Page 257 of 349

Trekken van een aanhangerUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het toegestane aanhangergewicht, de asbe‐
lastingen, kogeldruk en het toegestane totaal‐
gewicht zijn aangegeven in de technische ge‐
gevens.
Mogelijkheden voor een verhoging kunnen bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist worden opgevraagd.
De auto is uitgerust met een versterkte vering
aan de achteras en afhankelijk van het type
met een koelsysteem met verhoogde capaci‐
teit.
Voor het rijden Kogeldruk
De minimale kogeldruk van 25 kg indien moge‐
lijk niet onderschrijden en de maximale kogeld‐
ruk zo veel mogelijk benutten.
De maximale belading van de trekkende auto
wordt door het gewicht van de trekhaak en de
kogeldruk verminderd. De kogeldruk verhoogt
het gewicht van de auto. Het maximaal toelaat‐baar totaalgewicht van de trekkende auto mag
daardoor niet worden overschreden.
Belading
De bagage zo gelijkmatig mogelijk over het
laadvlak verdelen.
De belading zo laag mogelijk en in de nabijheid
van de aanhangerassen opbergen. Een lager
aanhangerzwaartepunt verhoogt de veiligheid
van de totale combinatie.
Het toegestane totaalgewicht van de aanhan‐
ger en de toegestane aanhangerlast van de
auto mogen niet overschreden worden. De
laagste waarde is altijd beslissend.
Bandenspanning Let op de bandenspanning van de auto en de
aanhanger.
Voor de auto geldt de bandenspanning, zie pa‐
gina 280, voor hogere belading.
Bij de aanhanger zijn de voorschriften van de
fabrikant maatgevend.
Bandenpechwaarschuwing
Na correctie van de bandenspanning en aan-
of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
pechwaarschuwing opnieuw initialiseren.
Bandenspanningscontrole Na correctie van de bandenspanning en aan-
of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
spanningscontrole opnieuw initialiseren.
Buitenspiegels
De wetgever schrijft twee buitenspiegels voor
die de beide achterkanten van de aanhanger
laten zien. Dergelijke spiegels zijn als acces‐
soires bij een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist verkrijgbaar.Seite 257Trekken van een aanhangerRijtips257
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 258 of 349

StroomverbruikVoor het begin van de rit de werking van de
achterlichten van de aanhangwagen controle‐
ren.
Het vermogen van de aanhangerachterlichten
mag de volgende waarden niet overschrijden:▷Richtingaanwijzers: per zijde 42 watt.▷Achterlichtlampen: per zijde 50 watt.▷Remlichten: samen 84 watt.▷Mistachterlichten: samen 42 watt.▷Achteruitrijlamp: samen 42 watt.
Inschakeltijden van de stroomverbruikers bij
het rijden met een caravan kort houden om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Rijden met een aanhanger
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Vanaf ca. 80 km/h kan de aanhangwagen,
afhankelijk van de constructie en voertuigbela‐
ding, in slingerbewegingen raken. Er bestaat
kans op een ongeval of schade.
Bij het rijden met een aanhanger snelheid aan‐
passen. Bij slingerbewegingen direct remmen
en de nodige stuurcorrecties zo voorzichtig
mogelijk uitvoeren.◀
WAARSCHUWING
Door de grotere asbelasting bij het rijden
met een aanhangwagen moet de bandenspan‐
ning worden aangepast. Bij het rijden met een
te lage bandenspanning kunnen de banden
beschadigd raken. Er bestaat kans op een on‐
geval of schade. Snelheid van 100 km/h niet
overschrijden. De bandenspanning van het
trekkende voertuig met 0,2 bar verhogen.
Daarbij de maximum bandenspanning die op
de banden worden aangegeven in acht ne‐
men.◀
Klimvermogen
In verband met de veiligheid en de verkeers‐
doorstroming is trekken van een aanhanger
toegestaan tot hellingen van 12 %.
Als hogere aanhangergewichten zijn toege‐
staan, geldt een grens van 8 %.
Hellingopwaarts wegrijden
De parkeerrem wordt bij het bedienen van het
gaspedaal automatisch vrijgezet.
Om terugrollen bij wegrijden te voorkomen,
parkeerrem gebruiken.1. Kort voor het wegrijden aan de scha‐
kelaar trekken en loslaten.
De parkeerrem is vastgezet.2.Voor het wegrijden voldoende gas geven.
Afdalingen Op afdalingen vertoont een combinatie eerder
de neiging te gaan slingeren.
Voor de helling handmatig terugschakelen in
de volgende lagere versnelling en langzaam naar beneden rijden.
Grote belastingen en hoge
buitentemperatuur
ATTENTIE
Bij lange ritten met een hoog aanhang‐
wagengewicht, een hoge buitentemperatuur
en geringe tankinhoud kan het brandstofsys‐
teem oververhit raken en het motorvermogen
afnemen. Er bestaat gevaar voor schade. Op
tijd tanken. Bij lange ritten met een hoog aan‐
hangwagengewicht en een hoge buitentempe‐
ratuur moet de brandstoftank voor meer dan
1/4 gevuld zijn.◀
Seite 258RijtipsTrekken van een aanhanger258
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 259 of 349

