Page 113 of 349

Keuzehendelstand D, N, R inschakelen
Keuzehendel in de gewenste richting drukken,
resp. over drukpunt duwen.
Na het loslaten van de keuzehendel, keert deze
terug naar de middelste stand.
Keuzehendelstand P inschakelen
Toets P indrukken.
Sportprogramma en handbediening Sportprogramma activeren
Keuzehendel uit keuzehendelstand D naar
links drukken.
Op het instrumentenpaneel wordt de inge‐
schakelde versnelling weergegeven bijv. S1.
Het sportprogramma van de transmissie is ge‐
activeerd.
Handbediening M/S activeren1.Keuzehendel uit keuzehendelstand D naar
links drukken.2.Keuzehendel naar voren drukken of naar
achteren trekken.
Handbediening M/S wordt actief en er wordt
een andere versnelling ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel wordt de inge‐
schakelde versnelling weergegeven bijv. M1.
Als de situatie het vereist, schakelt de Steptro‐
nic versnellingsbak verder automatisch.
Voorbeeld: bij het bereiken van bepaalde toe‐
rentalgrenzen wordt bij handbediening M/S in‐
dien nodig automatisch opgeschakeld.
Naar handbediening schakelen
▷Terugschakelen: keuzehendel naar voren
drukken.▷Opschakelen: keuzehendel naar achteren
trekken.
Versnelling wordt alleen gewisseld bij passend
toerental en passende snelheid, bij een te
hoog toerental wordt bijvoorbeeld niet terug‐
geschakeld.
De gekozen versnelling wordt kort weergege‐
ven op het instrumentenpaneel, waarna de in‐
geschakelde versnelling weer verschijnt.
Steptronic Sport versnellingsbak:
automatisch opschakelen in de stand
voor handbediening M/S vermijden
Als de rijmodus SPORT, zie pagina 117, gese‐
lecteerd is, schakelt de Steptronic Sport ver‐
snellingsbak bij handbediening M/S bij het be‐
reiken van bepaalde toerentalgrenzen niet
automatisch op.
Seite 113RijdenBediening113
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 114 of 349

Bovendien wordt bij kickdown niet terugge‐
schakeld.
Afhankelijk van de versnellingsbakuitvoering
kan door gelijktijdig bedienen van de kickdown
en de linker schakelpaddel naar de laagst mo‐
gelijke versnelling teruggeschakeld worden.
Dit is niet mogelijk bij kortstondig wisselen via
de schakelpaddels van keuzehendelstand D
naar de handbediening M/S.
Sportprogramma/handbediening
beëindigen
Keuzehendel naar rechts drukken.
Op het instrumentenpaneel wordt D weerge‐
geven.
Schakelpaddels
Met de schakelpaddels op het stuurwiel kan
snel van versnelling worden gewisseld, zonder
hierbij de handen van het stuurwiel te nemen.
▷Opschakelen: kort aan de rechter schakel‐
paddel trekken.▷Terugschakelen: kort aan de linker scha‐
kelpaddel trekken.▷Afhankelijk van de versnellingsbakuitvoe‐
ring kan door lang aan de linker schakel‐
paddel te trekken naar de laagst mogelijke
versnelling worden teruggeschakeld.
Wisselen van versnelling wordt alleen uitge‐
voerd bij passend toerental en passende snel‐
heid uitgevoerd, bij te hoog toerental wordt
niet teruggeschakeld.
Op het instrumentenpaneel wordt kort de ge‐
kozen versnelling en vervolgens de ingescha‐
kelde versnelling weergegeven.
Als bij automatische bediening met de scha‐
kelpaddels op het stuurwiel wordt geschakeld,
wordt kort overgeschakeld naar handbedie‐
ning.
Wanneer in handbediening gedurende een be‐
paalde tijd voorzichtig wordt gereden, niet
wordt geaccelereerd of via de schakelpaddels
wordt geschakeld, wordt teruggeschakeld naar
automatische bediening.
Afhankelijk van de versnellingsbakuitvoering
kan als de keuzehendel nog steeds in keuze‐
hendelstand D staat, naar automatische bedie‐
ning worden omgeschakeld:▷Lang aan rechter schakelpaddel trekken.
Of▷Naast het kort aan de rechter schakelpad‐
del trekken, tevens kort aan de linker scha‐
kelpaddel trekken.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De keuzehendelstand wordt ge‐
toond, bijv.: P.
Noodontgrendeling elektronisch
ontgrendelen
Algemeen
De parkeervergrendeling elektronisch ontgren‐
delen om de auto uit de gevarenzone te ma‐
noeuvreren.
Ontgrendeling is alleen mogelijk wanneer de
startmotor de motor kan doordraaien.
Seite 114BedieningRijden114
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 115 of 349

