Page 233 of 292
Mobiliteit
Om uw mobiliteit altijd te garanderen, krijgt u
hier belangrijke informatie over brandstoffen, wielen en banden, onderhoud en pech-hulp.Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 234 of 292

TankenVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Algemeen Op tijd tanken
Op zijn laatst bij een actieradius onder
50 km tanken, anders is het functioneren van
de motor niet gewaarborgd en kan schade ont‐
staan.◀
Klep voor de tankdop Openen1.Klep van de tankdop bij de achterste rand
aanraken.2.Tankdop tegen de wijzers van de klok in
draaien.3.Tankdop in de houder op de klep aanbren‐
gen.
Sluiten
Tankdop aanbrengen en rechtsom vastdraaien
tot duidelijk een klik hoorbaar is.
Bevestigingsband niet samendrukken
De aan de tankdop bevestigde band niet
knellen, anders kan de tankdop niet correct
worden gesloten en kunnen motorbrandstof‐
dampen ontsnappen.◀
Klep van de tankdop handmatig
ontgrendelen
Bij een storing in de werking kunt u de klep van
de tankdop handmatig ontgrendelen:
Knop met benzinepompsymbool in bagage‐
ruimte uittrekken. Klep van de tankdop wordt
ontgrendeld.
Bij het tanken letten op Brandstoftank niet overvullen
Brandstoftank niet overvullen, anders
kan door brandstofuitstroming schade aan het
milieu en de auto ontstaan.◀
Werken met brandstoffen
De bij tankstations geldende veiligheids‐
regels in acht nemen.◀
Seite 234MobiliteitTanken234
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 235 of 292
Bij het tanken het vulpistool in de vulbuis han‐
gen. Het vulpistool tijdens het tanken niet op‐
tillen, dit leidt tot▷Voortijdig uitschakelen.▷Een verminderde terugvoer van brandstof‐
dampen.
De brandstoftank is vol wanneer het vulpistool
voor de eerste keer afslaat.
Brandstoftankinhoud
Ca. 55 liter.
Seite 235TankenMobiliteit235
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 236 of 292

BrandstofkwaliteitVoertuiguitrusting
In dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Benzine
De benzine moet voor een optimaal brandstof‐
verbruik zwavelvrij of in ieder geval zwavelarm
zijn.
Brandstoffen, die aan de pomp als metaalhou‐
dend zijn aangeduid, mogen niet worden ge‐
bruikt.
Uitsluitend loodvrije benzine tanken zon‐
der metaalhoudende additieven
Geen loodhoudende benzine of benzine met
metaalhoudende additieven, zoals mangaan of
ijzer tanken, anders kan dat leiden tot blijvende
schade aan de katalysator en andere onderde‐
len.◀
Er kunnen brandstoffen met een maximaal
ethanolaandeel van 10 %, dus E10, worden
getankt.
Geen ethanol E85 tanken
Geen E85, d.w.z. brandstof die uit 85 %
ethanol bestaat, of FlexFuel tanken, anders
ontstaan beschadigingen aan de motor en het
brandstofsysteem.◀
De motor heeft een pingelregeling. Vandaar
dat verschillende benzinekwaliteiten kunnen
worden getankt.Benzinekwaliteit
Superbenzine met RON 95.
Minimumkwaliteit
Benzine loodvrij met RON 91.
Minimumkwaliteit
Geen benzine onder de aangegeven mi‐
nimumkwaliteit tanken, anders kan de motor‐
functie niet worden gegarandeerd.◀Seite 236MobiliteitBrandstofkwaliteit236
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 237 of 292