Aanhangerstabilisatieregelin
g
Principe Dit systeem helpt bij het opvangen van de slin‐
gerbeweging van de aanhanger.
Het herkent de slingerbewegingen en remt de
auto automatisch snel af, teneinde het kritieke
snelheidsbereik te verlaten en de combinatie
te stabiliseren.
Als de aanhangwagencontactdoos in gebruik
is zonder dat er een aanhanger is aangekop‐
peld, kan het systeem in extreme verkeerssi‐
tuaties eveneens in werking treden bijv. bij ge‐
bruik van een fietsendrager met verlichting.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Het systeem werkt bij het trekken van een aan‐
hanger en gebruikte aanhangwagencontact‐
doos vanaf ca. 65 km/h.
Grenzen van het systeem▷Het systeem kan niet ingrijpen als de aan‐
hanger meteen schaart, bijv. op bij glad‐
heid of op wegen met een losse onder‐
grond.▷Aanhangers met een hoog zwaartepunt
kunnen kantelen voordat een slingerbewe‐
ging wordt herkend.▷Het systeem is buiten bedrijf, wanneer de
dynamische stabiliteitscontrole DSC ge‐
deactiveerd of uitgevallen is.
trekhaak met elektrisch
draaibare kogelkop
Algemeen
De wegdraaibare kogelkop bevindt zich aan de
onderzijde van de auto.
LED brandt groen als het systeem bedrijfsklaar
is.
De toets voor het uit- en inzwenken van de ko‐
gelkop bevindt zich in de bagageruimte.
Kogelkop naar buiten draaien
1.Bagageruimte openen.2.Niet in het zwenkbereik van de kogelkop
achter de auto gaan staan.3. Toets in de bagageruimte indrukken.
Kogelkop draait naar buiten. LED in de
toets knippert groen.4.Wachten tot de kogelkop de eindpositie
bereikt heeft.
WAARSCHUWING
Bij een niet vergrendelde kogelkop kun‐
nen instabiele rijtoestanden of ongevallen op‐
treden. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Voordat met een aanhangwagen of
bagagedrager wordt gereden, controleren of
de kogelkop correct vergrendeld is.
LED in de toets brandt rood als de kogelkop
niet correct vergrendeld is.◀
Kogelkop naar binnen draaien
1.Aanhangwagen of bagagedrager afkoppe‐
len, eventuele componenten koersstabili‐
seringssysteem verwijderen en de stekker
voor de stroomvoorziening van de aan‐
hangwagen alsook evt. adapter uit de con‐
tactdoos verwijderen.2. Toets in de bagageruimte indrukken.
Seite 259Trekken van een aanhangerRijtips259
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 260 of 349

Kogelkop draait naar binnen. LED in de
toets knippert groen.3.Wachten tot de kogelkop de eindpositie
bereikt heeft.
Automatische onderbreking uit- en indraaien
Het naar buiten of binnen draaien wordt auto‐
matisch onderbroken of niet uitgevoerd als de
stroomlimietwaarde overschreden wordt, bijv.
bij zeer lage temperaturen of mechanische
weerstanden.
LED in de toets brandt rood:
Toets ingedrukt houden tot de kogelkop
de eindpositie heeft bereikt.
LED in de toets brandt groen:
Motor starten met de Start-/stopknop.
Toets in de bagageruimte indrukken.
Kogelkop draait naar buiten. LED in de
toets knippert groen.
Aanhangwagencontactdoos
De aanhangwagencontactdoos bevindt zich
aan de trekhaak.
Afdekking naar beneden klappen.
Oog voor borgkabel
Er bevindt zich een oog aan de trekhaak voor
het vergrendelen van de aanhanger-borgkabel.
Voor meer veiligheid de aanhanger-borgkabel
tijdens het rijden met aanhanger in het oog be‐
vestigen.
Seite 260RijtipsTrekken van een aanhanger260
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 261 of 349

