Page 169 of 349

Dynamische remlichten
Principe▷Normaal remmen: remlichten branden.▷Hard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschu‐
wingsknipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deacti‐
veren:
▷Accelereren.▷Toets waarschuwingsknipperlichtinstalla‐
tie indrukken.
Active Protection
Principe
Active Protection bereidt de inzittenden en de
auto in kritieke rijsituaties of als een aanrijding
dreigt voor op een eventueel ongeval.
Algemeen
Active Protection bestaat uit verschillende
PreCrash-functies, die afhankelijk van de uit‐
rusting kunnen variëren.
Met dit systeem kunnen kritieke rijsituaties
herkend worden, die tot een ongeval zouden
kunnen leiden. Kritieke rijsituaties zijn:
▷Noodstops.▷Sterk ondersturen.▷Sterk oversturen.Bepaalde functies van enkele systemen kun‐
nen, binnen de systeemgrenzen, tot een acti‐
vering van Active Protection leiden:▷Botsingswaarschuwing met remfunctie:
herkennen van een dreigende frontale aan‐
rijding of automatische remingreep.▷Botsingswaarschuwing met remfunctie of
Night Vision met dynamische markerings‐
verlichting: ondersteuning van de rembe‐
krachtiging.▷Preventie aanrijding van achteren: herken‐
nen van een dreigende aanrijding van ach‐
teren.
Opmerking
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. Vanwege systeembeperkin‐
gen is het mogelijk dat kritieke situaties niet
betrouwbaar of tijdig herkend worden. Er be‐
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
Functie
Bij gesloten gordel wordt na het wegrijden de gordelband van de bestuurder en de voorpas‐ sagier eenmalig automatisch strak aangetrok‐
ken.
In situaties waarbij een aanrijding dreigt wor‐
den de volgende afzonderlijke functies actief, afhankelijk van de behoefte:
▷De voorste gordels worden automatisch
voorgespannen.▷De ruiten worden automatisch tot op een
spleet gesloten.▷Het glazen dak, inclusief het schuifpaneel,
wordt automatisch gesloten.▷Bij comfortstoel voor: automatische positi‐
onering van de rugleuning van de passa‐
giersstoel.Seite 169VeiligheidBediening169
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 170 of 349

▷Bij comfortstoelen achterin: automatische
positionering van de rugleuningen.
Na een kritieke rijsituatie zonder ongeval wor‐
den de voorste gordels weer losser gemaakt.
Alle andere systemen kunnen weer in de ge‐
wenste instelling gebracht worden.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt, moet u stoppen en de gordel met de
rode toets in het slot openen. Alvorens verder
te rijden, de gordel opnieuw sluiten.
Post Crash — iBrake
Principe Het systeem kan de auto in bepaalde onge‐
valssituaties, bijv. een botsing, zonder ingreep
van de bestuurder automatisch tot stilstand
brengen. Het risico van nog een botsing en de
gevolgen daarvan kan daardoor verlaagd wor‐
den.
Bij stilstand Na het bereiken van de stilstand wordt de rem
automatisch gelost.
Auto sterker afremmen
In bepaalde situaties kan het nodig zijn de auto
sneller tot stilstand te brengen.
Daartoe moet bij het indrukken van het rempe‐
daal gedurende korte tijd een hogere remdruk
uitgeoefend worden dan door het automatisch
remmen het geval is. Het automatisch afrem‐
men wordt daardoor afgebroken.
Automatisch remmen afbreken In bepaalde situaties kan het nodig zijn het au‐
tomatisch remmen af te breken, bijv. voor een
uitwijkmanoeuvre.
Automatisch remmen afbreken:
▷Door het indrukken van het rempedaal.▷Door het indrukken van het gaspedaal.Waakzaamheidshulp
Principe Het systeem kan toenemende onoplettend‐
heid of vermoeidheid van de bestuurder bij
lange eentonige ritten, bijv. op snelwegen, her‐
kennen. In deze situatie wordt aanbevolen om
een pauze in te lassen.
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de per‐
soonlijke verantwoordelijkheid om uw lichame‐
lijke gesteldheid juist in te schatten. Toene‐
mende onoplettendheid of vermoeidheid
worden mogelijk niet of niet op tijd herkend. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Erop letten dat
de bestuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl
aan de verkeerssituatie aanpassen.◀
Functie
Het systeem wordt elke keer bij het inschake‐
len van rijden-stand-by geactiveerd.
Na begin van het rijden wordt het systeem op
de bestuurder afgestemd, zodat een toene‐
mende onoplettendheid of vermoeidheid her‐
kend kan worden.
Deze procedure houdt rekening met de vol‐ gende criteria:▷Persoonlijke rijstijl, bijv. stuurgedrag.▷Rijomstandigheden, bijv. tijdstip, duur van
de rit.
Het systeem is vanaf ca. 70 km/h actief en kan
een aanbeveling voor pauze weergeven.
Aanbeveling voor pauze
In-/uitschakelen, instellen De waakzaamheidshulp wordt elke keer bij het
inschakelen van rijden-stand-by automatisch
geactiveerd en kan daarmee een aanbeveling
voor pauze weergeven.
Seite 170BedieningVeiligheid170
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 171 of 349

