Snelheidslimietinformatie
met Inhaalverbodinfo
Principe
Snelheidslimietinformatie Snelheidslimietinformatie geeft op het instru‐
mentenpaneel de actueel herkende snelheids‐
beperking weer. De camera bij de binnenspie‐
gel registreert de verkeersborden aan de rand
van de weg, evenals de variabele weergaven
van matrixborden. Er wordt rekening gehouden
met verkeersborden met een onderbord, bijv.
bij natheid; dit wordt vergeleken met voertuig‐
interne gegevens, bijv. van de regensensor.
Het verkeersbord wordt vervolgens, afhankelijk
van de situatie, weergegeven of genegeerd.
Het systeem houdt rekening met de in het na‐
vigatiesysteem opgeslagen informatie en geeft
ook op trajecten zonder borden de bekende
snelheidsbeperkingen weer.
Inhaalverbodinfo Inhaalverbodinfo geeft met betreffende sym‐
bolen in het instrumentenpaneel door de ca‐
mera herkende inhaalverboden en de ophef‐
fing ervan weer. Het systeem houdt alleen
rekening met inhaalverboden en opheffingen
die herkenbaar gemaakt zijn door borden.
In de volgende situaties vindt er geen weer‐
gave plaats:▷In landen waarin inhaalverboden hoofdza‐
kelijk door straatmarkeringen kenbaar ge‐
maakt zijn.▷Op trajecten zonder borden.▷Bij spoorwegovergangen, wegmarkeringen
of andere situaties die op een inhaalverbod
zonder borden zouden duiden.
Aanwijzingen
Snelheidsbeperkingen en inhaalverboden voor
het rijden met een aanhangwagen worden niet
aangegeven.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om het zicht en de
verkeerssituatie juist in te schatten. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
Overzicht
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
Weergave
Weergave instellen
De weergaven van de snelheidslimietinforma‐
tie worden via de functie van het instrumenten‐
paneel getoond of niet.
In de volgende functie wordt de snelheidsli‐
mietinformatie weergegeven: "STANDARD"
In de volgende functie wordt de snelheidsli‐
mietinformatie niet weergegeven: "RUSTIG"
Functie van het instrumentenpaneel instellen,
zie pagina 118.
Inhaalverbodinfo wordt samen met geacti‐
veerde snelheidslimietinformatie weergege‐
ven.
Op het instrumentenpaneel wordt het vol‐
gende weergegeven:
Seite 126BedieningWeergaven126
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Het controlelampje in het instrumentenpaneel
brandt bij ingeschakeld dimlicht.
Grenzen van het systeem
Het inschatten van de verlichting valt, ondanks
de automatische verlichtingsregeling, onder de
verantwoording van de bestuurder.
De sensoren kunnen bijv. mist of nevelig weer
niet herkennen. In dergelijke situaties moet de
verlichting handmatig worden ingeschakeld
om veiligheidsrisico's te voorkomen.
Dagrijlicht Algemeen
Schakelaarstand:
,
Het dagrijlicht brandt bij ingeschakelde rijden-
stand-by.
Inschakelen/uitschakelen In sommige landen is dagrijlicht verplicht,
daarom kan dit licht mogelijk niet uitgezet wor‐
den.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Dynamische ECO-
verlichtingsfunctie
Schakelaarstand:
en rijmodus ECO PRO
activeren, zie pagina 117.
Afhankelijk van snelheid en afstand tot de
voorligger wordt de helderheid van het dimlicht
verlaagd.
Adaptieve bochtverlichting
Principe De adaptieve bochtverlichting is een variabele
koplampregeling, die een dynamische verlich‐
ting van het wegdek mogelijk maakt.
Algemeen
Afhankelijk van de stuuruitslag en van andere
parameters volgt het koplamplicht het verloop van de weg.
Om het tegemoetkomend verkeer niet te ver‐
blinden, draait de adaptieve bochtverlichting
bij stilstand niet naar de bestuurderszijde.
Als bij een grensovergang naar landen waarin
aan de andere kant van de weg wordt gereden
dan in het land van toelating de koplampen
worden veranderd, zie pagina 140, dan is de
adaptieve bochtverlichting evt. maar beperkt
beschikbaar.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat de adap‐
tieve bochtverlichting uit een of meer syste‐
men:▷Variabele lichtverdeling, zie pagina 137.▷Hoekverlichting, zie pagina 138.▷Adaptieve koplampverstelling, zie pa‐
gina 138.
