WeergavenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Instrumentenpaneel Principe
De weergaven op het instrumentenpaneel zijn
variabel. Wanneer van programma wordt ge‐
wisseld via de rijbelevingsschakelaar, past de
weergave zich aan het desbetreffende pro‐ gramma aan. De verandering van de weergavekan via iDrive worden gedeactiveerd.
De weergaven op het instrumentenpaneel kun‐
nen gedeeltelijk van de afbeeldingen in deze
handleiding afwijken.
Overzicht1Brandstofmeter 122Uitgebreid instrumentenpaneel: a ctiera‐
dius 1232Snelheidsmeter3Tijd 123
Buitentemperatuur 123
Weergaven rijhulpsystemen
Benodigd onderhoud 1244Toerenteller 123
Selectielijsten 127
ECO PRO-weergaven 262
Aanduiding van de navigatie5Motortemperatuur 1236Transmissie-aanduiding 111
Status rijbelevingsschakelaar 1157Meldingen, bijv. Check-Control
Boordcomputer 1288Weergaven rijhulpsystemen
Snelheidslimietinformatie 126
Geen uitgebreid instrumentenpaneel: a
ctieradius 1239Kilometers resetten 129
Aanzicht instellen
Principe Het instrumentenpaneel kan naast de weerga‐
ven van de rijprogramma's op drie verschil‐
lende werkingswijzen worden ingesteld.
Instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"Seite 118BedieningWeergaven118
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
RemsysteemRemsysteem vertoont een storing.
Voorzichtig doorrijden.
De auto zo snel mogelijk door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Gele lampjes
Antiblokkeersysteem ABS Abrupt remmen zo veel mogelijk ver‐
mijden. Rembekrachtiger mogelijk de‐
fect. Houd rekening met een langere
remweg. Direct door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controleren.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC Knipperen: DSC regelt de aandrijf- en
remkrachten. De auto wordt gestabili‐
seerd. Snelheid verlagen en rijstijl aan
de wegomstandigheden aanpassen.
Branden: DSC is uitgevallen. Het systeem dooreen Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren.
Voor meer informatie, zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 172.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC
gedeactiveerd of dynamische
tractiecontrole DTC geactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC is
uitgeschakeld of dynamische tractie‐
controle DTC is ingeschakeld.
Voor meer informatie zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 172, en Dynami‐
sche tractiecontrole DTC, zie pagina 173.Bandenpechwaarschuwing RPA
De bandenpechweergave meldt span‐
ningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Voor meer informatie, zie Bandenpechwaar‐
schuwing, zie pagina 291.
Bandenspanningscontrole RDC Continu brandend: de spanningscon‐
trole meldt spanningsverlies in een
band.
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Knipperen en vervolgens continu branden: er
wordt geen bandenpech of verlies van banden‐
spanning herkend.▷Storing door installaties of apparaten met
dezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem au‐
tomatisch weer actief.▷RDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.▷Wiel zonder RDC-elektronica is gemon‐
teerd: Evt. laten controleren door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specia‐
list.▷Storing: het systeem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Voor meer informatie, zie Bandenspannings‐
controle, zie pagina 288.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Het stuursysteem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
Seite 120BedieningWeergaven120
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
5."Boordcomputer"6.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Informatie in detail
Kilometer- en dagteller
Weergave
▷Kilometerteller, pijl 1.▷Dagteller, pijl 2.
Kilometers weergeven/resetten Toets indrukken.
▷Bij uitgeschakelde rijden-
stand-by worden de tijd, bui‐
tentemperatuur en kilome‐
terteller weergegeven.▷Bij ingeschakelde rijden-stand-by wordt de
dagteller teruggezet.
Energieterugwinning en momenteel
brandstofverbruik
Principe
De energieterugwinning en het momentele
brandstofverbruik kunnen op de boordcompu‐
ter worden weergegeven in de vorm van een
balkenweergave.
Weergave▷Energieterugwinning, pijl 1.▷Momenteel brandstofverbruik, pijl 2.▷Gemiddeld verbruik, pijl 3.
Energieterugwinning
Bewegingsenergie van de auto wordt bij deac‐
celereren in elektrische energie omgezet. De
accu wordt gedeeltelijk geladen en het brand‐
stofverbruik kan worden verlaagd.
Momenteel verbruik
Het momentele verbruik geeft het actuele
brandstofverbruik aan. Er kan worden gecon‐
troleerd hoe zuinig en milieubewust wordt ge‐
reden.
Gemiddelde snelheid en gemiddeld
verbruik
Algemeen
De gemiddelde snelheid en het gemiddeld ver‐
bruik worden berekend voor het afgelegde tra‐
ject sinds de laatste reset in de boordcompu‐
ter.
Bij het berekenen van de gemiddelde snelheid
wordt de tijd dat de auto stilstaat met handma‐
tig afgezette motor buiten beschouwing gela‐
ten.
