Page 137 of 349

Het controlelampje in het instrumentenpaneel
brandt bij ingeschakeld dimlicht.
Grenzen van het systeem
Het inschatten van de verlichting valt, ondanks
de automatische verlichtingsregeling, onder de
verantwoording van de bestuurder.
De sensoren kunnen bijv. mist of nevelig weer
niet herkennen. In dergelijke situaties moet de
verlichting handmatig worden ingeschakeld
om veiligheidsrisico's te voorkomen.
Dagrijlicht Algemeen
Schakelaarstand:
,
Het dagrijlicht brandt bij ingeschakelde rijden-
stand-by.
Inschakelen/uitschakelen In sommige landen is dagrijlicht verplicht,
daarom kan dit licht mogelijk niet uitgezet wor‐
den.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Dynamische ECO-
verlichtingsfunctie
Schakelaarstand:
en rijmodus ECO PRO
activeren, zie pagina 117.
Afhankelijk van snelheid en afstand tot de
voorligger wordt de helderheid van het dimlicht
verlaagd.
Adaptieve bochtverlichting
Principe De adaptieve bochtverlichting is een variabele
koplampregeling, die een dynamische verlich‐
ting van het wegdek mogelijk maakt.
Algemeen
Afhankelijk van de stuuruitslag en van andere
parameters volgt het koplamplicht het verloop van de weg.
Om het tegemoetkomend verkeer niet te ver‐
blinden, draait de adaptieve bochtverlichting
bij stilstand niet naar de bestuurderszijde.
Als bij een grensovergang naar landen waarin
aan de andere kant van de weg wordt gereden
dan in het land van toelating de koplampen
worden veranderd, zie pagina 140, dan is de
adaptieve bochtverlichting evt. maar beperkt
beschikbaar.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat de adap‐
tieve bochtverlichting uit een of meer syste‐
men:▷Variabele lichtverdeling, zie pagina 137.▷Hoekverlichting, zie pagina 138.▷Adaptieve koplampverstelling, zie pa‐
gina 138.
Activeren
Schakelaarstand
bij ingeschakelde rijden-
stand-by.
Variabele lichtverdeling De variabele lichtverdeling zorgt, afhankelijk
van de snelheid, voor een nog betere verlich‐
ting van de rijbaan.
De lichtverdeling wordt automatisch aan de
snelheid aangepast.
▷Stadslicht: het verlichtingsbereik van het
dimlicht wordt uitgebreid aan de zijkanten.
Het stadslicht wordt ingeschakeld wanneer
bij het accelereren niet sneller wordt gere‐Seite 137VerlichtingBediening137
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 138 of 349

den dan 50 km/h of bij het remmen langza‐
mer wordt gereden dan 40 km/h.▷Autosnelweglicht: de reikwijdte van het
dimlicht wordt vergroot. De snelwegver‐
lichting wordt ingeschakeld wanneer de
snelheid gedurende 30 seconden boven
110 km/h ligt of zodra de snelheid hoger is
dan 140 km/h. De snelwegverlichting
wordt uitgeschakeld als langzamer wordt
gereden dan 80 km/h.
Hoekverlichting
In scherpe bochten, bijv. haarspeldbochten, of
bij het afslaan wordt tot een bepaald snel‐
heidsbereik een afslaglicht ingeschakeld dat
de binnenbocht verlicht.
De hoekverlichting wordt afhankelijk van de
stuuruitslag of richtingaanwijzers automatisch
ingeschakeld.
Bij het achteruitrijden wordt de hoekverlichting
eventueel onafhankelijk van de stuuruitslag au‐
tomatisch ingeschakeld.
Adaptieve koplampverstelling
De adaptieve koplampverstelling compenseert
het optrekken en afremmen, om het tegemoet‐
komend verkeer niet te verblinden en te zorgen
voor een optimale verlichting van de weg.
StoringEr wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
De adaptieve bochtverlichting heeft een func‐
tiestoring of is uitgevallen. Het systeem door
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren.
Grootlichtassistent PrincipeDe grootlichtassistent herkent vroegtijdig an‐
dere verkeersdeelnemers en schakelt afhanke‐
lijk van de verkeerssituatie het grootlicht auto‐
matisch in of uit. De functie zorgt ervoor dat
het grootlicht wordt ingeschakeld als de ver‐
keerssituatie dit vereist. Bij lage snelheden
wordt het grootlicht door het systeem niet in‐
geschakeld.
Algemeen
Het systeem reageert op de verlichting van het
tegemoetkomende en voorliggende verkeer
alsook op voldoende verlichting in bijv. de be‐
bouwde kom.
De bestuurder kan altijd ingrijpen en het groot‐
licht zoals gebruikelijk zelf in- en uitschakelen.
Bij een uitvoering met Selective Beam wordt
het grootlicht bij tegenliggers niet uitgescha‐
keld, maar worden alleen de gedeeltes uitge‐
schakeld die het tegemoetkomend verkeer
kunnen verblinden. In dit geval blijft het blauwe
controlelampje gewoon branden.
Als bij een grensovergang naar een land,
waarin aan de andere kant van de weg wordt
gereden dan in het land van toelating, de kop‐
lampen worden veranderd, zie pagina 140,
dan is de grootlichtassistent evt. maar beperkt
beschikbaar.
Activeren1.Lichtschakelaar in stand draaien.2.Toets op de richtingaanwijzerschakelaar
indrukken.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel gaat branden.
Seite 138BedieningVerlichting138
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 139 of 349

