12Stuurkolomschakelaar, rechtsRuitenwisser 108Regensensor 109Voorruit en koplampen reini‐
gen 11013Motor starten/afzetten 102Automatische start-stop-func‐
tie 10314Claxon, gehele vlak15Stuurwielverwarming 8916Stuurwiel verstellen 8917Motorkap ontgrendelen 29618Kofferdeksel openen/slui‐
ten 6419Dashboardkastje 244
Rondom de middenconsole
1Control Display 192Ventilatie 223Seite 14OverzichtBedieningsorganen14
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Als personen een langere tijd in de auto moe‐
ten doorbrengen en daarbij aan overmatige
warmte of koude worden blootgesteld, bestaat
er kans op letsel of levensgevaar. De auto niet
van buitenaf vergrendelen als zich daarin per‐
sonen bevinden.◀
Het bestuurdersportier moet gesloten zijn. Toets van de afstandsbediening indruk‐
ken.▷Alle portieren, de bagageruimteklep en de
tankdopklep worden vergrendeld.▷Het achterste schuifpaneel wordt gesloten.▷De installatie voor diefstalbeveiliging wordt
ingeschakeld. Deze voorkomt, dat de por‐
tieren via de vergrendelingsknoppen of de
portieropener ontgrendeld kunnen worden.▷De alarminstallatie, zie pagina 70, wordt
ingeschakeld.
Comfortsluiten
Toets afstandsbediening na vergrende‐
ling ingedrukt houden.
De ruiten en het glazen dak worden gesloten
zolang de toets op de afstandsbediening wordt
ingedrukt.
De buitenspiegel worden ingeklapt.
Bij ingeschakelde waarschuwingsknipperlicht
worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
WAARSCHUWING
Bij het comfortsluiten kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd. Er bestaat kans op
letsel. Bij het comfortsluiten erop letten dat het
bewegingsgebied vrij is.◀
Buitenverlichting inschakelen Toets van de afstandsbediening bij ver‐
grendelde auto indrukken.
▷De interieurverlichting wordt ingeschakeld,
als deze niet handmatig uitgeschakeldwerd. Interieurverlichting handmatig in- en
uitschakelen, zie pagina 140.▷Als het donker is worden de portierbuiten‐
handgreepverlichting en het Welcome
Light Carpet ingeschakeld, als deze func‐
ties geactiveerd zijn. Instellingen, zie pa‐
gina 68.
Wordt de toets binnen 10 seconden na het
vergrendelen opnieuw ingedrukt, dan worden
de interieurbeveiliging en hellingshoeksensor
van de alarminstallatie, zie pagina 71, uitge‐
schakeld. Na het vergrendelen 10 seconden
wachten, alvorens de toets opnieuw in te druk‐
ken.
Kofferklep openen en sluiten ATTENTIE
Het kofferdeksel kantelt bij het openen
naar achteren en naar boven. Er bestaat gevaar
voor schade. Bij het openen en sluiten erop
letten dat het bewegingsgebied van het koffer‐
deksel vrij is.◀
Toets van de afstandsbediening ca.
één seconde ingedrukt houden.
Het kofferdeksel opent zich, ongeacht of de
auto vergrendeld of ontgrendeld was.
De afstandsbediening niet in de bagageruimte
leggen om mogelijk insluiten van de afstands‐
bediening te vermijden.
De geopende bagageruimteklep wordt geslo‐
ten, zolang de toets van de afstandsbediening
wordt ingedrukt.
Afhankelijk van de uitvoering en landuitvoering
kan ingesteld worden of ook de portieren ont‐
grendeld worden. Instellingen uitvoeren, zie
pagina 68.
Als de portieren niet ontgrendeld werden,
wordt de kofferklep weer vergrendeld zodra
deze gesloten wordt.
Seite 62BedieningOpenen en sluiten62
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Ontgrendelen
Greep van een portier volledig omvatten, pijl.
