Page 49 of 292

Gordel sluiten
Het gordelslot moet bij het sluiten hoorbaar
vastklikken.
Gordel openen
1.Gordel vasthouden.2.Rode toets in het slot indrukken.3.Gordel naar het oprolmechanisme gelei‐
den.
Veiligheidsgordelherinnering voor
bestuurder en passagier
Het controlelampje gaat branden en
er klinkt een signaal. Op het Control
Display wordt bovendien een melding
getoond. Controleren of de veiligheidsgordel
correct is omgedaan.
De gordelherinnering wordt actief, voor zover
de veiligheidsgordel op de bestuurderszijde
nog niet is omgegespt. Bij enkele landuitvoe‐
ringen wordt de gordelherinnering vanaf
ca. 8 km/h tevens actief wanneer de passa‐
giersgordel nog niet werd bevestigd of zware
voorwerpen op de passagiersstoel liggen.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
Na een aanrijding of bij een beschadiging:
Veiligheidsgordels inclusief de gordelspanners
vervangen en gordelverankering laten contro‐
leren.
Veiligheidsgordels controleren en ver‐
vangen
De werkzaamheden alleen aan de service‐
dienst toevertrouwen, anders is een correcte
werking van deze veiligheidsvoorziening niet
gewaarborgd.◀
Stoel- en spiegelmemory Algemeen
Er kunnen twee verschillende bestuurders‐
stoel- en buitenspiegelpositie per afstandsbe‐ diening worden opgeslagen en opgeroepen.
De instelling van de leuningbreedte en de len‐
densteun wordt niet opgeslagen.
Opslaan
1.Stand-by van de radio of ontsteking in‐
schakelen, zie pagina 56.2.Gewenste stoel- en buitenspiegelpositie
instellen.3. Toets indrukken. LED in de toets
licht.4.Gewenste geheugentoets 1 of 2 indrukken:
LED dooft.
Als de M-toets abusievelijk wordt ingedrukt:
Toets opnieuw indrukken. LED dooft.
Seite 49InstellenBediening49
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 50 of 292

Positie oproepenMemory niet tijdens het rijden oproepen
Memory niet tijdens het rijden oproepen
anders bestaat risico op ongevallen door een
onverwachte beweging van de stoel of het
stuurwiel.◀
Comfortfunctie1.Bestuurdersportier openen of stand-by van
de radio inschakelen, zie pagina 56.2.Gewenste geheugentoets 1 of 2 kort in‐
drukken.
De instelling wordt automatisch tot de eindpo‐
sitie uitgevoerd.
Het proces wordt afgebroken als een schake‐
laar van de stoelverstelling of een van de toet‐
sen wordt ingedrukt.
Veiligheidsfunctie
1.Bestuurdersportier sluiten en contact in- of
uitschakelen, zie pagina 56.2.Gewenste toets 1 of 2 ingedrukt houden
tot de afstelprocedure is afgesloten.
Spiegels
Buitenspiegels
Algemeen Afstand juist inschatten
In de spiegel zichtbare objecten, zijn
dichterbij dan het lijkt. De afstand tot het ach‐
teropkomende verkeer niet inschatten op
grond van het zicht in de spiegels; dit kan het
risico op ongevallen vergroten.◀
De instelling van de buitenspiegels wordt voor
de momenteel gebruikte afstandsbediening
opgeslagen. Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de opgeslagen positie automatisch op‐
geroepen.
Overzicht1Instellen2In- en uitklappen3Links/rechts, stoeprandautomatiek
Spiegel selecteren
Omschakelen op andere spiegel:
Spiegel-omschakelaar 3 verschuiven.
Elektrisch instellen Analoog aan toetsbeweging.
Posities opslaan Stoel- en spiegelmemory, zie pagina 49.
Handmatig instellen Bij o.a. een defect van de elektrische installatie
tegen de randen van het spiegelglas drukken.
Stoeprandautomatiek
Met ingeschakelde achteruitversnelling kantelt
het spiegelglas op de passagierszijde iets
neer. Daardoor wordt het zicht bv. bij het inpar‐
keren op de stoeprand of op andere hindernis‐
sen dichtbij de grond verbeterd.
Seite 50BedieningInstellen50
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 51 of 292