Met ingeschakeld dimlicht wordt ahet groot‐
licht automatisch in - en uitgeschakeld.
Het blauwe controlelampje op het in‐
strumentenpaneel brandt, als het
grootlicht door het systeem wordt in‐
geschakeld.
Uitschakelen
Bij het handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht, zie pagina 108, wordt de grootlicht‐
assistent gedeactiveerd. Om de grootlichtas‐
sistent opnieuw te activeren, de toets op de
richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Grenzen van het systeem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke be‐
slissing over het gebruik van het grootlicht niet
vervangen. In situaties waarin dit nodig is
daarom handmatig het grootlicht uitschakelen,
anders bestaat er een veiligheidsrisico.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke
handeling nodig zijn:▷Bij extreem ongunstige weersomstandig‐
heden zoals dichte mist of hevige neerslag.▷Bij de waarneming van verkeersdeelne‐
mers met slechte eigen verlichting, zoals
voetgangers, fietsers, ruiters, karren, bij
trein- of scheepsverkeer nabij de weg of bij
wildoversteekplaatsen.▷In scherpe bochten, op steile hellingen, bij
kruisend verkeer of half verdekt tegemoet‐
komend verkeer op de snelweg.▷In slecht verlichte dorpen of bij sterk reflec‐
terende borden.▷Als de voorruit in het gebied voor de bin‐
nenspiegel beslagen, verontreinigd of door
stickers, vignetten enz. bedekt is.Laser-grootlicht
Principe Bij ingeschakeld grootlicht wordt vanaf een
snelheid van ca. 60 km/h aanvullend bij het
LED-grootlicht automatisch het laser-groot‐ licht ingeschakeld.
De reikwijdte van het grootlicht wordt vergroot
en zorgt voor een nog betere verlichting van de
weg.
Opmerking Afhankelijk van de landuitvoering is meer infor‐
matie te vinden op de laser-sticker van de kop‐
lamp.
Mistlamp
Mistlamp
Algemeen
Voor het inschakelen van het mistachterlicht
moet het stads- of dimlicht ingeschakeld zijn.
In-/uitschakelen Toets indrukken. Het groene controle‐
lampje brandt.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 136, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van de mistlampen automa‐
tisch ingeschakeld.
Geleidingsmistlamp
In schakelaarstand
wordt een geleiding-
mistverlichting ingeschakeld voor een bredere
verlichting tot een snelheid van 110 km/h.
Seite 139VerlichtingBediening139
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 140 of 349

