Page 209 of 349

Uitschakelen
Het systeem kan handmatig worden gedeacti‐
veerd:
Toets indrukken.
Geluidssignaal voor geschikte
parkeerruimten in-/uitschakelen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Parkeren"4."Parkeerassistent"5."Geluid bij parkeerruimte"
De instelling wordt opgeslagen.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Geen parkeerondersteuning
De parkeerassistent biedt in de volgende situ‐
aties geen ondersteuning:
▷In scherpe bochten.▷Bij rijden met aanhangwagen.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Op een oneffen ondergrond, bijv. bij grind‐
wegen.▷Op een gladde ondergrond.▷Op steile hellingen of afdalingen.▷Bij opeengehoopte bladeren of sneeuw op
de parkeerplaats.▷Bij gemonteerd reservewiel.▷Bij veranderingen in een reeds opgemeten
parkeerruimte.▷Bij greppels of afgronden, bijv. een haven‐
kant.
Grenzen van de ultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:
▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.▷Bij objecten met hoeken, randen en gladde
vlakken.▷Bij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijv. hekken.▷Bij objecten met poreuze oppervlakken.▷Bij uitstekende lading.▷Bij kleine en lage objecten, bijv. kisten.▷Bij obstakels en personen aan de rand van
de rijbaan.▷Bij zachte of met schuimstof omhulde ob‐
stakels.Seite 209RijhulpsystemenBediening209
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 210 of 349

▷Bij planten of struiken.
Reeds weergegeven, lage objecten, bijv. stoe‐
pranden, kunnen in het dode bereik van de
sensoren komen voordat of nadat reeds een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Het systeem houdt geen rekening met uitste‐
kende lading.
Er kunnen eventueel parkeerruimten worden
herkend, die daartoe niet geschikt zijn, of ge‐
schikte parkeerruimten worden niet herkend.
Storing Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
De parkeerassistent is uitgevallen. Systeem la‐
ten controleren.
Parkeerassistent Plus: op
afstand bediend parkeren
Principe In geschikte parkeervakken voor haaks parke‐
ren, bijv. een garage, kan op afstand bediend
vooruit en achteruit uitgeparkeerd worden. De
bestuurder zit daarbij niet in de auto, maar re‐
gelt het parkeren van buitenaf met de BMW
displaysleutel, zie pagina 56.
Bij obstakels de auto handmatig stoppen. De auto kan met de BMW displaysleutel over
ca. 1,5 keer de voertuiglengte worden ver‐
plaatst. De snelheid bedraagt daarbij maximaal
1,8 km/h.
Algemeen
De volgende systemen vormen onderdeel van
het systeem:
▷Parkeerassistent, zie pagina 205.▷BMW displaysleutel, zie pagina 56.▷Park Distance Control PDC, zie pa‐
gina 191. Toets op BMW displaysleutel: om ervoor te
zorgen dat de auto kan bewegen moet tijdens
het inparkeren de toets aan de zijkant van de
BMW displaysleutel ingedrukt worden gehou‐
den. De toets bij obstakels loslaten, om de
auto handmatig te kunnen stoppen. De auto
stopt daarbij met een noodstop.
Als de ultrasone sensoren obstakels in de par‐
keerruimte of het einde van de parkeerruimte
herkennen, stopt het systeem de auto eventu‐
eel automatisch.
Tijdens de procedure wordt het dimlicht inge‐
schakeld.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie en de parkeersituatie juist in te schatten.
Wegens systeembeperkingen kan het systeem
niet in alle situaties zelfstandig op gepaste
wijze reageren. Er bestaat gevaar voor onge‐
vallen. Verkeerssituatie en parkeersituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Onbevoegde personen, bijv. kinderen,
kunnen de auto met de BMW displaysleutel in
beweging zetten zonder dat zich personen in
de auto bevinden. Er bestaat gevaar voor on‐
gevallen. De BMW displaysleutel beschermen
tegen gebruik door onbevoegden.◀
ATTENTIE
De parkeerassistent kan eventueel tegen
of over stoepranden sturen. Er bestaat gevaar
voor schade. Verkeerssituatie observeren en in
de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de trekhaak kan de par‐
keerassistent vanwege afgedekte sensoren
worden beschadigd. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met een aan‐Seite 210BedieningRijhulpsystemen210
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 211 of 349

hangwagen of bij gebruik van de trekhaak, bijv.
voor een fietsendrager, de parkeerassistent
niet gebruiken.◀
Overzicht
Ultrasone sensoren
Met de vier ultrasone sensoren aan de zijkant,
pijl, en de ultrasone sensoren van de PDC in de
bumpers worden de parkeerruimten opgeme‐
ten en de afstanden tot obstakels bepaald.
Om de correcte werking te waarborgen:
▷Sensoren schoon en ijsvrij houden, zie pa‐
gina 320.▷Met hogedrukreinigers niet langdurig en
met een afstand van minimaal 30 cm op de
sensoren spuiten.▷Niets op de sensoren plakken.
Camera's
In aanvulling op de ultrasoonsensoren wordt
de inparkeersituatie bij het op afstand bediend
parkeren geregistreerd door vier camera's.
Frontcamera.
Achteruitrijcamera.
Twee camera's bevinden zich onder in de bui‐
tenspiegelhuizen.
Door vuil op de cameralenzen kan de werking
nadelig worden beïnvloed. Cameralens reini‐
gen, zie pagina 320.
Voorwaarden
Geschikte parkeerruimte
▷In de parkeerruimte kan vooruit, in het mid‐
den en recht ingeparkeerd worden.▷Breedte van de parkeerruimte: eigen
breedte van de auto zonder buitenspiegels
plus ca. 0,4 m aan elke zijde, pijl 1.Seite 211RijhulpsystemenBediening211
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 212 of 349