Brandstof besparenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Uw auto bevat geavanceerde technologieën
voor het reduceren van de verbruiks- en emis‐
siewaarden.
Het brandstofverbruik hangt van verschillende
factoren af.
Door enkele maatregelen, zoals een gematigde
rijstijl en regelmatig onderhoud, kunnen het
brandstofverbruik en de milieubelasting posi‐
tief worden beïnvloed.
Onnodige bagage
verwijderen
Extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik.
Aanbouwdelen na gebruik
verwijderen
Extra buitenspiegels, dak- of achterdragers die
niet worden gebruikt, verwijderen.
Aanbouwdelen aan de auto zijn van invloed op
de aerodynamica en verhogen het brandstof‐
verbruik.Ruiten en glazen dak sluiten
Een geopend glazen dak of geopende ruiten
verhogen de luchtweerstand en daardoor het
brandstofverbruik.
Banden Algemeen
Banden kunnen op verschillende manieren im‐
pact hebben op de verbruikswaarde. Het ver‐
bruik kan bijv. worden beïnvloed door de band‐
grootte.
De bandenspanning regelmatig
controleren
Bandenspanning ten minste tweemaal per
maand en voor een lange rit controleren en evt.
corrigeren.
Te lage bandenspanning vergroot de rolweer‐
stand en verhoogt daardoor het brandstofver‐
bruik en de bandenslijtage.
Direct wegrijden Motor niet in stilstand laten warmdraaien, maar
onmiddellijk met gematigd toerental wegrijden.
De koude motor wordt dan het snelste be‐
drijfswarm.
Anticiperend rijden Onnodig optrekken en afremmen voorkomen.
Hiervoor voldoende afstand tot voorliggers
houden.
Anticiperen en gelijkmatig rijden verlaagt het
brandstofverbruik.Seite 261Brandstof besparenRijtips261
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 262 of 349

Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
Evt. de schakelpuntindicator, zie pagina 125,
van de auto in acht nemen.
Afremmen op de motor Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie De automatische start-stop-functie van uw
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.
Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals rijstijl, toestand van de
weg, onderhoud en omgevingsomstandighe‐
den.Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
De rijmodus ECO PRO ondersteunt het ener‐
giezuinige gebruik van comfortfuncties. Deze
functies worden automatisch gedeeltelijk of
volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 303, in acht nemen.
ECO PRO Principe
ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden wordt in
keuzehendelstand D de motor van de trans‐
missie ontkoppeld. De auto rolt in dat geval
met stationair lopende motor uit om het ver‐
bruik te optimaliseren. De keuzehendelstand D
blijft daarbij ingeschakeld.
Bovendien kunnen afhankelijk van de situatie
aanwijzingen worden weergegeven, die helpen
met een optimaal verbruik te rijden.
De verkregen afstandswinst kan op het instru‐
mentenpaneel als bonusactieradius worden
weergegeven.Seite 262RijtipsBrandstof besparen262
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 263 of 349