Activeren1.Spiegelomschakelaar in stand bestuur‐
dersspiegel schuiven, pijl 1.2.Achteruitversnelling of keuzehendelstand
R inschakelen.
Uitschakelen
Spiegelomschakelaar in stand rechter buiten‐
spiegel schuiven, pijl 2.
In- en uitklappenToets 2 indrukken.
Mogelijk tot ca. 20 km/h.
Gunstig, bv.
▷In wasinstallaties.▷In nauwe straten.▷Om handmatig ingeklapte spiegels weer
terug te klappen.
Ingeklapte spiegels klappen bij ca. 40 km/h au‐
tomatisch uit.
In wasstraat inklappen
Spiegels voor het wassen in wasstraten
met de hand of de toets inklappen, zij kunnen
anders door de breedte van de auto worden
beschadigd.◀
Automatische verwarming Beide buitenspiegels worden bij lopende mo‐
tor of ingeschakeld contact automatisch ver‐
warmd.
Binnenspiegel
Vermindering van verblinding
Verblindende werking van achteren bij nachte‐
lijke ritten: knop draaien.
Binnen- en buitenspiegels,
zelfdimmend
Voor de besturing van de zelfdimmende bin‐
nen- en buitenspiegels zijn twee fotocellen
aangebracht in de binnenspiegel. Eén bevindt
zich in de spiegellijst of in de spiegel, zie pijl,
de andere op de achterkant van de spiegel.
Voor een goede werking:
▷Fotocellen schoonhouden.▷Gebied tussen binnenspiegel en voorruit
niet bedekken.Seite 51InstellenBediening51
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 52 of 292
Stuurwiel
Algemeen Niet tijdens het rijden veranderen
Het stuurwiel niet instellen tijdens de rit,
anders dreigt gevaar voor ongevallen als ge‐
volg van een plotse beweging.◀
Instellen1.Hendel naar beneden klappen.2.Stuurwiel in langsrichting en hoogte aan‐
passen aan de stoelpositie.3.Hendel weer terugdrukken.
Hendel niet met geweld terugdrukken
Hendel niet met geweld terugdrukken,
het mechanisme kan worden beschadigd.◀
Stuurwielverwarming
In-/uitschakelen
Toets indrukken.
▷Aan: LED licht.▷Uit: LED dooft.Elektrische stuurwielvergrendeling
Bij enkele uitvoeringen is de auto uitgerust met
een elektrische stuurwielvergrendeling.
Het stuurwiel ver- of ontgrendelt automatisch,
zie pagina 56:▷Bij het verwijderen of aanbrengen van de
afstandsbediening.▷Met comforttoegang bij het herkennen van
een afstandsbediening buiten of binnenin
de auto.Seite 52BedieningInstellen52
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 53 of 292

Kinderen veilig vervoerenVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
De juiste plaats voor
kinderen
Opmerking Kinderen in de auto
Kinderen niet zonder toezicht in de auto
achterlaten; zij kunnen zichzelf en andere per‐
sonen in gevaar brengen door bv. de portieren
te openen.◀
Kinderen op de passagiersstoel
Moet een kinderzitje een keer op de passa‐
giersstoel worden gebruikt, dan moeten voor-
en zij-airbag aan passagierszijde zijn uitge‐
schakeld. De deactivering van de
passagiersairbag kan alleen met de sleutel‐
schakelaar voor passagiersairbag, zie pa‐
gina 94, worden uitgevoerd.
Passagiersairbags deactiveren
Wordt op de passagiersstoel een kinder‐
zitje gebruikt, dan moeten de passagiersair‐
bags uitgeschakeld zijn; anders bestaat bij het
in werking treden van de airbags, zelfs bij ge‐
bruik van een kinderzitje, een verhoogd risico
op lichamelijk letsel voor het kind.◀Kinderen in de geschikte veiligheidssys‐
temen voor kinderen vervoeren.
Kinderen die jonger zijn dan 12 jaar of kleiner
dan 150 cm alleen in geschikte veiligheidssys‐
temen voor kinderen vervoeren, anders lopen
zij bij een ongeval een verhoogd risico op let‐
sel.◀
Montage van
veiligheidssystemen voor
kinderen
Veiligheidssystemen voor kinderen
Voor elke leeftijdsgroep en gewichtsklasse is
bij uw servicedienst een geschikt kinderzitje
verkrijgbaar.
Opmerkingen Fabrieksgegevens van de veiligheidssys‐
temen voor kinderen
Bij het kiezen, inbouwen en gebruiken van vei‐
ligheidssystemen voor kinderen de informatie van de fabrikant over het systeem in acht ne‐
men, anders kan de beschermende werking worden belemmerd.◀
Kinderzitjes na een ongeval
Na een eventuele aanrijding alle onder‐
delen van het kinderveiligheidssysteem en het betreffende gordelsysteem laten controleren
en zo nodig laten vervangen.
Deze werkzaamheden uitsluitend toevertrou‐
wen aan de servicedienst.◀
In de handel gebruikelijke veiligheidssystemen
voor kinderen zijn voor de bevestiging met een
heupgordel of met het heupgordeldeel van een
driepuntsgordel uitgerust. Verkeerd of ondes‐
kundig gemonteerde veiligheidssystemen voor
kinderen kunnen het gevaar voor letsel vanSeite 53Kinderen veilig vervoerenBediening53
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 54 of 292

