Page 129 of 292
Rijtips
Hierin vindt u informatie die u in bepaalde situaties of onder bijzondere
gebruiksomstandigheden nodig hebt.Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 130 of 292

Bij het rijden in acht nemenVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Inrijden Algemeen
Bewegende onderdelen moeten op elkaar kun‐
nen inlopen.
De volgende aanwijzingen helpen bij het ver‐
krijgen van een optimale levensduur en zuinig‐
heid voor de auto.
Motor en differentieel
De in het betreffende land geldende snelheids‐
beperkingen in acht nemen.
Tot 2000 km
Maximum toerental en snelheid niet overschrij‐
den:▷4500/min en 160 km/h.
Nooit in vollast- of kickdown-stand rijden en
nooit Launch Control gebruiken.
Vanaf 2000 km
Toerental en snelheid kunnen geleidelijk wor‐
den verhoogd.
Banden
Direct na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km defensief rijden.
Remsysteem Remblokvoeringen en -schijven krijgen pas na
ca. 500 km een goed slijtage- en draagbeeld.
Rij tijdens deze inrijtijd defensief.
Koppeling
De werking van de koppeling is pas na een af‐
stand van ca. 500 km optimaal.
Gedurende deze inrijperiode de koppeling be‐
hoedzaam gebruiken.
Na vervanging van onderdelen
Opnieuw de aanwijzingen voor het inrijden in
acht nemen, indien later bij het rijden de voor‐
heen besproken componenten worden vervan‐
gen.
Praktische tips voor het
rijden
Bodemvrijheid Beperkte bodemvrijheid in acht nemen
De beperkte bodemvrijheid van de
sDrive35is Z4 in acht nemen, bijvoorbeeld bij
opritten of parkeerplaatsen of bij het rijden
over obstakels. Anders kan er schade ontstaan
aan de auto.◀
Kofferdeksel sluiten Met gesloten kofferdeksel rijden
Alleen met gesloten kofferdeksel rijden,
anders kunnen uitlaatgassen in het interieur
geraken.◀Seite 130RijtipsBij het rijden in acht nemen130
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 131 of 292

Moet met geopend kofferdeksel worden gere‐
den:1.Alle ruiten sluiten.2.De luchthoeveelheid van de airconditioning
of automatische airconditioning sterk ver‐
hogen.
Heet uitlaatsysteem
Heet uitlaatsysteem
Aan het uitlaatsysteem treden hoge tem‐
peraturen op.
De aangebrachte hitteschilden niet verwijde‐
ren of van een anti-corrosielaag voorzien. Let
erop, dat bij het rijden, bij stationair draaien of
bij het parkeren geen makkelijk brandbare ma‐
terialen, zoals bv. hooi, loof, gras enz. in con‐
tact komen met het hete uitlaatsysteem. An‐
ders bestaat brandgevaar, met als mogelijk
gevolg zware verwondingen en materiële
schade.
Hete uitlaatpijp niet aanraken, anders bestaat
risico op brandwonden.◀
Mobiele communicatieapparatuur in
de auto
Mobiele communicatieapparatuur in de
auto
Van het gebruik in het interieur van de auto van
mobiele radioapparatuur, zoals bv. mobiele te‐
lefoons, zonder directe aansluiting op een bui‐
tenantenne wordt afgeraden. Anders is weder‐
zijdse beïnvloeding van de elektronica in de
auto en de mobiele communicatieapparatuur
mogelijk. Bovendien is niet gegarandeerd dat
de straling die bij het zenden ontstaat, uit het
interieur van de auto wordt weggeleid.◀
Aquaplaning
Op natte of modderige wegen kan zich tussen
banden en weg een laagje water vormen.
Dit staat bekend als aquaplaning en kan het
gedeeltelijke of totale verlies van het wegcon‐
tact tot gevolg hebben, waardoor de auto niet
meer bestuurbaar is en niet kan worden ge‐
remd.
Aquaplaning
Op natte of modderige wegen de snel‐
heid verminderen om aquaplaning te voorko‐
men.◀
Door water rijdenBij rustig water slechts tot een waterhoogte
van max. 25 cm en bij deze hoogte max. met
looptempo, tot 10 km/h rijden.
Rekening houden met waterhoogte en
snelheid
Waterstand en looptempo niet overschrijden,
anders kan schade aan motor, elektrische in‐
stallatie en versnellingsbak ontstaan.◀
Veilig remmen
Uw auto is standaard met ABS uitgerust.
In situaties waar dat nodig is, het best vol op
de rem gaan staan.
De auto blijft bestuurbaar. Eventuele hinder‐
nissen met zo rustig mogelijke stuurbewegin‐
gen ontwijken.
Het pulseren van het rempedaal en hydraulisch
regelgeluid wijzen erop dat ABS regelt.
Voorwerpen in het bewegingsveld van de pedalen
Geen voorwerpen in het bewegingsveld
van de pedalen
Vloermatten, tapijt en andere voorwerpen mo‐
gen niet in het bewegingsbereik van de peda‐
len komen, omdat deze anders tijdens de rit de
werking van de pedalen zouden kunnen be‐
lemmeren.
Leg geen extra vloermatten op de aanwezig of
op andere voorwerpen.
Gebruik alleen vloermatten die voor de auto
vrijgegeven zijn en adequaat bevestigd kunnen
worden.Seite 131Bij het rijden in acht nemenRijtips131
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 132 of 292