Overzicht
Het systeem omvat de volgende functies en
weergaven van EfficientDynamics:▷ECO PRO-bonusactieradius, zie pa‐
gina 264.▷Rijaanwijzing ECO PRO-tips, zie pa‐
gina 264.▷ECO PRO-klimaatregeling, zie pagina 263.▷Rijaanwijzing ECO PRO-anticipeerhulp, zie
pagina 265.▷ECO PRO-rijmodus Uitrollen, zie pa‐
gina 266.▷ECO PRO-rijstijlanalyse, zie pagina 268.
ECO PRO activeren
Toets indrukken. Op het instrumen‐
tenpaneel wordt ECO PRO weergege‐
ven.
ECO PRO INDIVIDUAL configurerenOproepen via rijbelevingsschakelaar
1.ECO PRO activeren.2."ECO PRO INDIVIDUAL configureren"
Oproepen via iDrive
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Rijbelevingsschakelaar"4."ECO PRO INDIVIDUAL configureren"
ECO PRO-aanwijzingen ECO PRO-limiet activeren:
"ECO PRO limiet"
Een ECO PRO-tip verschijnt als de snelheid
van de ingestelde ECO PRO-limiet wordt over‐
schreden.
Snelheid ECO PRO-limiet instellen:
▷"Aanwijzing bij:"ECO PRO functies activeren Instellen, welke ECO PRO functies gebruikt
kunnen worden.▷"Uitrollen in vrijloop"▷"ECO PRO stoelklimatisering"▷"ECO PRO klimaatbediening"▷"ECO PRO zicht"▷"Anticipeerhulp"
Uitrollen
Met de ECO PRO-rijmodus Uitrollen, is het
mogelijk de auto met stationair lopende motor
te laten uitrollen om het verbruik te optimalise‐
ren.
ECO PRO stoelventilatie Het vermogen van de stoelverwarming en
eventueel van de stoelventilatie wordt bij het
activeren van ECO PRO gereduceerd.
ECO PRO-klimaatregeling
De klimaatregeling wordt ten gunste van een
laag verbruik aangepast.
Hierdoor is er sprake van een geringe afwijking
t.o.v. de ingestelde temperatuur, d.w.z. het
langzamer verwarmen of afkoelen van het inte‐
rieur vindt daarom mogelijk plaats ten gunste
van het verbruik.
De spiegelverwarming is beschikbaar bij lage
buitentemperaturen.
ECO PRO licht en zicht
Een efficiënte lichtregeling van de koplampen,
zie pagina 137, wordt geactiveerd. Tegelijker‐
tijd wordt het vermogen van de buitenspiegel-
en achterruitverwarming verlaagd.
AnticipeerhulpDe anticipeerhulp herkent naderende routege‐
deeltes en geeft deze aan.
Seite 263Brandstof besparenRijtips263
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 264 of 349

Instellingen terugzettenECO PRO INDIVIDUAL op standaardinstelling
terugzetten:
"Terugzetten op ECO PRO STANDARD" se‐
lecteren en bevestigen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave Bij het activeren van de rijmodus ECO PRO
wisselt de weergave naar een speciale weer‐
gave.
De weergaven kunnen gedeeltelijk van de
weergave in het instrumentenpaneel afwijken.
Blauwe balksegmenten symboliseren per
etappe de bijkomende bonusactieradius.
ECO PRO-bonusactieradius Aanpassing van de rijstijl maakt
een verlenging van de actiera‐
dius mogelijk.
Dit kan als bonusactieradius op
het instrumentenpaneel worden
weergegeven.
De weergave van de actieradius bevat de bo‐
nusactieradius.
Na het tanken wordt de bonusactieradius auto‐
matisch gereset.
EfficiëntieweergaveWeergave op het instrumentenpaneelWeergave op het uitgebreide instrumentenpa‐
neel
Een markering op de efficiëntieweergave infor‐
meert over de momentele rijstijl.
Markering in het bereik pijl 1: weergave voor
energieterugwinning door uitrollen of bij het
remmen.
Markering in het bereik pijl 2: weergave bij het
accelereren.
ECO PRO tip - Rijaanwijzing
Zodra niet langer voldaan is aan een van de
voorwaarden voor het efficiënt rijden, wordt
een overeenkomstige rijaanwijzing als symbool
weergegeven op het instrumentenpaneel.
De pijl geeft aan, dat de rijstijl bijv. door
gas terugnemen gunstig voor het ver‐
bruik kan worden aangepast.
De ECO PRO tip wordt niet meer weergegeven
zodra weer aan de voorwaarden voor efficiënt
rijden voldaan wordt.
ECO PRO tip - Symbolen
SymboolMaatregelVoor efficiënte rijstijl:
Minder gas geven, anticiperend
vertragen of snelheid verlagen tot
geselecteerde ECO PRO-snelheid.Steptronic versnellingsbak: van
M/S naar D schakelen.Seite 264RijtipsBrandstof besparen264
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15