Wielen en bandenVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Bandenspanning Informatie aangaande uw veiligheidVan de conditie van de banden en het aanhou‐
den van de voorgeschreven bandenspanning
hangen niet alleen de levensduur van de ban‐
den, maar ook in hoge mate het rijcomfort en
vooral de veiligheid af.
Bandenspanning controleren
Banden hebben een natuurlijk, gelijkmatig
drukverlies.
De bandenspanning regelmatig controle‐
ren
De bandenspanning regelmatig controleren en
zo nodig corrigeren: minstens tweemaal per
maand en vóór een lange rit. Een verkeerde
bandenspanning kan een nadelige invloed op
de koersstabiliteit of een beschadiging van de
band tot gevolg hebben en daardoor tot onge‐
vallen leiden.◀
Banden worden warm tijdens het rijden en met
de temperatuur van de band stijgt de banden‐
spanning. De bandenspanningsindicaties heb‐
ben betrekking op koude banden, resp. ban‐
den met omgevingstemperatuur.Bandenspanning alleen met koude banden
controleren. Dat wil zeggen na max. 2 km rij‐
den of als de auto minimaal 2 uur geparkeerd
stond.
Luchtapparaten kunnen tot wel 0,1 bar te wei‐
nig aangeven.
Bij bandenpechwaarschuwing: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
de bandenpechwaarschuwing opnieuw initiali‐
seren, zie pagina 96.
Bij bandenspanningscontrole: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
een reset van de bandenspanningscontrole
uitvoeren, zie pagina 99.
Bandenspanningen
De spanningswaarden voor de goedgekeurde
bandenmaten vindt u ook op de portierstijl bij
geopend bestuurdersportier.
Indien u de snelheidsletter van uw band niet bij
de spanningswaarden vindt, geldt de banden‐
spanning voor de desbetreffende maat, bijv.
225/45 R 17.
Na een correctie van de bandenspanning de
bandenpechwaarschuwing opnieuw initialise‐
ren, zie pagina 96.
Bandenmaat
De spanningsspecificaties gelden voor de door
BMW goedgekeurde bandenmaten en de aan‐
bevolen bandenfabrikanten, die bij de dealer
kunnen worden opgevraagd.
Seite 237Wielen en bandenMobiliteit237
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 238 of 292

Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte van 3 mm niet onderschrijden.
Bij minder dan 3 mm profieldiepte bestaat ri‐
sico op aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel van 4 mm niet
onderschrijden.
Bij een profieldiepte van minder van 4 mm is
winterbestendigheid beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
Aanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:
▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk trek‐
ken naar links of rechts.Bij beschadiging van de banden
Bij een aanwijzing op beschadiging van
de band meteen de snelheid verlagen en de
velgen en banden direct laten controleren, an‐
ders bestaat er een verhoogd gevaar op onge‐
vallen.
Voorzichtig naar de dichtstbijgelegen service‐
dienst of bandenspecialist rijden.
De auto zo nodig erheen laten slepen.◀
Reparatie van een beschadigde band
De fabrikant van uw auto raadt om veilig‐
heidsredenen aan beschadigde banden niet te
repareren, maar te vervangen. Anders kan ge‐
volgschade niet worden uitgesloten.◀
Banden met
noodeigenschappen
Aanduiding
RSC-codering op de zijwand van de band.
De wielen bestaan uit begrensd zelfdragende
banden en bijzondere velgen.
Door de versteviging van de zijwand kan er met
de band bij spanningsverlies nog beperkt wor‐
den doorgereden.
Doorrijden met beschadigde banden, zie pa‐
gina 98.
Vervangen van banden met
noodeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodeigenschappen gebruiken. Ingeval van
Seite 238MobiliteitWielen en banden238
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 239 of 292

