3Waarschuwingsknipperlichtin‐
stallatie 311Intelligent Safety 147NFC-antenne 424Dashboardkastje 2435Radio
Multimedia6Airconditioning 2207Controller met toetsen 208Parkeerrem 105Automatic Hold 1069Park Distance Control PDC 191
Zonder Surround View: achteruit‐
rijcamera 196
Surround View 199
WAARSCHUWING kruisend ver‐
keer 214
Parkeerassistent 205
Parkeerassistent Plus 210Surround View: Panorama
View 199Luchtvering 21710Rijbelevingsschakelaar 115Dynamische stabiliteitscontrole
DSC 17211Steptronic versnellingsbak keuzehen‐
del 111Seite 15BedieningsorganenOverzicht15
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
iDriveUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Principe iDrive omvat de functies van een groot aantal
schakelaars. Deze functies kunnen via de con‐
troller en het touchscreen worden bediend.
Opmerking WAARSCHUWING
De bediening van geïntegreerde informa‐
tiesystemen en communicatieapparatuur tij‐
dens het rijden kan de aandacht van het ver‐
keer afleiden. U kunt de controle over de auto
verliezen. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
De systemen en apparatuur alleen bedienen
als de verkeerssituatie het toelaat. Zo nodig
stoppen en de systemen resp. apparatuur bij
stilstaande auto bedienen.◀Bedieningselementen
Overzicht1Control Display met touchscreen2Controller met toetsen en touchpad
Control Display
Aanwijzingen
▷Voor het reinigen van het Control Display
onderhoudsaanwijzingen, zie pagina 320,
in acht nemen.▷Geen voorwerpen in het gebied voor het
Control Display neerleggen, het Control
Display kan anders worden beschadigd.▷Wanneer het Control Display wordt bloot‐
gesteld aan zeer hoge temperaturen, bijv.
door intensieve zonnestralen, kan de hel‐
derheid verminderen of kan het Control
Display volledig worden uitgeschakeld. Bij
verlaging van de temperatuur, bijv. door
schaduw of airconditioning, worden de
normale functies weer hersteld.
Inschakelen
1.Gereedheid inschakelen.2.Controller indrukken.
Uitschakelen
1. Toets indrukken.
Seite 19iDriveOverzicht19
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
BMW Touch CommandUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Principe Via BMW Touch Command kunnen belangrijke
functies van de auto worden bediend.▷Stoelinstellingen voor passagiersstoel en
zitplaatsen achterin.▷Airconditioning achterin.▷Zonwering.▷Sfeerverlichting.▷Ambience lichtaccent.▷Bowers & Wilkins luidsprekerverlichting.▷Audiobronnen voorin.▷Entertainment achterin.▷Enkele functies van de telefoon achterin.
Algemeen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto be‐
vindt BMW Touch Command zich in de con‐
sole achterin of in de middenarmsteun ach‐
terin.
Overzicht
bedieningselementen
Bedieningselementen1BMW Touch Command2In-/uitschakelen3Verwijderen
Houder
De houder in de middenarmsteun achterin
heeft de volgende functies:
▷Plaatsing en vergrendeling.▷Laden van de accu.
BMW Touch Command met het beeldscherm
omhoog in de houder plaatsen om een cor‐
recte vergrendeling te waarborgen. Om de
accu op te laden, BMW Touch Command met
de multifunctionele aansluiting naar links aan‐
brengen.
Seite 34OverzichtBMW Touch Command34
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Rijden-stand-by uitschakelen
Steptronic versnellingsbak1.Bij stilstaande auto de keuzehendelstand P
inschakelen.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.3.Parkeerrem bedienen.
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 317, in acht nemen.
Automatische start-stop- functie
Principe De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. De rijden-stand-
by blijft ingeschakeld. Voor het wegrijden start
de motor automatisch.
Opmerking Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afhankelijk van de gekozen rijmodus, zie pa‐
gina 115, wordt het systeem automatisch ge‐
activeerd resp. gedeactiveerd.