Komt overeen met het indrukken van de toets
van de afstandsbediening.
Vergrendelen
Het bestuurdersportier moet gesloten zijn.
Het geribbelde vlak op de handgreep van een
gesloten autoportier, pijl, met de vinger ca.
1 seconde aanraken zonder de portiergreep
beet te pakken.
Komt overeen met het indrukken van de toets
van de afstandsbediening.
Comfortsluiten WAARSCHUWING
Bij het comfortsluiten kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd. Er bestaat kans op
letsel. Bij het comfortsluiten erop letten dat het
bewegingsgebied vrij is.◀
Het geribbelde vlak op de greep van een ge‐
sloten autoportier, pijl, met de vinger aanraken
en er op houden, zonder de portiergreep beet
te pakken.
Komt overeen met het ingedrukt houden van
de toets
van de afstandsbediening.
Naast het vergrendelen worden de ruiten en
het glazen dak gesloten en de buitenspiegel
ingeklapt.
Kofferdeksel afzonderlijk openenKnop aan de buitenzijde van de kofferklep in‐
drukken.
Komt overeen met het indrukken van de toets
van de afstandsbediening.
De toestand van de portieren verandert niet.
Kofferklep zonder aanraking openen
en sluiten
Principe
De bagageruimteklep kan bij meegevoerde af‐
standsbediening zonder aanraking worden ge‐
opend en gesloten. Twee sensoren herkennen
een naar voren gerichte voetbeweging midden
achter en het kofferdeksel gaat open of sluit.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Bij het contactloos bedienen kunnen on‐
derdelen van de auto worden geraakt, bijv. het
hete uitlaatsysteem. Er bestaat kans op letsel.
Bij de voetbeweging erop letten dat u stevig
staat en dat de auto niet wordt aangeraakt.◀
Seite 67Openen en sluitenBediening67
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Als de afstandsbediening zich in het detectie‐
gebied van de sensoren bevindt, kan het kof‐
ferdeksel per ongeluk door een onbewuste of
vermeend herkende voetbeweging worden ge‐
opend of gesloten.
Het detectiegebied van de sensoren strekt
zich uit tot ca. 1,50 m achter de achterzijde van
de auto.
WAARSCHUWING
Bij de bediening van het kofferdeksel
kunnen lichaamsdelen worden ingeklemd. Er
bestaat kans op letsel. Bij het openen en slui‐
ten erop letten dat het bewegingsgebied van
het kofferdeksel vrij is.◀
ATTENTIE
Het kofferdeksel kantelt bij het openen
naar achteren en naar boven. Er bestaat gevaar
voor schade. Bij het openen en sluiten erop
letten dat het bewegingsgebied van het koffer‐
deksel vrij is.◀
Uit te voeren voetbeweging1.In het midden achter de auto staan, onge‐
veer een armlengte van de achterzijde van
de auto verwijderd.2.Een voet in rijrichting zo ver mogelijk onder
de auto bewegen en onmiddellijk opnieuw
terugtrekken. Bij deze beweging moet het
been door de bereiken van beide sensoren
gaan.
Het kofferdeksel gaat open, onafhankelijk van
het feit of het was vergrendeld of ontgrendeld.
Voor het openen gaat de waarschuwingsknip‐
perlichtinstallatie knipperen.
Om het kofferdeksel te sluiten, de voetbewe‐
ging opnieuw uitvoeren.
Voor het sluiten gaat de waarschuwingsknip‐
perlichtinstallatie knipperen en klinkt een
akoestisch signaal.
Het sluiten van de kofferklep heeft geen in‐
vloed op de vergrendeling van de auto. De af‐
standsbediening niet in de bagageruimte leg‐
gen om mogelijk insluiten van de
afstandsbediening te vermijden.
Door een nieuwe voetbeweging kan het sluiten
onderbroken worden.