Seite 129WeergavenBediening129
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Weergave▷Gemiddelde snelheid, pijl 1.▷Gemiddeld verbruik, pijl 2.
Gemiddelde waarden resetten
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar inge‐
drukt houden.
Aankomsttijd en afstand tot
bestemming
Principe
De verwachte aankomsttijd en nog resterende
afstand tot het reisdoel worden weergegeven
als er voor het begin van de rit een bestem‐
ming in het navigatiesysteem is ingevoerd.
Voorwaarde voor een correcte aankomsttijd is
een juist ingestelde klok.
Weergave▷Aankomsttijd, pijl 1.▷Afstand tot reisdoel, pijl 2.
ECO PRO-bonusactieradius
In de rijmodus ECO PRO kan de ECO PRO-bo‐
nusactieradius, zie pagina 264, op het instru‐
mentenpaneel worden weergegeven.
Boordcomputer op het
Control Display
Algemeen Op het Control Display staan twee verschil‐
lende boordcomputers ter beschikking:
▷"Boordcomputer": waarden kunnen naar
believen worden gereset.▷"Reiscomputer": waarden leveren een
overzicht van de actuele rit.
Boordcomputer of reis-
boordcomputer oproepen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Rij informatie"3."Boordcomputer" of "Reiscomputer"
Reis-boordcomputer resetten
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Rij informatie"Seite 130BedieningWeergaven130
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
3."Reiscomputer"4.▷ "Terugzetten": alle waarden wor‐
den teruggezet.▷ "Automatische reset": alle waar‐
den worden na ca. 4 uur stilstand van
de auto teruggezet.
Verbruik of snelheid terugzetten
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Rij informatie"3."Boordcomputer"4."Verbruik" of "Snelheid"5."OK"
Sportweergaven
Principe
In het Control Display kunnen bij overeenkom‐
stige uitrusting de actuele waarden voor ver‐
mogen en koppel worden weergegeven.
Sportweergaven op het Control
Display weergeven
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3."Sportdisplays"
Snelheidswaarschuwing
Principe
Weergave van een snelheid, waarbij een waar‐ schuwing gegeven moet worden.
Herhaalde waarschuwing wanneer de inge‐
stelde snelheid met ten minste 5 km/h wordt
overschreden.
Snelheidswaarschuwing weergeven,
instellen of wijzigen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Snelheidswaarschuwing"4."Waarschuwing bij:"5.Controller draaien tot de gewenste snel‐
heid wordt weergegeven.6.Controller indrukken.
Snelheidswaarschuwing wordt opgeslagen.
Snelheidswaarschuwing activeren/
deactiveren
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Snelheidswaarschuwing"4."Snelheidswaarschuwing"5.Controller indrukken.
Actuele snelheid overnemen als
snelheidswaarschuwing
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Snelheidswaarschuwing"4."Huidige snelheid overnemen"5.Controller indrukken.
De momenteel gereden snelheid wordt op‐
geslagen als snelheidswaarschuwing.
Voertuigstatus
Principe Er kunnen voor enkele systemen de toestan‐
den worden weergegeven of acties worden uit‐
gevoerd.
Seite 131WeergavenBediening131
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Instellingen terugzettenECO PRO INDIVIDUAL op standaardinstelling
terugzetten:
"Terugzetten op ECO PRO STANDARD" se‐
lecteren en bevestigen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave Bij het activeren van de rijmodus ECO PRO
wisselt de weergave naar een speciale weer‐
gave.
De weergaven kunnen gedeeltelijk van de
weergave in het instrumentenpaneel afwijken.
Blauwe balksegmenten symboliseren per
etappe de bijkomende bonusactieradius.
ECO PRO-bonusactieradius Aanpassing van de rijstijl maakt
een verlenging van de actiera‐
dius mogelijk.
Dit kan als bonusactieradius op
het instrumentenpaneel worden
weergegeven.
De weergave van de actieradius bevat de bo‐
nusactieradius.
Na het tanken wordt de bonusactieradius auto‐
matisch gereset.
EfficiëntieweergaveWeergave op het instrumentenpaneelWeergave op het uitgebreide instrumentenpa‐
neel
Een markering op de efficiëntieweergave infor‐
meert over de momentele rijstijl.
Markering in het bereik pijl 1: weergave voor
energieterugwinning door uitrollen of bij het
remmen.
Markering in het bereik pijl 2: weergave bij het
accelereren.
ECO PRO tip - Rijaanwijzing
Zodra niet langer voldaan is aan een van de
voorwaarden voor het efficiënt rijden, wordt
een overeenkomstige rijaanwijzing als symbool
weergegeven op het instrumentenpaneel.
De pijl geeft aan, dat de rijstijl bijv. door
gas terugnemen gunstig voor het ver‐
bruik kan worden aangepast.