Let erop dat de vloermatten weer veilig beves‐
tigd kunnen worden, nadat deze verwijderd
zijn, bijv. om ze te reinigen.◀
Nat weer
Bij nat weer of sterke regen over een afstand
van enkele kilometer licht remmen.
Andere verkeersdeelnemers daarbij niet hinde‐
ren.
Door de warmte die ontstaat drogen de rem‐
schijven en -blokken.
De remkracht staat indien nodig onmiddellijk
ter beschikking.
Afdalingen Op lange of steil hellende routes in de versnel‐
ling rijden, waarin het minst moet worden ge‐
remd. Anders kan het remsysteem oververhit
geraken en wordt de remwerking gereduceerd.
De remwerking van de motor kan door terug‐
schakelen, eventueel tot in de eerste versnel‐
ling, verder worden versterkt.
Terugschakelen naar handmatige modus van
de 8-traps- automatische transmissie, zie pa‐
gina 66.
Terugschakelen naar handmatige modus van
de 7-traps- automatische transmissie met
dubbele koppeling, zie pagina 69.
Belasting van de rem vermijden
Overmatige belasting van de rem vermij‐
den. Lichte maar permanente druk op het rem‐
pedaal kan hoge temperaturen, remblokslijtage
en eventueel het uitvallen van het remsysteem
tot gevolg hebben.◀
Niet met stationair toerental rijden
Niet met ingetrapte koppeling, in statio‐
nair toerental of met afgezette motor rijden,
omdat dan de remwerking van de motor of de
ondersteuning van remkracht en besturing
ontbreekt.◀Corrosie van de remschijf
Corrosie van de remschijven en verontreini‐
ging van de remblokvoeringen worden bevor‐
derd door:▷Gering gebruik van de auto.▷Lange tijden van stilstand.▷Geringe belasting.
De vereiste minimumbelasting voor de zelfrei‐
nigende werking van de schijfrem wordt daar‐
door niet bereikt.
Gecorrodeerde remschijven veroorzaken bij
het remmen een wrijvingseffect, dat meestal
niet meer kan worden verwijderd.
Condenswater bij afgezette auto In de airconditioning ontstaat condenswater
dat onder de auto wegloopt.
Dergelijke watersporen op de grond zijn dus
normaal.
Belading Overbelading van de auto
De auto niet overbeladen om de toelaat‐
bare belastbaarheid van de banden niet te
overschrijden. Anders kunnen de banden over‐
verhit raken en inwendige beschadigingen op‐ lopen. Onder bepaalde omstandigheden is
plotseling bandenspanningsverlies het ge‐ volg.◀
Zware voorwerpen vastzetten
Zware en harde voorwerpen niet in het
interieur vervoeren, omdat deze bij bijv. rem-
en uitwijkmanoeuvres kunnen worden rondge‐
slingerd en een gevaar voor de inzittenden
kunnen vormen.◀
Geen vloeistoffen in de bagageruimte
Er zorg voor dragen dat geen vloeistoffen
in de bagageruimte uitlopen, daardoor kan
schade aan de auto ontstaan.◀
Seite 132RijtipsBij het rijden in acht nemen132
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 133 of 292

Bagage opbergen
Bagageruimte▷Zware bagage: zoveel mogelijk naar voren
opbergen, direct achter de scheidings‐
wand van de bagageruimte en naar on‐
deren.▷Scherpe randen en hoeken afdekken.
Belading bij geopende hardtop
Voor het openen van de hardtop de af‐
scheiding van de bagageruimte naar onderen
klappen en op juiste belading letten, anders
kunnen delen van de hardtop worden bescha‐
digd.◀
Afscheiding van de bagageruimte naar on‐
deren klappen, zie pagina 43.
Dwarsplank Belading van de dwarsplank
Voor het beladen van het dwarsgeplaat‐
ste opbergvak de stoelen niet tegelijkertijd he‐
lemaal naar voren schuiven, op de hoogste
stand zetten en de leuningen naar voren kante‐
len. Anders kunnen stoelen tegen de afdich‐
ting van de voorruit, tegen de zonnekap en te‐
gen de dakhemel stoten en deze
beschadigen.◀
Lichte en kleine voorwerpen kunnen op het
dwarsgeplaatste opbergvak getransporteerd
worden.
Lading vastzetten
Bagageruimte
Kleine en licht voorwerpen met spanbanden
bagageruimtenet of bevestigingsbanden vast‐
zetten.
Dwarsplank Bij uw dealer zijn sjormiddelen verkrijgbaar.
Voor het bevestigen van deze bagagespanrie‐
men dienen vier sjorogen achter de stoelen.
Volg de bij de bagagespanriemen meegele‐
verde informatie op.
Sjorogen van het dwarsgeplaatste
opbergvak
De sjorogen uitsluitend voor het bevesti‐
gen van bagage gebruiken.
De sjorogen uitsluitend voor het bevestigen
van bagage gebruiken. Geen bovenste ISO-FIX
bevestigingsriem vasthaken. Anders beveiligt
het kinderveiligheidssysteem veel minder
goed.◀
Boven:
Seite 133Bij het rijden in acht nemenRijtips133
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 134 of 292