Keuzehendelstand N inschakelen1.Rempedaal indrukken.2.Start/stop-knop indrukken. De starter moet
hoorbaar aanslaan. Start/stop-knop inge‐
drukt houden.3.Unlock-toets op de keuzehendel indrukken
en de keuzehendel in stand N zetten en zo
laten staan tot stand N in het instrumen‐
tenpaneel wordt weergegeven.
Desbetreffende Check-Control-melding
wordt weergegeven.4.Start/Stop-knop en keuzehendel loslaten.5.Rem loslaten zodra de startmotor stopt.6.De auto uit de gevarenzone manoeuvreren
en vervolgens tegen wegrollen beveiligen.
Launch Control
Principe Launch Control maakt bij het wegrijden op
stroef wegdek een optimale acceleratie moge‐
lijk.
Algemeen
Het gebruik van Launch Control leidt tot vroeg‐
tijdige slijtage van onderdelen, omdat deze
functie een zeer hoge belasting voor de auto
vormt.
Launch Control niet tijdens het inrijden, zie pa‐
gina 252, gebruiken.
Ter ondersteuning van de rijstabiliteit de dyna‐
mische stabiliteitscontrole DSC zo spoedig
mogelijk weer inschakelen.
Een geoefende bestuurder kan in de modus
DSC OFF mogelijk betere acceleratiewaarden
realiseren.
Voorwaarden
Launch Control is beschikbaar bij bedrijfs‐
warme motor, dus na een ononderbroken rit
van minstens 10 km.
Bij het wegrijden met Launch Control niet stu‐
ren.
Wegrijden met Launch Control
Bij draaiende motor:1. Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRACTION
weer en het controlelampje voor DSC OFF
gaat aan.2.Keuzehendelstand S inschakelen.3.Met de linkervoet krachtig het rempedaal
intrappen.4.Gaspedaal tot voorbij de weerstand van de
volgasstand intrappen en ingetrapt hou‐
den, kickdown.
Op het instrumentenpaneel verschijnt een
vlagsymbool.5.Het toerental wordt geregeld. Binnen 3 se‐
conden de rem loslaten.
Voordat Launch Control opnieuw wordt ge‐
bruikt de transmissie ca. 5 minuten laten af‐
koelen.
Launch Control wordt bij nieuw gebruik inge‐
steld op de omgevingsomstandigheden, bijv.
nat wegdek.
Rijbelevingsschakelaar
Principe
De rijbelevingsschakelaar beïnvloedt de rijdy‐
namiek-eigenschappen van de auto. Via ver‐
schillende rijmodi kan de auto afhankelijk van
de situatie worden aangepast.
De volgende systemen worden beïnvloed:
▷Motorkarakteristiek.▷Steptronic versnellingsbak.▷Dynamische schokdempercontrole.▷Luchtvering.▷Actieve stabilisatie tegen overhellen.▷Integraal-actieve besturing.▷Weergave op het instrumentenpaneel.Seite 115RijdenBediening115
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 116 of 349