Activeren
Schakelaarstand
bij ingeschakelde rijden-
stand-by.
Variabele lichtverdeling De variabele lichtverdeling zorgt, afhankelijk
van de snelheid, voor een nog betere verlich‐
ting van de rijbaan.
De lichtverdeling wordt automatisch aan de
snelheid aangepast.
▷Stadslicht: het verlichtingsbereik van het
dimlicht wordt uitgebreid aan de zijkanten.
Het stadslicht wordt ingeschakeld wanneer
bij het accelereren niet sneller wordt gere‐Seite 137VerlichtingBediening137
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Helderheid instellen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Bowers & Wilkins"5."Helderheid"6.Gewenste instelling selecteren.
BMW Touch Command
De bediening van het Bowers & Wilkins High
End Surround Sound System is ook mogelijk
via BMW Touch Command.
Ambience lichtaccent
Algemeen
Het ambience lichtaccent is de verlichting van
de portierstijlen achterin.
In-/uitschakelen
Het ambience lichtaccent wordt ingeschakeld
bij het ontgrendelen van de auto en uitgescha‐
keld bij het vergrendelen van de auto.
Bij het openen van een achterportier wordt de
helderheid van het ambience lichtaccent van
de betreffende portierstijl verlaagd. Na het slui‐
ten van het achterportier gaat het ambience
lichtaccent weer met de eerder ingestelde hel‐
derheid branden.
Helderheid instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Lichtaccent achterin"5."Helderheid"
De laatst ingestelde helderheid wordt
weergegeven.6.Gewenste instelling selecteren.Touchsensor
Het ambience lichtaccent beschikt over een
touchsensor. Met een korte aanraking van de
chromen strip wordt het ambience lichtaccent
in- of uitgeschakeld. Met een lange aanraking
wordt de helderheid gewijzigd.
BMW Touch Command
Bediening van de sfeerverlichting is ook via
BMW Touch Command mogelijk.Seite 142BedieningVerlichting142
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
3.Erop letten dat de sleutelschakelaar in de
betreffende eindstand staat, anders zodat
de airbags geactiveerd zijn.
De passagiersairbags zijn weer geactiveerd en
treden in werking indien de situatie dit vereist.
Controlelampje passagiersairbags Het controlelampje van de passagiersairbag in
de dakhemel geeft de status van de passa‐
giersairbags aan.
Na het inschakelen van rijden-stand-by gaat
het lampje kort branden, daarna geeft het aan
of de airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.
WeergaveFunctieBij geactiveerde passagiersair‐
bags brandt het controle‐
lampje gedurende korte tijd en
gaat dan uit.Bij gedeactiveerde passa‐
giersairbags brandt het con‐
trolelampje voortdurend.
Actief beschermingssysteem
voor voetgangers
Principe Met het actieve beschermingssysteem voor
voetgangers gaat bij een botsing aan de voor‐
kant van de auto met een voetganger de mo‐
torkap omhoog. Ter herkenning worden de
sensoren onder de bumper gebruikt. Daardoor
wordt aanvullende vervormingsruimte onder
de motorkap voor de aansluitende frontale bot‐
sing beschikbaar.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Contact met afzonderlijke onderdelen
van de scharnieren en motorkapsloten kan het
ongewenst in werking treden van het systeem
tot gevolg hebben. Er bestaat kans op letsel of
schade. Afzonderlijke onderdelen van de
scharnieren en motorkapsloten niet aanra‐
ken.◀
WAARSCHUWING
Veranderingen aan het beschermings‐
systeem voor voetgangers kunnen het uitval‐
len, een storing of het ongewenst in werking
treden van het beschermingssysteem voor
voetgangers tot gevolg hebben. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Aan het be‐
schermingssysteem voor voetgangers, de af‐
zonderlijke componenten hiervan en de bedra‐
ding geen veranderingen uitvoeren en het
systeem niet demonteren.◀
WAARSCHUWING
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamhe‐
den kunnen het uitvallen, een storing of het
ongewenst in werking treden van het systeem
tot gevolg hebben. Bij een storing zou het sys‐
teem bij een ongeval, ondanks een overeen‐
komstige botsingskracht, niet zoals bedoeld
geactiveerd kunnen worden. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Controle, reparatie of
demontage en vernietiging van het airbagsys‐
teem door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist laten uitvoeren.◀
Grenzen van het systeem Het actieve voetgangersbeveiligingssysteem
wordt alleen bij snelheden tussen ca. 30 km/h
en 55 km/h geactiveerd.