Onder:
Brandstof besparen
Algemeen Uw auto bevat omvangrijke techniek voor het
reduceren van de verbruiks- en emissiewaar‐
den.
Het brandstofverbruik hangt van verschillende
factoren af.
Door bepaalde maatregelen, de rijstijl en regel‐
matig onderhoud, zie pagina 247, kunnen het
brandstofverbruik en de milieubelasting wor‐
den beïnvloed.
Onnodige bagage verwijderen Extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik.
Aanbouwdelen na gebruik verwijderen Niet vereiste extra buitenspiegels, achterklep‐
dragers na gebruik verwijderen.
Aanbouwdelen aan de auto zijn van invloed op
de aërodynamica en verhogen het brandstof‐
verbruik.
Ruiten sluiten
Een geopend dak verhoogt de luchtweerstand
en daardoor het brandstofverbruik.
Banden
Algemeen
Banden kunnen op verschillende wijze van in‐
vloed zijn op de verbruikswaarden, zo kan bijv.
door de bandendiameter het verbruik worden
beïnvloed.
De bandenspanning regelmatig
controleren
Bandenspanning, zie pagina 237, ten minste
tweemaal per maand en voor een lange rit con‐
troleren en ev. corrigeren.
Te geringe bandenspanning vergroot de rol‐
weerstand en verhoogt daardoor het brand‐
stofverbruik en de bandenslijtage.
Direct wegrijden
Motor niet in stilstand laten warmdraaien, maar
onmiddellijk met matig toerental wegrijden.
De koude motor komt hierdoor sneller op be‐
drijfstemperatuur.
Anticiperend rijden
Onnodig optrekken en afremmen voorkomen.
Hiervoor voldoende afstand tot voorliggers
houden.
Anticiperen en gelijkmatig rijden verlaagt het
brandstofverbruik.
Hoge motortoerentallen vermijden
De 1e versnelling alleen gebruiken bij het weg‐
rijden. Vanaf de 2e versnelling snel accelere‐
ren. Daarbij hoge motortoerentallen en te
vroeg opschakelen vermijden.
Bij het bereiken van de gewenste snelheid naar
de hoogst mogelijke versnelling schakelen en
zo mogelijk met een lager motortoerental en
constante snelheid rijden.Seite 134RijtipsBij het rijden in acht nemen134
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 135 of 292

In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
De schakelpuntindicator, zie pagina 75, van de
auto geeft de meest energiezuinige versnelling
aan.
Afremmen op de motor Bij het naderen van een rood verkeerslicht van
het gaspedaal gaan en de auto in de hoogst
mogelijke versnelling laten uitrollen.
Op hellende routes van het gaspedaal gaan en
de auto in de passende versnelling laten rollen.
De brandstoftoevoer wordt bij decelereren on‐
derbroken.
De motor bij langere stops afzetten
Motor bij langere stops, bv. bij stoplichten,
overwegen of in de file, afzetten.
Start- en stopautomaat motorDe auto-start-stop-functie zet de motor tijdens
een stilstand automatisch af.
Wordt de motor afgezet en aansluitend weer
gestart, dan dalen het brandstofverbruik en
emissies in vergelijking tot een permanent
draaiende motor. Besparingen kunnen al wor‐
den gerealiseerd bij een motorstop van enkele
seconden.
Het brandstofverbruik hangt tevens af van ver‐
dere factoren, zoals bijv. de rijstijl, de wegom‐
standigheden, het onderhoud of milieufacto‐
ren.
Meer aanwijzingen over de auto-start-stop-
functie, zie pagina 58.
Functies die momenteel niet worden
benodigd uitschakelen
Voor functies zoals bijv. automatische aircon‐
ditioning is veel extra energie nodig en zij ver‐
bruiken extra brandstof, in het bijzonder in het
stop & go verkeer.Deze functies daarom uitschakelen als zij niet
echt worden gebruikt.
Onderhoud laten uitvoeren Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. Het onderhoud door uw service‐
dienst laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 247, in acht nemen.Seite 135Bij het rijden in acht nemenRijtips135
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 136 of 292
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15