Afzetten van de motor De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:
▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt of de auto wordt door
Automatic Hold tegengehouden.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De weergave in de toerenteller
geeft aan dat de automatische start-stop-functie klaar is voor
het automatisch starten van de
motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Beperkte werking
De motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:
▷Op steile hellingen.▷Rempedaal niet krachtig genoeg ingedrukt.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Als de ruiten dreigen te beslaan.▷Motor of andere componenten niet op be‐
drijfstemperatuur.▷Motorkoeling is nodig.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.▷Accu is zwaar ontladen.▷Op grotere hoogten.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Inparkeersysteem is geactiveerd.Seite 103RijdenBediening103
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
KlimaatregelingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Airconditioning Overzicht
Schakelaar in middenconsoleToetsFunctieTemperatuur, zie pagina 221.Aircofunctie, zie pagina 221.Maximaal koelen, zie pa‐
gina 221.ToetsFunctieAUTO-programma, zie pa‐
gina 221.Luchtrecirculatiefunctie, zie
pagina 222.Luchthoeveelheid handmatig,
zie pagina 222.Luchtverdeling, handmatig, zie
pagina 222.SYNC-programma, zie pa‐
gina 223.Ruit ontdooien en ontwase‐
men, zie pagina 223.Achterruitverwarming, zie pa‐
gina 223.Actieve stoelventilatie, zie pa‐
gina 94.Stoelverwarming, zie pa‐
gina 93.Ambient Air pakket, zie pa‐
gina 229.
Aircofuncties in detail
Systeem in-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met uitzondering
van:
▷Achterruitverwarming.▷Linker toetszijde Luchthoeveelheid.▷Stoelverwarming.▷Stoelventilatie.▷SYNC-programma.Seite 220BedieningKlimaatregeling220
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Uitschakelen▷Compleet systeem:Toets aan de bestuurderszijde
links ingedrukt houden, tot het
systeem wordt uitgeschakeld.▷Op de passagierszijde:
Toets aan de passagierszijde links
ingedrukt houden.
Temperatuur
Aan de draaiknop draaien om de
gewenste temperatuur in te
stellen.
De automatische airconditioning regelt deze
temperatuur zo snel mogelijk, indien nodig met
het hoogste koel- of verwarmingsvermogen,
en houdt deze dan constant.
Wisselingen tussen verschillende tempera‐
tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.
De airconditioning met elektronische tempera‐
tuurregeling heeft dan niet voldoende tijd om
de ingestelde temperatuur te regelen.
Opmerking
Symbool wordt permanent op het display
van de airconditioning met elektronische tem‐
peratuurregeling weergegeven.
Koelfunctie
De lucht in het interieur wordt gekoeld, ge‐
droogd en afhankelijk van de temperatuurin‐
stelling weer verwarmd.
Koeling van het interieur is alleen bij draaiende
motor mogelijk.
Toets indrukken. LED brandt.
De koelfunctie is bij draaiende motor
ingeschakeld.
Na het starten van de motor kunnen afhankelijk
van de weersomstandigheden de voor- en zij‐
ruiten korte tijd beslaan.
In het AUTO-programma wordt automatisch
de koelfunctie ingeschakeld.
In de airconditioning ontstaat condenswater,
zie pagina 254, dat onder de auto wegloopt.
Maximaal koelen Toets indrukken. LED brandt.
Het systeem stelt bij draaiende motor
de laagste temperatuur, de optimale luchthoe‐
veelheid en de luchtrecirculatiestand in.
De lucht stroomt uit de uitstroomopeningen
ter hoogte van het bovenlichaam. De uit‐
stroomopeningen daarom openen.
De functie is beschikbaar boven een buiten‐
temperatuur van ca. 0 ℃ en bij draaiende mo‐
tor.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma aan bestuurderszijde worden aange‐
past.
AUTO-programma Toets indrukken. LED brandt.
Luchthoeveelheid, luchtverdeling en
temperatuur worden automatisch geregeld.
Afhankelijk van de gekozen temperatuur, de in‐
tensiteit van het AUTO-programma en van ex‐
terne invloeden wordt de lucht naar de voor‐
ruit, de zijruiten, in de richting van het
bovenlichaam en naar de beenruimte gevoerd.
In het AUTO-programma wordt eveneens au‐
tomatisch de koelfunctie, zie pagina 221, inge‐
schakeld.
Een condenssensor regelt tegelijkertijd het
programma zodanig, dat het beslaan van de
ruiten zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Programma uitschakelen: toets opnieuw in‐
drukken of luchtverdeling handmatig instellen.
Intensiteit AUTO-programma
Bij ingeschakeld AUTO-programma kan de au‐
tomatische regeling van de intensiteit worden
veranderd.Seite 221KlimaatregelingBediening221
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Linker- of rechterzijde van de toets in‐
drukken: intensiteit verkleinen of ver‐
groten.
De geselecteerde intensiteit wordt op het dis‐
play van de automatische airconditioning
weergegeven.
Automatische
luchtrecirculatieregeling AUC
Principe
De automatische luchtrecirculatieregeling AUC
herkent schadelijke stoffen in de buitenlucht.