Storing De herkenning van de afstandsbediening door
het voertuig kan o.a. door de volgende om‐
standigheden worden verstoord:▷De batterij van de afstandsbediening is
leeg. Batterij vervangen, zie pagina 55.▷Storing in de verbinding door zendmasten
of andere installaties met een hoog zend‐
vermogen.▷Afscherming van de afstandsbediening
door metalen objecten.▷Storing in de verbinding door mobiele tele‐
foons of andere elektrische toestellen in de
onmiddellijke omgeving.
Transporteer de afstandsbediening nooit sa‐
men met metalen voorwerpen of andere elek‐
trische apparatuur.
Bij een storing het voertuig met de toetsen van
de afstandsbediening of met de geïntegreerde
sleutel, zie pagina 63, ontgrendelen of ver‐
grendelen.
Instellingen
Algemeen De instellingen worden opgeslagen voor het
momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Seite 68BedieningOpenen en sluiten68
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷Het controlelampje knippert ca. 10 secon‐
den en gaat daarna elke 2 seconden flit‐
sen:
De interieurbeveiliging en hellingshoek‐
sensor zijn niet actief, omdat de portieren,
de motorkap of het kofferdeksel niet cor‐
rect gesloten zijn. Correct gesloten toe‐
gangen zijn geblokkeerd.
Wordt de nog geopende toegang gesloten,
dan worden de interieurbeveiliging en hel‐
lingshoeksensor ingeschakeld.▷Controlelampje dooft na het ontgrendelen:
Aan de auto zijn geen ongeoorloofde han‐
delingen uitgevoerd.▷Controlelampje blijft na het ontgrendelen
zo lang knipperen tot de rijden-stand-by
wordt ingeschakeld, maximaal echter ca.
5 minuten:
Alarm is geactiveerd.
Hellingshoeksensor
De hellingshoek van de auto wordt bewaakt.
De alarminstallatie reageert bijv. bij een poging
van diefstal van de wielen of bij het wegslepen.
InterieurbeveiligingVoor een optimale werking moeten ruiten en
glazen dak gesloten zijn.
Ongewild alarm vermijden
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging
kunnen samen worden uitgeschakeld, bijv. in
de volgende situaties:
▷In wasinstallatie of wasstraten.▷In stapelgarages.▷Bij het transport op autotreinen, op zee of
op een aanhangwagen.▷Bij dieren in de auto.Hellingshoeksensor en
interieurbeveiliging uitschakelen
Toets van de afstandsbediening binnen
10 seconden opnieuw indrukken, zodra
de auto vergrendeld is.
Controlelampje brandt ca. 2 seconden en gaat
daarna knipperen.
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging zijn
totdat de auto opnieuw wordt ont- en vergren‐
deld uitgeschakeld.
Alarm beëindigen▷Auto met de afstandsbediening ontgren‐
delen, eventueel door probleemherkenning
van de afstandsbediening, zie pagina 55.▷Bij comforttoegang: bij aanwezige af‐
standsbediening portierhandgreep van het
bestuurders- of passagiersportier volledig
omvatten.
Ruitbediening
Opmerking WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 71Openen en sluitenBediening71
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷Zie ook: Comfortopenen, zie pagina 61, en
comfortsluiten, zie pagina 62, via de af‐
standsbediening.▷Zie ook: sluiten via de comforttoegang, zie
pagina 66.
Comfortpositie
Wordt het glazen dak door de automaat niet
geheel geopend, dan wordt de comfortstand
bereikt. In deze stand is het windgeluid in het
interieur het geringst.
Desgewenst de beweging vervolgens voort‐
zetten met de schakelaar.
Achterste schuifpaneel openen/
sluiten
Op het bedieningspaneel in de
dakhemel
Toets indrukken, om het achterste
schuifpaneel te openen.
Toets opnieuw indrukken, om de beweging te
stoppen.
Toets indrukken, om het schuifpaneel
te sluiten.
Toets opnieuw indrukken, om de beweging te
stoppen.