Uit veiligheidsoverwegingen kan het systeem
in zeldzame gevallen ook worden geactiveerd
wanneer een botsing met een voetganger niet
duidelijk kan worden uitgesloten, bijv.:Seite 146BedieningVeiligheid146
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety
In-/uitschakelen
Sommige Intelligent Safety systemen worden
bij iedere start automatisch geactiveerd. Som‐
mige Intelligent Safety-systemen worden ge‐
activeerd overeenkomstig de laatste instelling.
ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Toets indrukken:
Het menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven.
Als alle Intelligent Safety-systemen uitgescha‐
keld zijn, worden nu alle systemen ingescha‐
keld.
"INDIVIDUAL configureren": afhankelijk van de
uitvoering kunnen de Intelligent Safety-syste‐
men afzonderlijk geconfigureerd worden. De
individuele instellingen worden geactiveerd en
opgeslagen voor het momenteel gebruikte be‐
stuurdersprofiel. Zodra in het menu een instel‐
ling wordt gewijzigd, worden alle instellingen
van het menu geactiveerd.
Toets herhaaldelijk indrukken. Er
wordt tussen de volgende instellingen
gewisseld:
"ALL ON": alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld. Voor de subfuncties,
zoals Instelling voor moment van waarschu‐
wing, worden basisinstellingen geactiveerd.
"INDIVIDUAL": de Intelligent Safety-systemen
worden overeenkomstig de individuele instel‐
lingen ingeschakeld.
Enkele Intelligent Safety-systemen kunnen
niet afzonderlijk uitgeschakeld worden.
Toets ingedrukt houden:
Alle Intelligent Safety-systemen wor‐
den uitgeschakeld.
Botsingswaarschuwing met
remfunctie
Principe Het systeem kan helpen om ongevallen te
voorkomen. Indien een ongeval niet vermeden
kan worden, helpt het systeem om de bot‐
singssnelheid te beperken.
Het systeem waarschuwt voor mogelijk bot‐
singsgevaar en remt de auto zo nodig zelfstan‐
dig af.
Het systeem wordt via een camera gestuurd.
Bij uitrusting met actieve snelheidsregeling
met Stop & Go-functie, ACC, wordt de bot‐
singswaarschuwing bovendien via de radar‐
sensor van de snelheidsregeling gestuurd.
De botsingswaarschuwing is ook bij gedeacti‐
veerde snelheidsregeling beschikbaar.
Bij het bewust naderen van een voertuig vin‐
den de botsingswaarschuwing en de remin‐
greep later plaats om onjuiste systeemreacties
te voorkomen.Seite 148BedieningVeiligheid148
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Algemeen
Het systeem waarschuwt vanaf ca. 5 km/h in
twee fasen voor mogelijk botsingsgevaar met
andere voertuigen. Het moment van deze
waarschuwingen kan afhankelijk van de ac‐
tuele rijsituatie variëren.
Detectiegebied
Er wordt rekening gehouden met objecten,
mits gedetecteerd door het systeem.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw eigen verantwoording. In verband
met systeembeperkingen kunnen waarschu‐
wingen of reacties door het systeem niet, te
laat of onjuist worden afgegeven. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Door systeembeperkingen kunnen bij het
slepen/wegslepen met geactiveerde Intelligent
Safety-systemen storingen van afzonderlijke
functies optreden, bijv. botswaarschuwing met
remfunctie. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Voor het slepen/wegslepen alle Intelligent Sa‐
fety-systemen uitschakelen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
Met actieve snelheidsregeling:
radarsensor
De radarsensor bevindt zich aan de onderzijde
van de voorste bumper.
Seite 149VeiligheidBediening149
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Radarsensor schoon en vrij houden.In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch ge‐
activeerd.
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken:
Het menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven.