De aanbeveling voor pauze kan ook via iDrive
in- of uitgeschakeld en ingesteld worden:
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Aandachtassistent"4.Gewenste instelling selecteren.▷"Uit": er wordt geen aanbeveling voor
pauze gegeven.▷"Standaard": de aanbeveling voor
pauze wordt met een bepaalde waarde
gegeven.▷"Gevoelig": de aanbeveling voor pauze
wordt vroeger gegeven.
Weergave
Bij groter wordende onoplettendheid of ver‐
moeidheid van de bestuurder wordt een op‐
merking op het Control Display weergegeven,
met de aanbeveling om een pauze in te lassen.
Tijdens de weergave kunnen de volgende in‐
stellingen worden geselecteerd:
▷"Niet meer vragen"▷"Stopgelegenheden"▷"Later herinneren"
De aanbeveling voor pauze wordt na 20
minuten herhaald.
Na een pauze kan op z'n vroegst na ca. 45 mi‐
nuten weer een aanbeveling voor pauze wor‐
den weergegeven.
Grenzen van het systeem
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn en wordt er geen of een verkeerde
waarschuwing gegeven:
▷Als de tijd verkeerd is ingesteld.▷Als de gereden snelheid overwegend on‐
der ca. 70 km/h ligt.▷Bij sportieve rijstijl, bijv. bij sterke accelera‐
tie of snel rijden door bochten.▷In actieve rijsituaties, bijv. vaak veranderen
van rijbaan.▷Bij slechte toestand van het wegdek.▷Bij sterke zijwind.Seite 171VeiligheidBediening171
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 172 of 349

RijstabiliteitsregelsystemenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Antiblokkeersysteem ABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tij‐
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops be‐
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor be‐
drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroor‐
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog
mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehou‐
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang rem‐
men noodzakelijk is.
Adaptieve remassistent In combinatie met de actieve snelheidsregeling
zorgt dit systeem ervoor, dat de rem bij het af‐remmen in kritieke situaties nog sneller rea‐
geert.
Wegrijassistent Principe
Het systeem ondersteunt bij het hellingop‐
waarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.
Wegrijden met wegrij-assistent1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaats
gehouden.
Na bediening van het gaspedaal wordt de auto
op zijn plaats gehouden, totdat wordt wegge‐
reden.
Naargelang de belading of bij rijden met aan‐
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Dynamische
stabiliteitscontrole DSC
Principe
De dynamische stabiliteitscontrole herkent
bijv. de volgende instabiele rijtoestanden:
▷Uitbreken van de achterzijde van de auto,
wat tot oversturen kan leiden.▷Gripverlies van de voorwielen, wat tot on‐
dersturen kan leiden.
Binnen hetgeen volgens de wetten van de na‐
tuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en re‐
mingrepen aan de afzonderlijke wielen de
koersstabiliteit van auto te handhaven.
Seite 172BedieningRijstabiliteitsregelsystemen172
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 173 of 349

OpmerkingHet systeem ontslaat de bestuurder niet van
de verantwoordelijkheid om de rijstijl aan de si‐
tuatie aan te passen.
De rijstijl aan de situatie aanpassen en de extra
veiligheidsmarge niet beperken door meer risi‐
co's te nemen.
WAARSCHUWING
Bij het rijden met dakbelasting, bijv. met
een dakdrager, kan door het hogere zwaarte‐
punt in rijkritische situaties de rijveiligheid niet
meer gewaarborgd zijn. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met dakbelas‐
ting de Dynamische Stabiliteits Controle DSC
niet deactiveren.◀
Overzicht
Toets in de auto
DSC OFF
Controle- en waarschuwingslampjes Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten.
Controlelampje brandt: DSC is uitge‐
vallen.
DSC deactiveren/activeren Door DSC uit te schakelen wordt de rijstabili‐
teit bij het accelereren en in bochten minder.
Stabiliserende ingrepen van de integraal-ac‐
tieve besturing worden alleen nog door de
achterwielbesturing uitgevoerd.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole
deactiveren
Toets ingedrukt houden tot op het in‐
strumentenpaneel het controlelampje
voor DSC OFF gaat branden en DSC OFF
wordt weergegeven.
DSC is uitgeschakeld.
Dynamische stabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle- en waarschuwingslampjes Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weer‐
gegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeac‐
tiveerd.
Dynamische tractiecontrole
DTC
Principe Het DTC-systeem is een op tractie geoptimali‐
seerde variant van DSC.
Het systeem waarborgt bij bijzondere rijbaan‐
situaties, bijv. niet sneeuwvrij gemaakte rij‐
baan, of op losse ondergrond een maximale
tractie bij beperkte koersstabiliteit.
Bij geactiveerde DTC wordt maximale tractie
geleverd. De koersstabiliteit is bij het accelere‐
ren en bij het rijden in bochten beperkt.
Daarom zeer behoedzaam rijden.Seite 173RijstabiliteitsregelsystemenBediening173
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 174 of 349