Op het bedieningspaneel in de
achterportieren
Het achterste schuifpaneel kan niet via de
schakelaars achterin bediend worden als de
veiligheidsfunctie, zie pagina 73, ingeschakeld
is.
Toets indrukken om het gesloten
schuifpaneel te openen of om het
geopende schuifpaneel te sluiten.
Toets opnieuw indrukken, om de beweging te
stoppen.
Bij de volgende toetsbediening wordt het
schuifpaneel in tegengestelde richting bewo‐
gen.
BMW Touch Command De bediening van het achterste schuifpaneel is
ook via BMW Touch Command mogelijk.
Gedrag bij ontgrendelen/vergrendelen
Als de auto van buitenaf wordt vergrendeld,
wordt het achterste schuifpaneel automatisch
gesloten.
Bij het ontgrendelen wordt het schuifpaneel
automatisch in de stand gebracht waarin dit
zich vóór het vergrendelen bevond.
Bij regen sluiten
Principe In de ruststand wordt het geopende glazen dak
onder de volgende voorwaarden automatisch
opgetild:▷Als het begint te regenen.▷Zes uur na het vergrendelen.
Voorwaarden voor een correcte
werking
▷De regensensor bij de binnenspiegel mag
niet afgedekt zijn. Dit kan bijv. het geval zijn
als de auto voor de helft onder een carport
staat.▷De auto bevindt zich in ruststand.▷De functie is in de instellingen, zie pa‐
gina 68, geactiveerd.
Functiestoringen
Onder de volgende omstandigheden wordt het
geopende glazen dak niet gesloten:
▷Het glazen dak is geblokkeerd.▷De inklembeveiliging is niet gewaarborgd.▷Er is een systeemstoring aanwezig, bijv.
door een tijdelijke stroomkringonderbre‐Seite 76BedieningOpenen en sluiten76
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Inschakelen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Normale wissersnelheid: eenmaal naar bo‐
ven drukken.
Bij stilstand wordt naar de intervalstand
overgeschakeld.▷Snelle wissersnelheid: twee keer naar bo‐
ven of één keer door het drukpunt heen
drukken.
Bij stilstand wordt naar de normale snel‐
heid overgeschakeld.
Uitschakelen en kort wissen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Kort wissen: eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van normale wissersnelheid:
eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van snelle wissersnelheid:
tweemaal omlaag drukken.Intervalmodus of regensensor
Principe Zonder regensensor is de interval voor de wis‐
serwerking op een vaste waarde ingesteld.
De regensensor stuurt de wisserwerking auto‐
matisch afhankelijk van de regenintensiteit. De
sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor
de binnenspiegel.
Inschakelen/uitschakelen
Toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart. Bij uitrusting
met regensensor: LED in ruitenwisserschake‐
laar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet ge‐
start.
Bij onderbreking van de rit met ingeschakelde
regensensor: als de rit binnen ongeveer 15 mi‐
nuten wordt voortgezet, wordt de regensensor
weer automatisch geactiveerd.
ATTENTIE
In wasstraten kunnen de wissers onge‐
wild gaan bewegen als de regensensor geacti‐
veerd is. Er bestaat gevaar voor schade. Re‐
gensensor in wasstraten deactiveren.◀
Seite 109RijdenBediening109
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Intervaltijd of gevoeligheid van de
regensensor Instellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd
of gevoeligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid
van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoe‐
ligheid van de regensensor.
Ruit, koplamp reinigen
Ruitenwisserschakelaar naar voren trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit ge‐
sproeid en de wissers worden kort ingescha‐
keld.
Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de
koplampen gereinigd.
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeier‐
vloeistof op de ruit bevriezen en het zicht be‐
perken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Wasstraten alleen gebruiken als het bevriezen
van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Gereedheid inschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar omlaag ge‐
drukt houden, tot de wissers ongeveer ver‐
ticaal staan.Seite 110BedieningRijden110
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15