In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
De schakelpuntindicator, zie pagina 75, van de
auto geeft de meest energiezuinige versnelling
aan.
Afremmen op de motor Bij het naderen van een rood verkeerslicht van
het gaspedaal gaan en de auto in de hoogst
mogelijke versnelling laten uitrollen.
Op hellende routes van het gaspedaal gaan en
de auto in de passende versnelling laten rollen.
De brandstoftoevoer wordt bij decelereren on‐
derbroken.
De motor bij langere stops afzetten
Motor bij langere stops, bv. bij stoplichten,
overwegen of in de file, afzetten.
Start- en stopautomaat motorDe auto-start-stop-functie zet de motor tijdens
een stilstand automatisch af.
Wordt de motor afgezet en aansluitend weer
gestart, dan dalen het brandstofverbruik en
emissies in vergelijking tot een permanent
draaiende motor. Besparingen kunnen al wor‐
den gerealiseerd bij een motorstop van enkele
seconden.
Het brandstofverbruik hangt tevens af van ver‐
dere factoren, zoals bijv. de rijstijl, de wegom‐
standigheden, het onderhoud of milieufacto‐
ren.
Meer aanwijzingen over de auto-start-stop-
functie, zie pagina 58.
Functies die momenteel niet worden
benodigd uitschakelen
Voor functies zoals bijv. automatische aircon‐
ditioning is veel extra energie nodig en zij ver‐
bruiken extra brandstof, in het bijzonder in het
stop & go verkeer.Deze functies daarom uitschakelen als zij niet
echt worden gebruikt.
Onderhoud laten uitvoeren Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. Het onderhoud door uw service‐
dienst laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 247, in acht nemen.Seite 135Bij het rijden in acht nemenRijtips135
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte van 3 mm niet onderschrijden.
Bij minder dan 3 mm profieldiepte bestaat ri‐
sico op aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel van 4 mm niet
onderschrijden.
Bij een profieldiepte van minder van 4 mm is
winterbestendigheid beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
Aanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:
▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk trek‐
ken naar links of rechts.Bij beschadiging van de banden
Bij een aanwijzing op beschadiging van
de band meteen de snelheid verlagen en de
velgen en banden direct laten controleren, an‐
ders bestaat er een verhoogd gevaar op onge‐
vallen.
Voorzichtig naar de dichtstbijgelegen service‐
dienst of bandenspecialist rijden.
De auto zo nodig erheen laten slepen.◀
Reparatie van een beschadigde band
De fabrikant van uw auto raadt om veilig‐
heidsredenen aan beschadigde banden niet te
repareren, maar te vervangen. Anders kan ge‐
volgschade niet worden uitgesloten.◀
Banden met
noodeigenschappen
Aanduiding
RSC-codering op de zijwand van de band.
De wielen bestaan uit begrensd zelfdragende
banden en bijzondere velgen.
Door de versteviging van de zijwand kan er met
de band bij spanningsverlies nog beperkt wor‐
den doorgereden.
Doorrijden met beschadigde banden, zie pa‐
gina 98.
Vervangen van banden met
noodeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodeigenschappen gebruiken. Ingeval van
Seite 238MobiliteitWielen en banden238
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Remblokvoeringen inrij‐den 130
Remkrachtverdeling, elektro‐ nische 103
Remlicht, adaptief 102
Remlichten, dynamisch 102
Remlichten, vervangen van de lamp 251
Remmen, aanwijzingen 131
Remmen, ABS 103
Remmen, parkeerrem 60
Remote App 229
Remote services 229
Remschijven inrijden 130
Reservezekeringen 254
Resterende afstand, zie Ac‐ tieradius 74
Richtingaanwijzer 61
Richtingaanwijzer, controle-/ waarschuwingslampje 14
Richtingaanwijzer, kort knip‐ peren 61
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 130
Rijdynamiek control 104
Rijlicht, zie Stads-/ dim‐ licht 87
Rijtips 130
Rokerspakket, zie Aanste‐ ker 120
Rondom de hemelbekle‐ ding 17
Roosters, zie Luchtroos‐ ter 111
Roosters, zie Ventila‐ tie 113 , 117
Routebegeleiding 150
Routebegeleiding, dyna‐ misch 157
Routecriteria, route 150
Routegedeelte mijden 152
Routegeleiding met tussen‐ reisdoelen 147
Routes mijden 150
Routeverloop 151
Route weergeven 151 RPA Bandenpechwaarschu‐
wing 96
RSC Runflat System Compo‐ nent, zie Banden met nood‐
loopvoorzieningen 238
RTTI real-time verkeersinfor‐ matie 155
Rubber, onderhoud 264
Rugleuningbreedeverstel‐ ling 48
Ruit 41
Ruitbediening 41
Ruit, comfortbediening 33
Ruiten ontdooien en condens verwijderen, airconditio‐
ning 113, 116
Ruitenreiniging, sproeier‐ vloeistof 63
Ruitensproeierreservoir 63
Ruitenwisserbladen vervan‐ gen 249
Ruitenwisserinstallatie 62
Ruitenwisser, zie Ruitenwis‐ serinstallatie 62
Ruit, inklembeveiliging 42
Ruitreiniging 62
Ruitreiniging, sproeiers 63
Run Flat banden 238
S
Schaal wijzigen van naviga‐ tie 154
Schade, banden 238
Schakelaar voor passagiers‐ airbags 94
Schakelaar voor rijdyna‐ miek 104
Schakelaar, zie Cockpit 12
Schakelpaddels op het stuur‐ wiel, 7-traps-automatische-
versnellingsbak 69
Schakelpaddels op het stuur‐ wiel, 8-traps-automatische-
versnellingsbak 66
Schakelpuntindicator 75 Schroefsleutel/schroeven‐
draaier, zie Boordgereed‐
schap 249
Sensoren, onderhoud 265
Servicebehoefte, CBS Condi‐ tion Based Service 247
Servicebehoefte, weer‐ gave 80
Servicepartner 228
Services, remote 229
Servotronic 106
Sigarettenaansteker, zie Aan‐ steker 120
Skifoedraal, zie Doorlaadope‐ ning met geïntegreerd trans‐
portfoedraal 122
Slepen 257
Sleutelschakelaar voor passa‐ giersairbags 94
Sleutel, zie Geïntegreerde sleutel/afstandsbedie‐
ning 30
Slijtagemarkeringen in de banden 238
Sluiten, van binnenuit 35
Sluiten, van buiten 32
Sluiten, zie Vergrendelen 33
SMS 212
Snap-in-adapter, mobiele te‐ lefoon 207
Snap-in-adapter, zie Opberg‐ vak van de middenarm‐
steun 124
Sneeuwkettingen 240
Snelheidsaanduiding, zie Snelheidsmeter 14
Snelheidslimiet 85
Snelheidslimiet, zie Snel‐ heidsbegrenzing 85
Snelheidsmeter 14
Snelheidsregeling 107
Snelheidsregeling, functie‐ storing 109
Software actualiseren 188
Software-onderdeelnum‐ mer 196 Seite 287Alles van A tot ZOpzoeken287
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15