Mistachterlicht
Algemeen
Voor het inschakelen van het mistachterlicht
moeten het dimlicht of de mistlampen inge‐
schakeld zijn.
In-/uitschakelen Toets indrukken. Het gele controle‐
lampje brandt.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 136, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van het mistachterlicht au‐
tomatisch ingeschakeld.
Rechts-/linksrijdend verkeer Algemeen
Bij de grensovergang naar landen waarin niet
aan dezelfde kant van de weg wordt gereden
dan in het land van toelating, dienen de vol‐
gende maatregelen te worden genomen om
verblinding door de koplampen te voorkomen.
Koplampen omschakelen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Rechts-/linksrijdend verkeer"6.Gewenste instelling selecteren.
Der grootlichtassistent is evt. alleen beperkt
beschikbaar.
De adaptieve bochtverlichting is evt. alleen be‐
perkt beschikbaar.
Instrumentenverlichting
Voor de instelling van de licht‐
sterkte moet het stads- of dim‐
licht ingeschakeld zijn.
De lichtsterkte kan met de ge‐
kartelde knop worden ingesteld.
Interieurverlichting Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden interieur‐
verlichting, beenruimteverlichting, instapver‐
lichting, portierbuitenhandgreepverlichting en
luidsprekerverlichting automatisch gestuurd.
Overzicht
Toetsen in de auto
Interieurverlichting
Leeslampjes
Interieurverlichting handmatig in- en uitschakelen
Toets indrukken.
Permanent uitschakelen: toets ca. 3 seconden
ingedrukt houden.
De interieurverlichting achterin kan onafhanke‐
lijk worden in- en uitgeschakeld. De toets be‐
vindt zich in de dakhemel achterin.
Seite 140BedieningVerlichting140
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 141 of 349

Leeslampjes handmatig in- en
uitschakelen
Toets indrukken.
De leeslampjes bevinden zich voor- en ach‐
terin naast de interieurverlichting.
Sfeerverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering kan de verlichting
in het interieur voor enkele lampen worden in‐
gesteld.
In-/uitschakelen
De sfeerverlichting wordt ingeschakeld bij het
ontgrendelen van de auto en uitgeschakeld bij
het vergrendelen van de auto.
Als de sfeerverlichting via iDrive is gedeacti‐
veerd, wordt hij niet ingeschakeld bij het ont‐
grendelen van de auto.
Kleurschema selecteren Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Kleur"6.Gewenste instelling selecteren.
Helderheid instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Helderheid"6.Gewenste instelling selecteren.Gedimd bij het rijden
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Gedimd tijdens de rit"
De verlichting in het interieur wordt voor en‐
kele lampen tijdens het rijden gedimd.
Glazen panoramadak, verlichting
Als het glazen panoramadak wordt geopend of
de schuifpanelen worden gesloten, wordt de
verlichting van het glazen panoramadak uitge‐
schakeld.
Bij het sluiten van de schuifpanelen wordt al‐
leen de verlichting van het betreffende ge‐
deelte uitgeschakeld.
BMW Touch Command Bediening van de sfeerverlichting is ook via
BMW Touch Command mogelijk.
Bowers & Wilkins High End Surround
Sound System
Algemeen
Sommige luidsprekers in het voertuig zijn ver‐
licht. De helderheid kan individueel worden in‐
gesteld.
In-/uitschakelen De luidsprekerverlichting wordt ingeschakeld
bij het ontgrendelen van de auto en uitgescha‐
keld bij het vergrendelen van de auto.
Als de luidsprekers worden gedempt, wordt de
luidsprekerverlichting uitgeschakeld.
Seite 141VerlichtingBediening141
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 142 of 349