▷Snelheidsregeling.▷Rugleuningbreedte bij comfortstoelen.
Overzicht
Bediening
Rijmodi
ToetsRijmodusConfiguratieSPORTINDIVIDUALCOMFORTPLUSECO PROINDIVIDUALADAPTIVE
Rijmodus selecteren Toets van de gewenste rijmodus eenmaal in‐drukken.
Configuratie van de rijmodus activeren
Toets van de gewenste rijmodus meermaals
indrukken.
Rijmodus INDIVIDUAL configureren
1.Gewenste rijmodus activeren via rijbele‐
vingsschakelaar.2."INDIVIDUAL configureren"
Gewenste instelling selecteren.
De individuele configuratie van de rijmodus
wordt overgenomen voor het momenteel ge‐
bruikte bestuurdersprofiel. De laatst ingestelde
configuratie wordt bij het opnieuw oproepen
van de rijmodus direct geactiveerd. Bij het in‐
schakelen van rijden-stand-by wordt automa‐
tisch de rijmodus COMFORT geselecteerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De geselecteerde rijmodus
wordt op het instrumentenpa‐
neel weergegeven.
Weergave op het Control Display Het wisselen van rijmodus kan voor korte tijd
op het Control Display worden weergegeven.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Rijbelevingsschakelaar"4."Info rijmodus op controledisplay"
Rijmodi in detail
COMFORT
Principe
Gebalanceerde afstemming tussen dynamisch
en zuinig rijden.
Inschakelen Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
COMFORT PLUS
Principe
Op comfort gerichte afstemming voor optimaal
reiscomfort.
Seite 116BedieningRijden116
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 117 of 349

InschakelenToets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel COMFORT PLUS
wordt weergegeven.
SPORT
Principe
Dynamische afstemming voor een grotere wendbaarheid.
Inschakelen Toets indrukken. Op het instrumen‐
tenpaneel wordt SPORT weergege‐
ven.
SPORT INDIVIDUAL Principe
In de rijmodus SPORT INDIVIDUAL kunnen in‐
dividuele instellingen uitgevoerd worden.
Configureren
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Rijbelevingsschakelaar"4."SPORT INDIVIDUAL configureren"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
SPORT INDIVIDUAL op standaardinstelling te‐
rugzetten:
"Terugzetten op SPORT STANDARD".
ECO PRO Principe
Afstemming voor optimaal brandstofverbruik,
zie pagina 262.
Inschakelen
Toets indrukken. Op het instrumen‐
tenpaneel wordt ECO PRO weergege‐
ven.
ECO PRO INDIVIDUAL Principe
In de rijmodus ECO PRO INDIVIDUAL kunnen
individuele instellingen uitgevoerd worden.
Configureren
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Rijbelevingsschakelaar"4."ECO PRO INDIVIDUAL configureren"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
ECO PRO INDIVIDUAL op standaardinstelling
terugzetten:
"Terugzetten op ECO PRO STANDARD".
ADAPTIVE Principe
Gebalanceerde rijmodus waarbij de afstem‐
ming automatisch wordt aangepast aan de rijs‐
ituatie en de rijstijl.
Door het navigatiesysteem wordt rekening ge‐
houden met naderende routegedeeltes.
Inschakelen Toets indrukken. Op het instrumen‐
tenpaneel wordt ADAPTIVE weerge‐
geven.
Seite 117RijdenBediening117
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 118 of 349

WeergavenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Instrumentenpaneel Principe
De weergaven op het instrumentenpaneel zijn
variabel. Wanneer van programma wordt ge‐
wisseld via de rijbelevingsschakelaar, past de
weergave zich aan het desbetreffende pro‐ gramma aan. De verandering van de weergavekan via iDrive worden gedeactiveerd.
De weergaven op het instrumentenpaneel kun‐
nen gedeeltelijk van de afbeeldingen in deze
handleiding afwijken.
Overzicht1Brandstofmeter 122Uitgebreid instrumentenpaneel: a ctiera‐
dius 1232Snelheidsmeter3Tijd 123
Buitentemperatuur 123
Weergaven rijhulpsystemen
Benodigd onderhoud 1244Toerenteller 123
Selectielijsten 127
ECO PRO-weergaven 262
Aanduiding van de navigatie5Motortemperatuur 1236Transmissie-aanduiding 111
Status rijbelevingsschakelaar 1157Meldingen, bijv. Check-Control
Boordcomputer 1288Weergaven rijhulpsystemen
Snelheidslimietinformatie 126
Geen uitgebreid instrumentenpaneel: a
ctieradius 1239Kilometers resetten 129
Aanzicht instellen
Principe Het instrumentenpaneel kan naast de weerga‐
ven van de rijprogramma's op drie verschil‐
lende werkingswijzen worden ingesteld.
Instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"Seite 118BedieningWeergaven118
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 119 of 349