De toevoer van buitenlucht wordt geblokkeerd
en de binnenlucht wordt gerecirculeerd.
Algemeen
Als het systeem is geactiveerd herkent een
sensor schadelijke stoffen in de buitenlucht en
regelt de blokkering automatisch.
Als het systeem is gedeactiveerd stroomt per‐
manent buitenlucht het interieur binnen.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie ver‐
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en be‐
slaan de ruiten steeds meer.
Bij het beslaan van de ruiten de toets
aan bestuurderszijde indrukken of de
luchtrecirculatiefunctie uitschakelen om ge‐
bruik te kunnen maken van de voordelen van
de condenssensor. Ervoor zorgen dat er lucht
naar de voorruit kan stromen.
In-/uitschakelen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Klimaatcomfort"4."Luchtkwaliteit"5."Automatische recirculatie"Luchtrecirculatiefunctie
Principe
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De
lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Bediening via toets Toets herhaald indrukken, om een
functie op te roepen:▷LED uit: buitenlucht stroomt continu naar
binnen.▷LED aan: de toevoer van buitenlucht is per‐
manent afgesloten.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie ver‐
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en be‐
slaan de ruiten steeds meer.
Bij het beslaan van de ruiten de toetsaan bestuurderszijde indrukken of de
luchtrecirculatiefunctie uitschakelen om ge‐
bruik te kunnen maken van de voordelen van
de condenssensor. Ervoor zorgen dat er lucht
naar de voorruit kan stromen.
Luchthoeveelheid handmatigOm de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
regelen, eerst het AUTO-programma uitscha‐
kelen.
Linker- of rechterzijde van de toets in‐
drukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op
het display van de automatische airconditio‐
ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt evt. tot aan het uitschakelen geredu‐
ceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdeling handmatig Toets herhaald indrukken om een pro‐
gramma te selecteren:
Seite 222BedieningKlimaatregeling222
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷Ruiten, ter hoogte van het bovenlichaam
en beenruimte.▷Ter hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.▷Beenruimte.▷Ruiten en beenruimte.▷Ruiten.▷Ruiten en bovenlichaam.▷Ter hoogte van het bovenlichaam.
De geselecteerde luchtverdeling wordt op het
display van de airconditioning weergegeven.
Bij het beslaan van de ruiten de toetsaan bestuurderszijde indrukken om
gebruik te kunnen maken van de voordelen van
de condenssensor.
SYNC-programma Toets indrukken. LED brandt.
Actuele instellingen van de bestuur‐
derszijde voor temperatuur, luchthoeveelheid,
luchtverdeling en AUTO-programma worden
op de passagierszijde en achterin links/rechts
overgedragen.
Voor het uitschakelen de toets opnieuw in‐
drukken.
Het programma wordt ook uitgeschakeld als
de instellingen aan passagierszijde of achterin
worden gewijzigd.
Ruiten ontdooien en ontwasemen Toets indrukken. LED brandt.
IJs en condens verdwijnen snel van de
voorruit en voorste zijruiten.
Richt hiervoor de ventilatieroosters aan de zij‐
kant c.q. de zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
Bij het beslaan van de ruiten ook de
toets indrukken of de koelfunctie in‐
schakelen om gebruik te kunnen maken van de
voordelen van de condenssensor.
Achterruitverwarming Toets indrukken. LED brandt.
De functie is bij draaiende motor be‐
schikbaar.
Achterruitverwarming wordt na enige tijd auto‐
matisch uitgeschakeld.
Micro-/actief-koolstoffilter
Het microfilter filtert stof en pollen uit de bin‐
nenstromende lucht.
Het actief-koolstoffilter reinigt de binnenko‐
mende buitenlucht van gasvormige schadelijke
stoffen.
Dit gecombineerde filter moet bij het onder‐
houd, zie pagina 303, van de auto worden ver‐
vangen.
Ventilatie
Instelling De richting van de luchtstromen kan individu‐
eel ingesteld worden:▷Directe ventilatie:
De luchtstroom is rechtstreeks op de per‐
soon gericht. De luchtstroom is merkbaar
koel of warm, afhankelijk van de ingestelde
temperatuur.▷Indirecte ventilatie:
Bij geheel of gedeeltelijk gesloten uit‐
stroomopeningen wordt de lucht indirect in
het interieur geleid.
Een indirecte ventilatie voorin kan ook via
het Control Display ingesteld worden.Seite 223KlimaatregelingBediening223
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15