▷Afstand tot de parkeerruimte, max. 2 m,
pijl 2.▷De bestuurder bevindt zich met de
BMW displaysleutel bij het op afstand be‐
diend parkeren buiten de auto.
Maximale afstand tot de auto:▷Achter de auto, ca. 3–4 m, pijl 3.▷Opzij van de auto, ca. 1,5 m, pijl 4.▷Helling max. 5 %.▷Geen duplexgarages.
Vooruit inparkeren Bij het vooruitrijden voert het systeem eventu‐
eel geringe stuurcorrecties uit.
1.Vooruit, in het midden en recht naar de
parkeerruimte toerijden en op een afstand
van ten hoogste 2 m stoppen.2.Parkeerrem inschakelen en rijden-stand-
by met de start-stop-toets uitschakelen.3.Alle inzittenden uitstappen laten en de por‐
tieren sluiten.4.Evt. display van BMW displaysleutel in‐
schakelen en displayvergrendeling ophef‐
fen, zie pagina 56.
Op de BMW displaysleutel omschakelen
naar het menu: "Afstandsbest. parker."5. De toets aan de zijkant van de BMW dis‐
playsleutel gedurende de hele inparkeer‐
procedure ingedrukt houden.6.Wachten tot rijden-stand-by op het display
weergegeven wordt. Eventueel tekstmel‐
dingen in acht nemen.7."Engine Start": button aanraken. De motor
wordt gestart.8.Om de inparkeerprocedure te starten: op
het display het pijlsymbool voor vooruitrij‐
den aanraken of het autosymbool lang‐
zaam naar voren slepen.
Toets ingedrukt houden: de auto ver‐
plaatst zich zolang de toets wordt inge‐
drukt. De toets bij obstakels in het rijg‐
edeelte loslaten, om de auto te kunnen
stoppen.
Voor manoeuvreerbewegingen: pijlsym‐
bool voor achteruitrijden aanraken of auto‐
symbool langzaam naar achteren slepen.9.Als het inparkeren is voltooid de toets aan
de zijkant van de BMW displaysleutel losla‐
ten of de betreffende button op het display
aanraken. De auto stopt.
Auto vergrendelen.
De parkeerrem wordt ingeschakeld en de
gereedheid uitgeschakeld.
Parkeerprocedure afbreken,
onderbreken, voortzetten
Parkeerprocedure afbreken of onderbreken:
de toets loslaten. De auto stopt met een
noodstop.
Parkeerprocedure voortzetten:
de toets bin‐
nen 30 seconden opnieuw indrukken.
Achteruit uitparkeren Bij het achteruitrijden rijdt de auto rechtuit,
zonder te sturen, naar achteren.
1.Evt. display van BMW displaysleutel in‐
schakelen en displayvergrendeling ophef‐
fen, zie pagina 56.2.Auto ontgrendelen.3.Op de BMW displaysleutel omschakelen
naar het menu: "Afstandsbest. parker."4. De toets aan de zijkant van de BMW dis‐
playsleutel gedurende de hele uitparkeer‐
procedure ingedrukt houden.5.Wachten tot rijden-stand-by op het display
weergegeven wordt. Eventueel tekstmel‐
dingen in acht nemen.6."Engine Start": button aanraken. De motor
wordt gestart.7.Om de uitparkeerprocedure te starten: op
het display het pijlsymbool voor achteruit‐
rijden aanraken of het autosymbool lang‐
zaam naar achteren slepen.Seite 212BedieningRijhulpsystemen212
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 213 of 349

Toets ingedrukt houden: de auto ver‐
plaatst zich zolang de toets wordt inge‐
drukt. De toets bij obstakels in het rijg‐
edeelte loslaten, om de auto te kunnen
stoppen.8.Als het uitparkeren is voltooid de toets aan
de zijkant van de BMW displaysleutel losla‐
ten of de betreffende button op het display
aanraken. De auto stopt.
De parkeerrem wordt ingeschakeld en de
rijden-stand-by uitgeschakeld.
Parkeerprocedure afbreken,
onderbreken, voortzetten
Parkeerprocedure afbreken of onderbreken:
de toets loslaten. De auto stopt met een
noodstop.
Parkeerprocedure voortzetten:
de toets bin‐
nen 30 seconden opnieuw indrukken.
Meldingen op de BMW displaysleutel Het symbool geeft aan dat meldingen
van het systeem aanwezig zijn. Door
het aantippen van het symbool worden
de meldingen weergegeven.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Geen parkeerondersteuning De parkeerassistent biedt in de volgende situ‐
aties geen ondersteuning:
▷In scherpe bochten.▷Bij rijden met aanhangwagen.Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:▷Op een oneffen ondergrond, bijv. bij grind‐
wegen.▷Op een gladde ondergrond.▷Op steile hellingen of afdalingen.▷Bij opeengehoopte bladeren of sneeuw op
de parkeerplaats.▷Bij gemonteerd reservewiel.▷Bij veranderingen in een reeds opgemeten
parkeerruimte.▷Bij greppels of afgronden, bijv. een haven‐
kant.
Grenzen van de ultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:
▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.▷Bij objecten met hoeken, randen en gladde
vlakken.▷Bij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijv. hekken.Seite 213RijhulpsystemenBediening213
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 214 of 349