4."Instrumentencombinatie"5.Gewenste instelling selecteren.▷"STANDARD": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief.▷"RUSTIG" De weergaven op het instru‐
mentenpaneel worden tot het hoogst‐
nodige beperkt.▷"INDIVIDUAL": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief. Afzon‐
derlijke weergaven kunnen individueel
worden geconfigureerd.
Individueel aanzicht
▷"Weergave rijmodus": bij het veranderen
van rijmodus naar ECO PRO of SPORT,
schakelt het instrumentenpaneel automa‐
tisch om naar de betreffende weergave.▷"Snelheidsoverschrijding": als de door de
snelheidslimietinformatie herkende snel‐
heid wordt overschreden, wordt het over‐
schreden bereik in de snelheidsaanduiding
met een rode band weergegeven.▷Instrumentenpaneel met uitgebreide om‐
vang:
"Loepfunctie": de actuele snelheid wordt in
de snelheidsaanduiding vergroot weerge‐
geven.
Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte syste‐
men een storing is opgetreden.
Op het instrumentenpaneel en op het Head-
Up Display wordt een Check-Control-melding
weergegeven als een combinatie van controle-
of waarschuwingslampjes en textuele meldin‐
gen.
Tevens klinkt er evt. een akoestisch signaal en
verschijnt er een tekstbericht op het Control
Display.
Controle- en waarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes op het in‐
strumentenpaneel kunnen in verschillende
combinaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampjes wordt bij het tot stand
brengen van rijden-stand-by de werking ge‐
controleerd, waarbij deze even kort branden.
Rode lampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuur‐
derszijde is niet omgedaan. Bij som‐
mige landuitvoeringen: passagiersgor‐
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is omgedaan.
Gordelherinnering voor de achterbank Rood: de veiligheidsgordel van de be‐
treffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: de veiligheidsgordel van de betreffende
zitplaats op de achterbank is vastgemaakt.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
De auto zo snel mogelijk door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Parkeerrem Parkeerrem is vastgezet.
Voor meer informatie, zie Parkeerrem
loszetten, zie pagina 106.Seite 119WeergavenBediening119
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 120 of 349

RemsysteemRemsysteem vertoont een storing.
Voorzichtig doorrijden.
De auto zo snel mogelijk door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Gele lampjes
Antiblokkeersysteem ABS Abrupt remmen zo veel mogelijk ver‐
mijden. Rembekrachtiger mogelijk de‐
fect. Houd rekening met een langere
remweg. Direct door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controleren.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC Knipperen: DSC regelt de aandrijf- en
remkrachten. De auto wordt gestabili‐
seerd. Snelheid verlagen en rijstijl aan
de wegomstandigheden aanpassen.
Branden: DSC is uitgevallen. Het systeem dooreen Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren.
Voor meer informatie, zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 172.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC
gedeactiveerd of dynamische
tractiecontrole DTC geactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC is
uitgeschakeld of dynamische tractie‐
controle DTC is ingeschakeld.
Voor meer informatie zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 172, en Dynami‐
sche tractiecontrole DTC, zie pagina 173.Bandenpechwaarschuwing RPA
De bandenpechweergave meldt span‐
ningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Voor meer informatie, zie Bandenpechwaar‐
schuwing, zie pagina 291.
Bandenspanningscontrole RDC Continu brandend: de spanningscon‐
trole meldt spanningsverlies in een
band.
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Knipperen en vervolgens continu branden: er
wordt geen bandenpech of verlies van banden‐
spanning herkend.▷Storing door installaties of apparaten met
dezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem au‐
tomatisch weer actief.▷RDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.▷Wiel zonder RDC-elektronica is gemon‐
teerd: Evt. laten controleren door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specia‐
list.▷Storing: het systeem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Voor meer informatie, zie Bandenspannings‐
controle, zie pagina 288.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Het stuursysteem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
Seite 120BedieningWeergaven120
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15