pech staat geen reservewiel ter beschikking.
Uw servicedienst geeft u graag advies.
Leeftijd van de banden
Aanbeveling Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐
lijk na 6 jaar vervangen.
Productiedatum
Op de zijkant van de band:
DOT … 0313: de band werd in de
03e week 2013 geproduceerd.
Vervangen van wielen en
banden
Montage Aanwijzingen voor het monteren van
banden
Montage incl. balanceren alleen toevertrouwen
aan de servicedienst of bandenvakhandel.
Bij ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden bestaat het gevaar van gevolgschade en de
daarmee verbonden veiligheidsrisico's.◀
Wielbandcombinatie
Over de juiste wiel-bandcombinatie en velguit‐
voeringen voor uw auto informeert u uw servi‐
cedienst.
Door verkeerde wiel-bandcombinaties worden
verschillende systemen qua werking beïn‐
vloed, bv. ABS of DSC.
Om de goede rij-eigenschappen te behouden
mogen alleen banden van hetzelfde merk en
met hetzelfde profiel worden gemonteerd.
Na bandenpech moet zo snel mogelijk weer de
oorspronkelijke wiel-bandcombinatie worden
gemonteerd.Vrijgegeven velgen en banden
De fabrikant van uw auto adviseert om al‐
leen velgen en banden te gebruiken die voor
het betreffende autotype werden vrijgegeven.
Er kan bv. als gevolg van toleranties ondanks
gelijke bandenmaat, contact met de carrosse‐
rie ontstaan en daardoor kunnen zware onge‐
vallen worden veroorzaakt.
Bij niet goedgekeurde velgen en banden kan
de fabrikant van uw auto niet bepalen of ze ge‐
schikt zijn en daardoor niet instaan voor de vei‐
ligheid.◀
Aanbevolen bandenmerken
Per bandenmaat worden bepaalde banden‐
merken door de fabrikant van uw auto aanbe‐
volen. Deze kunnen worden herkend aan een
ster op de zijwand van de band.
Bij deskundig gebruik voldoen deze banden
aan de hoogste standaarden voor wat betreft
de veiligheid en de rij-eigenschappen.
Coverbanden De fabrikant van uw auto raadt u aan geen co‐
verbanden te gebruiken.
Coverbanden
Door mogelijkerwijze verschillende kar‐
kassen die al wat ouder zijn, kan de levensduur
worden beperkt en zodoende de rijveiligheid in
het geding zijn.◀
Seite 239Wielen en bandenMobiliteit239
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Page 240 of 292

WinterbandenAanbevolen worden winterbanden voor ge‐
bruik op winterse wegen of bij temperaturen
onder +7 ℃.
Zogenaamde banden voor het gehele jaar met
M+S-codering hebben weliswaar betere win‐
tereigenschappen dan zomerbanden, bereiken
echter in het algemeen niet het prestatiever‐
mogen van winterbanden.
Maximumsnelheid van winterbanden
Als de maximumsnelheid van de auto hoger is
dan de snelheid die voor de winterbanden is
toegestaan, moet een overeenkomstige stic‐
ker in het zicht van de bestuurder worden aan‐
gebracht. Deze sticker is bij de bandenspecia‐
list of bij de servicedienst verkrijgbaar.
Maximumsnelheid voor winterbanden
De maximumsnelheid voor de betref‐
fende winterbanden aanhouden, anders kun‐
nen er beschadigingen aan de banden en daar‐
door ongevallen ontstaan.◀
Banden met noodeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodeigenschappen gebruiken. Ingeval van
pech staat geen reservewiel ter beschikking.
Uw servicedienst geeft u graag advies.
Verwisselen van de wielen tussen de
assen
De fabrikant van uw auto raadt u van een wis‐
selen van de voorste wielen naar achteren en
omgekeerd af.
Daardoor kunnen de rijeigenschappen worden
beïnvloed.
Als verschillende banden zijn gemonteerd, is
een dergelijk wisselen niet toegestaan.
Opslag Verwijderde wielen of banden moeten koel,
droog en zo mogelijk in het donker worden be‐
waard.Bescherm banden tegen olie, vet en brandstof.
De op de zijkant van de band weergegeven
maximumbandenspanning niet overschrijden.
Sneeuwkettingen Slechts bepaalde sneeuwkettingen met fijne
schakels zijn door BMW getest, als verkeers‐
veilig beoordeeld en aanbevolen. Uw service‐
dienst kan u hierover meer informatie ver‐
schaffen.
Het gebruik is slechts paarsgewijs op de ach‐
terwielen toegestaan. Bij de montage de voor‐
schriften van de fabrikant van de sneeuwket‐
tingen in acht nemen. Bij het rijden met
sneeuwkettingen een snelheid van 50 km/h
niet overschrijden.
Na een montage van sneeuwkettingen de ban‐
denpechwaarschuwing niet initialiseren, omdat
dit tot onjuiste weergaven kan leiden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen verdient
het aanbeveling, om DTC voor korte tijd te ac‐
tiveren, zie pagina 105.Seite 240MobiliteitWielen en banden240
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15