▷Bij objecten met poreuze oppervlakken.▷Bij uitstekende lading.▷Bij kleine en lage objecten, bijv. kisten.▷Bij obstakels en personen aan de rand van
de rijbaan.▷Bij zachte of met schuimstof omhulde ob‐
stakels.▷Bij planten of struiken.
Reeds weergegeven, lage objecten, bijv. stoe‐
pranden, kunnen in het dode bereik van de
sensoren komen voordat of nadat reeds een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Het systeem houdt geen rekening met uitste‐
kende lading.
Er kunnen eventueel parkeerruimten worden
herkend, die daartoe niet geschikt zijn, of ge‐
schikte parkeerruimten worden niet herkend.
Waarschuwing kruisend
verkeer
Principe
Twee radarsensoren in de achterbumper be‐
waken de verkeerssituatie in een ruime boog
achter de auto.
Bij onoverzichtelijke uitritten of bij het uitpar‐
keren uit dwarsparkeerruimten worden van de
zijkant naderende verkeersdeelnemers vroeger
door het systeem herkend dan dat dit vanuit de
bestuurdersstoel mogelijk is.
Het systeem geeft het naderen van andere
verkeersdeelnemers aan.
Het lampje in de buitenspiegel gaat branden,
eventueel klinkt een geluidssignaal en op het
Control Display wordt de betreffende weer‐
gave opgeroepen.
Bij een overeenkomstige uitvoering wordt ook
de verkeerssituatie vóór de auto bewaakt.
Daartoe bevinden zich nog twee radarsenso‐
ren in de voorbumper.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om het zicht en de
verkeerssituatie juist in te schatten. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Parkeerassistentiesystemen
Seite 214BedieningRijhulpsystemen214
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 215 of 349

Radarsensoren
De radarsensoren bevinden zich in de achter‐
bumper.
Bij een overeenkomstige uitvoering bevinden
zich nog twee radarsensoren in de voorbum‐
per.
Bumper bij de radarsensoren schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen
Systeem inschakelen/uitschakelen
1. Toets indrukken.2.Controller naar links kantelen.3. "Instellingen"4."Waarschuwing kruisend verkeer"5."Waarschuwing kruisend verkeer"
Automatisch inschakelen
Als het systeem via het Control Display is ge‐
activeerd, wordt het automatisch ingeschakeld
zodra de PDC of Panorama View actief is.
Automatisch uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgende situaties
automatisch in:▷Bij harder dan stapvoets rijden.▷Bij actieve stuur- en spoorassistent, bij
overschrijding van een bepaalde afstand.▷Bij een actieve parkeerprocedure van de
parkeerassistent.
Weergave
Lampje in buitenspiegel
Het lampje in de buitenspiegel knippert als de
achterste sensoren een voertuig herkennen en
de eigen auto achteruit beweegt.
Weergave op het PDC-display
Het betreffende randgebied op het PDC-dis‐
play knippert rood als de sensoren een voer‐
tuig herkennen.
Seite 215RijhulpsystemenBediening215
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 216 of 349

Weergave op het cameradisplay
Het betreffende randgebied, pijl 1, op het ca‐
meradisplay knippert rood als de sensoren een
voertuig herkennen.
Gele lijnen, pijl 2, geven de voor- of achterzijde
van de eigen auto aan.
Akoestische waarschuwing
Naast de optische weergave klinkt er een
waarschuwingssignaal als de eigen auto in de
betreffende richting beweegt.
Grenzen van het systeem
De werking kan in de volgende voorbeeldsitua‐
ties beperkt zijn:
▷Als de snelheid van het naderende voertuig
zeer hoog is.▷Bij dichte mist en hevige regen of sneeuw‐
val.▷In scherpe bochten.▷Als de achterbumper vervuild is of met ijs
is bedekt, of als er stickers op zijn aange‐
bracht.▷Bij uitstekende lading.▷Als kruisende objecten zeer langzaam be‐
wegen.▷Als zich in het gezichtsveld van de senso‐
ren andere objecten bevinden die het krui‐
sende verkeer aan het gezicht onttrekken.
Als de aanhangwagencontactdoos bezet is,
bijv. bij het rijden met een aanhangwagen of
fietsendrager, is de waarschuwing kruisend
verkeer niet beschikbaar voor het gebied ach‐
ter de auto.Seite 216BedieningRijhulpsystemen216
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15