Als alle Intelligent Safety-systemen uitgescha‐
keld zijn, worden nu alle systemen ingescha‐
keld.
"INDIVIDUAL configureren": afhankelijk van de
uitvoering kunnen de Intelligent Safety-syste‐
men afzonderlijk geconfigureerd worden. De
individuele instellingen worden geactiveerd en
opgeslagen voor het momenteel gebruikte be‐
stuurdersprofiel. Zodra in het menu een instel‐
ling wordt gewijzigd, worden alle instellingen
van het menu geactiveerd.
Toets herhaaldelijk indrukken. Er
wordt tussen de volgende instellingen
gewisseld:
"ALL ON": alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld. Voor de subfuncties
worden basisinstellingen geactiveerd.
"INDIVIDUAL": de Intelligent Safety-systemen
worden overeenkomstig de individuele instel‐
lingen ingeschakeld.
Enkele Intelligent Safety-systemen kunnen
niet afzonderlijk uitgeschakeld worden.
Toets ingedrukt houden:
Alle Intelligent Safety-systemen wor‐
den uitgeschakeld.ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Intelligent Safety"4."Botswaarschuwing"5.Gewenste instelling selecteren.
Het geselecteerde tijdstip wordt opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurder‐
sprofiel.
Waarschuwing met remfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der voertuig dreigt, wordt in het instrumenten‐
paneel en in het Head-Up Display een waar‐
schuwingssymbool weergegeven.
SymboolMaatregelSymbool brandt rood: vooralarm.
Remmen en afstand vergroten.Symbool knippert rood en er klinkt
een signaal: acute waarschuwing.
Oproep om in te grijpen door rem‐
men en evt. uitwijken.Seite 150BedieningVeiligheid150
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Vooralarm
Een vooralarm wordt bijv. gegeven bij een drei‐
gend botsingsgevaar of bij zeer geringe af‐
stand tot een voorligger.
De bestuurder moet bij een vooralarm zelf in‐
grijpen.
Acute waarschuwing met remfunctie
Een acute waarschuwing wordt gegeven bij di‐
rect botsingsgevaar als de auto met een rela‐
tief groot snelheidsverschil een ander object
nadert.
De bestuurder moet bij acute waarschuwing
zelf ingrijpen. Bij botsgevaar wordt de bestuur‐
der evt. door een automatische remingreep ondersteund.
Een acute waarschuwing kan ook zonder voor‐
afgaand vooralarm worden geactiveerd.
Remingreep, City-remfunctie De waarschuwing is een dringend verzoek om
zelf in te grijpen. Tijdens een waarschuwing
wordt, bij het bedienen van de rem, de maxi‐
male remkracht toegepast. Voorwaarde is het
voldoende snel en krachtig indrukken van het
rempedaal.
Daarnaast kan het systeem bij botsingsgevaar
eventueel ondersteuning bieden door een au‐
tomatische remingreep.
De auto kan bij lage snelheid afgeremd worden
tot stilstand.
De remingreep vindt plaats tot ca. 80 km/h.
De remingreep wordt alleen uitgevoerd als de
dynamische stabiliteitscontrole DSC is inge‐
schakeld.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detec‐
tiegebied en de functionele beperkingen.Met radarsensor en actieve
snelheidsregeling: remingreep
De waarschuwing is een dringend verzoek om
zelf in te grijpen. Tijdens een waarschuwing
wordt, bij het bedienen van de rem, de maxi‐
male remkracht toegepast. Voorwaarde is het
voldoende snel en krachtig indrukken van het
rempedaal.
Daarnaast kan het systeem bij botsingsgevaar
ondersteuning bieden door een automatische
remingreep.
De auto kan tot stilstand worden afgeremd.
De remingreep wordt alleen uitgevoerd als de
dynamische stabiliteitscontrole DSC is inge‐
schakeld.
Boven ca. 210 km/h vindt de remingreep plaats
in de vorm van een korte eerste aanremming.
Er vindt geen automatische vertraging plaats.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detec‐
tiegebied en de functionele beperkingen.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Detectiegebied Het detectievermogen van het systeem is be‐
perkt.
Daarom kan het gebeuren dat de systeemre‐
acties niet of te laat plaatsvinden.
Het volgende wordt bijv. mogelijkerwijs niet
herkend:Seite 151VeiligheidBediening151
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15