De ECO PRO tip wordt niet meer weergegeven
zodra weer aan de voorwaarden voor efficiënt
rijden voldaan wordt.
ECO PRO tip - Symbolen
SymboolMaatregelVoor efficiënte rijstijl:
Minder gas geven, anticiperend
vertragen of snelheid verlagen tot
geselecteerde ECO PRO-snelheid.Steptronic versnellingsbak: van
M/S naar D schakelen.Seite 264RijtipsBrandstof besparen264
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Weergaven op het Control DisplayEfficientDynamics-info weergeven De momentele werking van de ECO PRO sys‐
temen kan op het Control Display worden
weergegeven.1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3. "EfficientDynamics"
De volgende systemen worden weergegeven:
▷Automatische start-stop-functie.▷Energieterugwinning.▷Uitrollen.
Verbruiksgeschiedenis weergeven
Het gemiddelde verbruik, de bij het uitrollen af‐
gelegde afstand en de tijdsduur sinds de auto‐
matische start-stop-functie de motor heeft af‐
gezet kan worden weergegeven.
1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3. "EfficientDynamics"
Verticale balken tonen het verbruik tijdens de
gekozen afstand.
Routelengte selecteren
1. Toets indrukken.2.Gewenste routelengte of schaalindeling
selecteren.
Verbruiksgeschiedenis resetten
1. Toets indrukken.2."Verbruiksgegevens terugzetten"
Anticipeerhulp
Principe Het systeem helpt om brandstof te besparenen bevordert een anticiperende rijstijl. Aan de
hand van de gegevens van het navigatiesys‐
teem kan het bepaalde naderende routege‐
deeltes vroegtijdig signaleren en de bestuur‐ der opmerkzaam op maken.
De gesignaleerde routegedeeltes zoals een
naderende bebouwde kom of afslag vereisen
snelheidsvermindering.
Algemeen
De aanwijzing wordt gegeven zelfs als het na‐
derende routegedeelte bij het rijden nog niet
kan worden waargenomen.
De aanwijzing wordt weergegeven totdat het
routegedeelte is bereikt.
Bij een aanwijzing kan de snelheid verbruiks‐
vriendelijk worden verminderd door het gas te‐
rug te nemen en de auto te laten uitrollen tot
het bereiken van het traject.
Afhankelijk van de situatie maakt het systeem
automatisch gebruik van de motorrem door het
onderbreken van de functie uitrollen, zie pa‐
gina 266.
Voorwaarden voor een correcte
werking
De functie is beschikbaar in de rijmodus ECO
PRO.
Het systeem is afhankelijk van de actualiteit en
kwaliteit van de navigatiegegevens.
De navigatiegegevens kunnen worden geac‐
tualiseerd.
Weergave
Weergave op het instrumentenpaneel De aanwijzing voor een naderend rou‐
tegedeelte wordt gegeven als aanbe‐
veling om de auto te laten uitrollen.
Een extra symbool geeft het herkende route‐
gedeelte aan:Seite 265Brandstof besparenRijtips265
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Wielen en bandenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Bandenspanning Informatie over veiligheid
De conditie van de banden en de bandenspan‐
ning zijn van invloed op:▷Levensduur van de banden.▷Rijveiligheid.▷Rijcomfort.
Bandenspanning controleren
WAARSCHUWING
Een band met een geringe bandenspan‐
ning of spanningsverlies heeft een negatieve
invloed op de rijeigenschappen, bijv. het stuur-
en remgedrag. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. De bandenspanning regelmatig controle‐
ren en zo nodig corrigeren: minstens tweemaal
per maand en voor een lange rit.◀
Bandenspanning van het reservewiel in de ba‐
gageruimte regelmatig controleren en evt. cor‐
rigeren.
Banden vertonen een natuurlijk, gelijkmatig
verlies van bandenspanning.
Banden worden warm tijdens het rijden en
door de stijgende bandtemperatuur stijgt ook
de bandenspanning. De gespecificeerde ban‐
denspanningen hebben betrekking op koude
banden of banden op omgevingstemperatuur.
Bandenspanning alleen met koude banden
controleren. D.w.z. na max. 2 km rijden of wan‐
neer de auto minstens 2 uur heeft stilgestaan.
Vulsystemen kunnen max. 0,1 bar te weinig
aangeven.
Bij indicatie bandenpech: na het op spanning
brengen van de band de indicatie van de ban‐
denpech opnieuw initialiseren.
Bij bandenspanningscontrole: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
een reset van de bandenspanningscontrole
uitvoeren.
Gegevens betreffende de
bandenspanning
De bandenspanningswaarden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten bevinden
zich op de portierstijl van het bestuurderspor‐
tier.
Als de snelheidsletter van de band niet te vin‐
den is, dan geldt de bandenspanning voor de
betreffende bandenmaat. De aangegeven
spanningswaarden gelden voor banden op
omgevingstemperatuur.
Seite 280MobiliteitWielen en banden280
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15