kinderen verhogen. Neem de aanwijzingen
voor de montage van het systeem steeds
nauwkeurig in acht.
Naar achteren gericht kinderzitje Naar achteren gericht kinderzitje
Wordt op de passagiersstoel een naar
achteren gericht kinderzitje gebruikt, dan moe‐
ten de passagiersairbags uitgeschakeld zijn;
anders bestaat bij het in werking treden van de
airbags, zelfs bij gebruik van een kinderzitje,
een verhoogd risico op lichamelijk letsel of le‐
vensgevaar voor het kind.◀
De aanwijzing op de zonneklep van de passa‐
gierszijde in acht nemen.
op de passagiersstoel
Stoelpositie
De passagiersstoel voor de montage van een
universeel veiligheidssysteem voor kinderen in
de achterste en bovenste stand brengen, om
de best mogelijke ligging van de gordel te be‐
reiken. Deze zittinghoogte niet meer wijzigen.
Leuningbreedte
1.Breedte-instelling van de leuning volledig
openen, zie pagina 48.2.Kinderzitje monteren.
Leuningbreedte bij kinderzitje
Vóór montage van een veiligheidssys‐
teem voor kinderen op de passagiersstoel
moet de leuningbreedte maximaal zijn. De in‐
stelling niet meer veranderen, want dan is de
stabiliteit van het kinderzitje beperkt.◀
Kinderzitjebevestiging
ISOFIX
Opmerking Fabrieksgegevens van het ISOFIX-veilig‐
heidssysteem voor kinderen
Voor het aanbrengen en gebruiken van ISO‐
FIX-veiligheidssystemen voor kinderen de be‐
dienings- en veiligheidsaanwijzingen van de fa‐
brikant van het systeem opvolgen, anders kan
de beschermende werking worden belem‐
merd.◀
Juiste ISOFIX-veiligheidssystemen
voor kinderen
Geen kinderzitjesbevestiging met boven‐
ste ISOFIX bevestigingsriem gebruiken
De auto is niet uitgevoerd met een bevestiging
voor een bovenste ISOFIX bevestigingsriem.
Daarom alleen kinderveiligheidssystemen ge‐
bruiken die niet met een bovenste ISOFIX be‐
vestigingsriem moeten worden bevestigd, op‐
dat de veiligheid optimaal blijft gewaarborgd.◀
De volgende ISOFIX-veiligheidssystemen voor
kinderen mogen op de beschreven plaatsen in
uw auto worden gebruikt. De betreffende klas‐
sen vindt u op de kinderzitjes.PassagiersstoelA - ISO / F2B - ISO / F3B1 - ISO/F2XE - ISO/R1D - ISO/R2Seite 54BedieningKinderen veilig vervoeren54
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 55 of 292
Bevestigingen voor onderste ISOFIX-verankeringen
Voor het aanbrengen van het kinderzitje de
gordel uit de nabijheid van de bevestiging van
het kinderzitje wegtrekken.
Onderste ISOFIX-verankeringen goed
vergrendelen
Erop letten dat de beide onderste ISOFIX-ver‐
ankeringen correct vergrendeld zijn en dat het
kinderveiligheidssysteem stevig tegen de leu‐
ning aanligt, anders kan de beschermende
werking worden belemmerd.◀
Passagiersstoel
De bevestigingspunten voor de onderste ISO‐
FIX-verankeringen bevinden zich op de met
pijlen gemarkeerde punten in de spleet tussen
zitting en rugleuning.
Om de ISOFIX-verankeringen van de passa‐
giersstoel makkelijker te kunnen bereiken, kunt
u de rugleuning iets naar achteren doen hellen.
De rugleuning na de montage van het veilig‐
heidssysteem voor kinderen opnieuw in een
rechte stand brengen.
Seite 55Kinderen veilig vervoerenBediening55
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 56 of 292

RijdenVoertuiguitrusting
In dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Contactslot Afstandsbediening in het start-/
contactslot steken
De afstandsbediening tot de aanslag in het
contactslot steken.
▷De radio schakelt in stand-by. De afzon‐
derlijke stroomverbruikers zijn gebruiks‐
klaar.▷De elektrische stuurwielvergrendeling, zie
pagina 52, ontgrendelt hoorbaar.
Afstandsbediening in het contactslot
steken
Om de auto te bewegen de afstandsbediening
in het contactslot steken, de elektrische stuur‐
wielvergrendeling wordt anders niet ontgren‐
deld en de auto kan niet worden bestuurd.◀
Comforttoegang
Met comforttoegangsysteem is het aanbren‐
gen van de afstandsbediening in het contact‐
slot alleen in uitzonderlijke situaties nodig, zie
pagina 38.
Afstandsbedieninguit het contactslot
verwijderen
Afstandsbediening niet met kracht uit het
contactslot trekken
De afstandsbediening niet met geweld uit het
start-/contactslot trekken, het kan worden be‐
schadigd.◀
Om de vergrendeling op te heffen, de af‐
standsbediening eerst tot de aanslag indruk‐
ken alvorens deze te verwijderen.▷Het contact wordt uitgeschakeld, indien
het nog was ingeschakeld.▷De elektrische stuurwielvergrendeling, zie
pagina 52, vergrendelt hoorbaar.
Sport-automatische transmissie
Bij het verwijderen van de afstandsbediening
uit het contactslot wordt automatisch keuze‐
hendelstand P ingeschakeld. Om ervoor te zor‐
gen dat de auto bijv. in een wasstraat kan rol‐
len, de aanwijzingen in hoofdstuk wassen van
de auto opvolgen, zie pagina 262.
Start-/stopknop
Seite 56BedieningRijden56
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15