgVanaf 7 jaarUUXU: geschikt voor kinderveiligheidssystemen in de universele categorie die voor toepassing in
deze gewichtsgroep geschikt zijn.
X: niet geschikt voor kinderveiligheidssystemen in de universele categorie die voor toepassing in
deze gewichtsgroep geschikt zijn.Kinderen altijd achterin
WAARSCHUWING
Kinderen kleiner dan 150 cm kunnen de
veiligheidsgordel zonder geschikte aanvul‐
lende veiligheidssystemen niet correct dragen.
De beschermende werking van de veiligheids‐
gordels kan beperkt zijn of wegvallen als deze
verkeerd worden gedragen. Een verkeerd ge‐
dragen veiligheidsgordel kan extra letsel ver‐
oorzaken, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Personen kleiner dan 150 cm
vastzetten in geschikte veiligheidssystemen.◀
Ongevallenanalyse toont aan dat de achter‐
bank de veiligste plek is voor kinderen.
Kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan
150 cm alleen achterin vervoeren in geschikte
kinderveiligheidssystemen die zijn afgestemd
op hun leeftijd, gewicht en lengte.
Kinderen op de bijrijdersstoel
Bij gebruik van een kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel erop letten dat front- en
zij-airbag aan passagierszijde uitgeschakeld
zijn. De deactivering van de passagiersairbag
kan alleen met de Spiegelomschakelaar sleu‐
telschakelaar voor de passagiersairbag, zie pa‐
gina 145, worden uitgevoerd.Opmerking
WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaat
kans op letsel. Erop letten dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
Montage van
veiligheidssystemen voor
kinderen
Veiligheidssystemen voor kinderen Voor elke leeftijds- en gewichtsklasse zijn bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist geschikte kinderveiligheidssysteem ver‐
krijgbaar.
Aanwijzingen Bij het kiezen, inbouwen en gebruiken van kin‐
derveiligheidssystemen de informatie van de
fabrikant van het kinderveiligheidssysteem in
acht nemen.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde of door een ongeval
zwaarbelaste kinderveiligheidssystemen inclu‐
sief de bevestigingssystemen kan de bescher‐
mende werking daarvan verminderd of volledigSeite 97Kinderen veilig vervoerenBediening97
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 98 of 349

afwezig zijn. Een kind kan bijv. bij een ongeval
of bij rem- en uitwijkmanoeuvres niet vol‐
doende worden opgevangen. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Beschadigde of bij
een ongeval zwaarbelaste kinderveiligheids‐
systemen inclusief de bevestigingssystemen
door de Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist laten controleren en eventueel vervan‐
gen.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Op de bijrijdersstoel
Airbags deactiveren WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaat
kans op letsel. Erop letten dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
Alvorens een veiligheidssysteem voor kinde‐
ren op de passagiersstoel te monteren, moe‐
ten de voor- en zij-airbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Passagiersairbags met sleutelschakelaar deac‐
tiveren, zie pagina 145.Naar achteren gerichte
veiligheidssystemen voor kinderen
GEVAAR
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een naar
achteren gericht kinderveiligheidssysteem do‐
delijk verwonden. Er bestaat kans op letsel of levensgevaar. Erop letten dat de passagiersair‐
bags uitgeschakeld zijn en het controlelampje
PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
De aanwijzing op de zonneklep aan de passa‐
gierszijde in acht nemen.
Stoelpositie en -hoogte Voor de montage van een universeel kindervei‐
ligheidssysteem de passagiersstoel in de ach‐
terste stand zetten en op gemiddelde hoogte
om een optimaal gordelverloop en de beste
bescherming bij een ongeval te verkrijgen.
Als het bovenste bevestigingspunt van de gor‐
del zich vóór de gordelgeleiding van het kin‐
derzitje bevindt, de passagiersstoel voorzichtig
naar voren duwen tot de best mogelijke gelei‐
ding van de gordel wordt bereikt.
Rugleuningbreedte
Bij instelbare rugleuningbreedte: voor mon‐
tage van een veiligheidssysteem voor kinderen
op de passagiersstoel de rugleuningbreedte
op maximaal zetten. De rugleuningbreedte niet
meer wijzigen en geen geheugenpositie meer
oproepen.
Seite 98BedieningKinderen veilig vervoeren98
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 99 of 349