In de volgende uitzonderlijke gevallen verdient
het aanbeveling de DTC tijdelijk in te schake‐
len:▷Rijden dooiende sneeuw of op niet ge‐
ruimde, besneeuwde rijbanen.▷Auto vrij rijden of wegrijden uit diepe
sneeuw of op losse ondergrond.▷Rijden met sneeuwkettingen.
Overzicht
Toets in de auto
DSC OFF
Controle- en waarschuwingslampjes
Bij geactiveerde DTC wordt op het instrumen‐
tenpaneel TRACTION weergegeven.
Controlelampje brandt: dynamische
tractiecontrole DTC is geactiveerd.
DTC activeren/deactiveren
DTC activeren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRAC‐
TION weer en het controlelampje voor DSC
OFF gaat aan.
DTC deactiveren Toets opnieuw indrukken.
TRACTION en controlelampje DSC OFF do‐
ven.
xDrive xDrive is het vierwielaandrijvingssysteem van
de auto. Door het samenwerken van xDrive en
DSC worden tractie en rijdynamiek verder ver‐
beterd. Het vierwielaandrijvingssysteem xDrive
verdeelt de aandrijfkrachten afhankelijk van
rijsituatie en gesteldheid van de weg variabel
over voor- en achteras.
Integraal-actieve besturing
Principe De integraal-actieve besturing is een combina‐tie van variabele stuuroverbrenging en achter‐
wielbesturing.
Het systeem varieert de stuuruitslag van de
wielen met betrekking tot de stuurwielbewe‐
gingen.
Bij grote stuuruitslagen en lage snelheden,
bijv. bij het manoeuvreren, wordt de wielinslag
versterkt, d.w.z. de besturing wordt directer.
De achterwielbesturing zorgt voor een verho‐
ging van de wendbaarheid doordat de achter‐
wielen in tegenstelling tot de voorwielen een
beetje worden ingeslagen.
Bij hogere snelheden worden de achterwielen
in dezelfde richting ingeslagen als de voorwie‐
len.
In kritieke rij-omstandigheden kan de inte‐
graal-actieve besturing door doelgericht sturen
van de achterwielen de auto stabiliseren voor‐
dat de bestuurder ingrijpt, bijv. in geval van
overstuur.
Algemeen
Het systeem biedt verschillende afstemmin‐
gen.Seite 174BedieningRijstabiliteitsregelsystemen174
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 175 of 349
Deze zijn gekoppeld aan de verschillende rij‐
modi van de rijbelevingsschakelaar, zie pa‐
gina 115.
AfstemmingRijmodusIntegraal-actieve besturingCOMFORT/E
CO PROComfortabel, voor optimaal
reiscomfortSPORTDynamisch, voor grotere
wendbaarheid
Rijden met sneeuwkettingen
Opmerking Bij het rijden met sneeuwkettingen, zie pa‐
gina 287, is de achterwielbesturing gedeacti‐
veerd.
Storing
Ingeval van een functiestoring zijn grotere
stuurwielbewegingen vereist, terwijl de auto in
een hoger snelheidsbereik gevoeliger op
stuurwielbewegingen reageert.
De stabiliteitsbevorderende ingreep kan ge‐
deactiveerd zijn.
Met matige snelheid en vooruitziend verder rij‐
den.
Systeem laten controleren.
Seite 175RijstabiliteitsregelsystemenBediening175
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 176 of 349

RijhulpsystemenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Handmatige
snelheidsbegrenzer
Principe
Met het systeem kan de snelheid vanaf een waarde van 30 km/h begrensd worden. Bene‐
den de ingestelde snelheidslimiet kan zonder
beperkingen worden gereden.
Overschrijding van de snelheidslimiet In bijzondere situaties kunt u de snelheidsli‐
miet bewust overschrijden door krachtig gas te
geven.
Als de rijsnelheid de ingestelde snelheidslimiet
overschrijdt, wordt een waarschuwing gege‐
ven.
Geen remingreep Als de ingestelde snelheidslimieten wordt be‐
reikt of onbewust wordt overschreden, bijv. bij
bergaf rijden, wordt er niet actief afgeremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto zolang uit tot de rijsnelheid onder de inge‐
stelde snelheidslimiet komt.Overzicht
Toetsen op stuurwielToetsFunctieSysteem aan/uitTuimelschakelaar:
Snelheidslimiet wijzigen, zie pa‐
gina 177
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen als
snelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt 30 km/h
als snelheidslimiet ingesteld.
Markering op de snelheidsmeter wordt op de
betreffende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet
wordt evt. de dynamische stabiliteitscontrole
DSC ingeschakeld en evt. omgeschakeld naar
de rijmodus COMFORT.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem wordt ook uitgeschakeld in bijv.
de volgende situaties:
▷Bij het afzetten van de motor.▷Bij het inschakelen van de snelheidsrege‐
ling.▷Bij het activeren van sommige program‐
ma's met de rijbelevingsschakelaar.
De weergaven verdwijnen.
Seite 176BedieningRijhulpsystemen176
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15