Helderheid instellen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Bowers & Wilkins"5."Helderheid"6.Gewenste instelling selecteren.
BMW Touch Command
De bediening van het Bowers & Wilkins High
End Surround Sound System is ook mogelijk
via BMW Touch Command.
Ambience lichtaccent
Algemeen
Het ambience lichtaccent is de verlichting van
de portierstijlen achterin.
In-/uitschakelen
Het ambience lichtaccent wordt ingeschakeld
bij het ontgrendelen van de auto en uitgescha‐
keld bij het vergrendelen van de auto.
Bij het openen van een achterportier wordt de
helderheid van het ambience lichtaccent van
de betreffende portierstijl verlaagd. Na het slui‐
ten van het achterportier gaat het ambience
lichtaccent weer met de eerder ingestelde hel‐
derheid branden.
Helderheid instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Lichtaccent achterin"5."Helderheid"
De laatst ingestelde helderheid wordt
weergegeven.6.Gewenste instelling selecteren.Touchsensor
Het ambience lichtaccent beschikt over een
touchsensor. Met een korte aanraking van de
chromen strip wordt het ambience lichtaccent
in- of uitgeschakeld. Met een lange aanraking
wordt de helderheid gewijzigd.
BMW Touch Command
Bediening van de sfeerverlichting is ook via
BMW Touch Command mogelijk.Seite 142BedieningVerlichting142
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 143 of 349
VeiligheidUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbag5Knie-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij
de beschermende werking van de veiligheids‐
gordels alleen niet meer voldoende is.Zij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing
het lichaam op in de zijdelingse borst- en bek‐
kenzone.Seite 143VeiligheidBediening143
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 144 of 349

Hoofdairbag
De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse bot‐
sing het hoofd op.
Knie-airbag Afhankelijk van de uitrusting:
De knie-airbag vangt bij een frontale botsing
de benen op.
Beschermende werking De airbags worden niet bij elke botsing inge‐
schakeld, bijv. niet bij minder ernstige aanrij‐
dingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingen voor een optimale
beschermende werking van de airbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het ac‐
tiveringsgebied van de airbag wordt belem‐
merd, kan het airbagsysteem niet zoals be‐
doeld beschermen of kan het activeren extra
letsel veroorzaken. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. De aanwijzingen voor een opti‐
male beschermende werking van het airbag‐
systeem in acht nemen.◀▷Afstand tot de airbags houden.▷Stuurwiel altijd aan de stuurwielrand vast‐
houden. Handen in de 3-uur- en 9-uur-
stand, om het risico van verwonding van
handen of armen bij het activeren van de
airbag zo klein mogelijk te houden.▷Erop letten dat de voorpassagier correct
zit, d.w.z. de voeten of benen in de been‐
ruimte en niet tegen het dashboard.▷Erop letten dat inzittenden het hoofd van
de zij-airbag verwijderd houden.▷Tussen airbags en personen mogen zich
geen andere personen, dieren of voorwer‐
pen bevinden.▷Afdekking van de frontairbag aan passa‐
gierszijde niet als opbergvak gebruiken.▷Dashboard en voorruit aan passagierszijde
vrijhouden, d.w.z. niet met folie of bekle‐
dingen afdekken en geen houders voor
bijv. navigatiesysteem of mobiele telefoon
aanbrengen.▷De afdekkingen van de airbags niet beplak‐
ken, bekleden of op een andere manier wij‐
zigen.▷Geen hoezen, kussens of andere voorwer‐
pen op de voorstoelen aanbrengen die niet
speciaal voor stoelen met geïntegreerde
zij-airbags zijn gemaakt.▷Geen kledingstukken, zoals vesten, over de
rugleuningen hangen.▷Aan de afzonderlijke componenten en de
bedrading geen enkele wijziging uitvoeren.
Dit geldt tevens voor afdekkingen van het
stuurwiel, het instrumentenpaneel en de
stoelen.▷Airbagsysteem niet demonteren.
Ook als alle aanwijzingen in acht worden geno‐
men, kan afhankelijk van de omstandigheden
letsel ten gevolge van een contact met de air‐
bags niet volledig worden uitgesloten.
Ontstekings- en opblaasgeluiden kunnen bij
personen die daar gevoelig voor zijn voor korte
duur belemmeringen van het gehoor veroorza‐
ken, die over het algemeen van voorbijgaande
aard zijn.
Bedrijfsklare toestand van het
airbagsysteem
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Na het activeren van het airbagsysteem
kunnen de afzonderlijke componenten zeer
warm zijn. Er bestaat kans op letsel. De afzon‐
derlijke componenten niet vastpakken.◀
WAARSCHUWING
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamhe‐
den kunnen het uitvallen, een storing of het
ongewenst in werking treden van het airbag‐
Seite 144BedieningVeiligheid144
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15