Kinderzitjesbevestiging ISOFIXOpmerkingVoor het aanbrengen en gebruiken van ISO‐
FIX-kinderveiligheidssystemen de bedienings-en veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant
van het kinderveiligheidssysteem opvolgen.
Geschikte ISOFIX-kinderzitjes
GroepGewicht van het
kindLeeftijd bij bena‐
deringKlasse/categorie – a)Passa‐
giers‐
stoelAchterbank,
buitenste
zitplaatsenBabydraagtasF - ISO/L1
G - ISO/L2X
XX
X0Tot 10 kgca. 9 maandenE - ISO/R1XIL0+Tot 13 kgca. 18 maandenE - ISO/R1
D - ISO/R2
C - ISO/R3X
X
XIL
IL
ILI9 - 18 kgTot ca. 4 jaarD - ISO/R2
C - ISO/R3
B - ISO/F2
B1 - ISO/F2X
A - ISO/F3X
X
X
X
XIL
IL
IL, IUF
IL, IUF
IL, IUFIL: de stoel is met inachtneming van de bij het kinderzitje gevoegde automodellenlijst geschikt
voor de inbouw van een ISOFIX-kinderzitje van de categorie Semi-Universal.IUF: de stoel is geschikt voor inbouw van een ISOFIX-kinderzitjesbevestiging met de goedkeu‐
ring Universal en bevestiging met de bevestigingsgordel TOP TETHER.X: de stoel is niet met bevestigingspunten voor het ISOFIX-systeem uitgerust of goedgekeurd.a) Bij toepassing van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel
aanpassen.Bevestigingen voor onderste ISOFIX- verankeringen
Opmerking WAARSCHUWING
Als de ISOFIX-kinderveiligheidssyste‐
men niet correct vergrendeld zijn, kan de be‐
schermende werking van de ISOFIX-kindervei‐
ligheidssystemen verminderd zijn. Er bestaatkans op letsel of levensgevaar. Erop letten dat
de onderste verankering correct vergrendeld is
en dat het ISOFIX-kinderveiligheidssysteem
strak tegen de leuning aan ligt.◀
PositieSeite 99Kinderen veilig vervoerenBediening99
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 100 of 349

Het desbetreffende symbool toont de
bevestigingen voor de onderste ISOFIX
verankeringen.
Bevestigingspunten voor de onderste ISOFIX-
verankeringen zijn achter de stoelbekleding
tussen rugleuning en zitting te vinden.
De ritssluiting openen om toegang te krijgen
tot de verankeringen.
Voor montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
De gordel uit het gebied van de kinderstoelbe‐
vestiging wegtrekken.
Zonder comfortstoelen achterin:
Montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
1.Kinderveiligheidssysteem monteren, zie de
aanwijzingen van de fabrikant.2.Erop letten dat de beide ISOFIX-veranke‐
ringen correct vergrendeld zijn.
Met comfortstoelen achterin: Montage
van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
1.Voor de montage de basisstand, zie pa‐
gina 82, van de stoelen instellen.2.Voor een betere toegankelijkheid de rug‐
leuning een beetje naar achteren zetten.3.Kinderveiligheidssysteem monteren, zie de
aanwijzingen van de fabrikant.4.Erop letten dat de beide ISOFIX-veranke‐
ringen correct vergrendeld zijn.5.Na de montage de rugleuning weer iets
naar voren brengen, zodat het veiligheids‐
systeem voor kinderen lichtjes tegen de
rugleuning steunt.
Bovenste ISOFIX bevestigingsriem
Bevestigingspunten Dit symbool geeft het bevestigingspunt
voor de bovenste bevestigingsriem
aan.
Afhankelijk van de uitrusting zijn er voor de bo‐
venste bevestigingsriem van ISOFIX-veilig‐
heidssystemen voor kinderen twee of drie be‐
vestigingspunten.
Opmerking ATTENTIE
De bevestigingspunten voor de bovenste
bevestigingsriemen van een kinderveiligheids‐
systeem zijn alleen bedoeld voor deze bevesti‐
gingsriemen. Bij het bevestigen van andere
voorwerpen kunnen de bevestigingspunten
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Alleen kinderveiligheidssystemen aan
de bovenste bevestigingsriemen bevestigen.◀
Seite 100BedieningKinderen veilig vervoeren100
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 101 of 349

Geleiding van de bevestigingsriemWAARSCHUWING
Bij verkeerd gebruik van de bovenste be‐
vestigingsriem van een kinderveiligheidssys‐
teem kan de beschermende werking vermin‐
derd zijn. Er bestaat kans op letsel. Erop letten
dat de bovenste bevestigingsriem niet over
scherpe randen of gedraaid naar het bovenste
bevestigingspunt wordt geleid.◀1Rijrichting2Hoofdsteun3Haak van bovenste bevestigingsriem4Bevestigingspunt5Hoedenplank6Rugleuning7Bovenste bevestigingsriem
Bovenste bevestigingsriem op
bevestigingspunt aanbrengen
1.Afdekking bevestigingspunt verwijderen.2.Hoofdsteunen naar boven schuiven.3.Bovenste bevestigingsriem tussen de be‐
vestigingen van de hoofdsteunen door ha‐
len.4.Haak van de bevestigingsriem aan het be‐
vestigingspunt vastmaken.5.Bevestigingsriem strak omlaag trekken.6.Hoofdsteun evt. naar beneden schuiven en
vergrendelen.Beveiliging van portieren en
ruiten achterin
Portieren
Vergrendelingshendel aan de achterportieren
naar boven schuiven.
Het betreffende portier kan alleen van buitenaf
worden geopend.
Veiligheidsschakelaar voor achterin Toets van het bestuurdersportier in‐
drukken als kinderen achterin meerij‐
den.
Verschillende functies worden geblokkeerd en
kunnen achterin niet worden bediend, Veilig‐ heidsschakelaar, zie pagina 73.
Seite 101Kinderen veilig vervoerenBediening101
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 102 of 349

RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt de rijden-
stand-by in- of uitgeschakeld.
Het rijden-stand-by wordt inge‐
schakeld als bij het indrukken
van de start/stop-knop het rempedaal wordt
ingedrukt.
Opnieuw indrukken van de start-/stopknop
schakelt de rijden-stand-by weer uit en de ge‐
reedheid, zie pagina 17, wordt ingeschakeld.
Rijden-stand-by
Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide.
In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaatlevensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
Rijden-stand-by inschakelen
Steptronic versnellingsbak
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.
Dieselmotor Bij koude motor en temperaturen onder ca.
0 ℃ kan het starten door automatisch voor‐
gloeien iets worden vertraagd.
Seite 102BedieningRijden102
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 103 of 349

Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Rijden-stand-by uitschakelen
Steptronic versnellingsbak1.Bij stilstaande auto de keuzehendelstand P
inschakelen.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.3.Parkeerrem bedienen.
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 317, in acht nemen.
Automatische start-stop- functie
Principe De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. De rijden-stand-
by blijft ingeschakeld. Voor het wegrijden start
de motor automatisch.
Opmerking Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afhankelijk van de gekozen rijmodus, zie pa‐
gina 115, wordt het systeem automatisch ge‐
activeerd resp. gedeactiveerd.
Afzetten van de motor De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:
▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt of de auto wordt door
Automatic Hold tegengehouden.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De weergave in de toerenteller
geeft aan dat de automatische start-stop-functie klaar is voor
het automatisch starten van de
motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Beperkte werking
De motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:
▷Op steile hellingen.▷Rempedaal niet krachtig genoeg ingedrukt.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Als de ruiten dreigen te beslaan.▷Motor of andere componenten niet op be‐
drijfstemperatuur.▷Motorkoeling is nodig.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.▷Accu is zwaar ontladen.▷Op grotere hoogten.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Inparkeersysteem is geactiveerd.Seite 103RijdenBediening103
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 104 of 349

▷Stilstaand en langzaam rijdend verkeer.▷Keuzehendel in stand N of R.▷Na het achteruitrijden.▷Gebruik van brandstof met hoog ethanol‐
gehalte.
Starten van de motor
Voor het wegrijden start de motor onder de
volgende voorwaarden automatisch:
▷Door het loslaten van het rempedaal.▷Bij geactiveerde Automatic Hold: gaspe‐
daal intrappen.
Na motorstart zoals op de gebruikelijke wijze
accelereren.
Veiligheidsfunctie
De motor start na een automatische uitschake‐
ling niet automatisch, wanneer aan een van de
volgende voorwaarden voldaan is:
▷Veiligheidheidsgordel bestuurder afgedaan
en bestuurdersportier geopend.▷De motorkap werd ontgrendeld.
Sommige controlelampjes branden verschil‐
lend lang.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop ge‐
start worden.
Beperkte werking Ook wanneer niet moet worden weggereden,
start de afgezette motor in de volgende situ‐
aties automatisch:
▷Sterk opwarmend interieur terwijl de koel‐
functie is ingeschakeld.▷Sterk afkoelend interieur terwijl de verwar‐
ming is ingeschakeld.▷Als de ruiten dreigen te beslaan.▷Tijdens het sturen.▷Wisselen van de keuzehendelstand van D
naar N of R.▷Wisselen van de keuzehendelstand van P
naar N, D of R.▷Accu is zwaar ontladen.▷Starten van een oliepeilcontrole.
Systeem handmatig deactiveren/
activeren
Met toetsen
Toets indrukken.
▷LED brandt: automatische start-stop-func‐
tie is gedeactiveerd.
De motor wordt niet automatisch afgezet.
Tijdens een automatische motorstop wordt
de motor gestart.
De automatische start-stop-functie wordt
ook bij keuzehendelstand M/S of in rijmo‐
dus SPORT gedeactiveerd.▷LED dooft: automatische start-stop-functie
is geactiveerd.
Auto uitzetten tijdens automatische
motorstop
Bij een automatische motorstop kan de auto
veilig stilgezet/geparkeerd worden, bijv. om
deze te kunnen verlaten.
1.Start/stop-knop indrukken.▷De rijden-stand-by wordt uitgescha‐
keld.▷De gereedheid wordt ingeschakeld.▷De keuzehendelstand P wordt automa‐
tisch ingeschakeld.2.Parkeerrem bedienen.Seite 104BedieningRijden104
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15