Centrale vergrendelingPrincipe
De centrale vergrendeling treedt in werking,
als het bestuurdersportier gesloten is.
Gelijktijdig worden ontgrendeld of vergrendeld:▷Portieren.▷Kofferdeksel.▷Tankdopklep.▷Middenarmsteun.
Bediening van buitenaf
▷Via de afstandsbediening.▷Via het portierslot aan bestuurderszijde.▷Met comforttoegang via de portiergreep
van de bestuurders- of passagierszijde.
Tegelijkertijd met het ver- en ontgrendelen
met de afstandsbediening:
▷Afhankelijk van de uitvoering wordt de dief‐
stalbeveiliging mee in-/uitgeschakeld. De
diefstalbeveiliging verhindert, dat de por‐
tieren via de veiligheidsknoppen of de por‐
tieropener kunnen worden ontgrendeld.▷Begroetingsverlichting, interieurverlichting
en instapverlichting worden in- en uitge‐
schakeld.▷Alarminstallatie wordt geactiveerd of ge‐
deactiveerd, zie pagina 40.
Bediening van binnenuit
Met de toets voor de centrale vergrendeling.
Is de auto van binnenuit vergrendeld, blijft de
tankdopklep ontgrendeld.
Bij een zwaar ongeval ontgrendelt de centrale
vergrendeling automatisch.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie en interi‐
eurverlichting worden ingeschakeld.
Openen en sluiten: van
buitenaf
Met de afstandsbediening
Algemeen Afstandsbediening meenemen
Personen of huisdieren in de auto kun‐
nen de portieren van binnen uit vergrendelen.
De afstandsbediening bij het verlaten van de
auto daarom altijd meenemen, zodat de auto
altijd weer van buitenaf kan worden geopend.◀
Voorwaarden voor het bedienen van de neer‐
laatbare hardtop met de afstandsbediening:▷Portieren en bagageklep zijn gesloten.▷Afscheiding van de bagageruimte omlaag‐
geklapt en aan beide zijden vergrendeld,
zie pagina 43.
Ontgrendelen
Toets indrukken. Auto wordt ontgrendeld.
Er kan worden ingesteld, hoe de auto wordt
ontgrendeld.
Instelling wordt voor de momenteel gebruikte
afstandsbediening opgeslagen.
1."Instellingen"2."Portiervergrendeling"Seite 32BedieningOpenen en sluiten32
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
3."Laatst opgesl. zitpositie"
FunctiestoringenLokale radiogolven kunnen de afstandsbedie‐
ning storen.
In dit geval de auto met de geïntegreerde sleu‐
tel via het portierslot ontgrendelen en vergren‐
delden.
Bij auto's zonder alarminstallatie of comfort‐
toegang kan het bestuurdersportier alleen met
de geïntegreerde sleutel via het portierslot
worden ontgrendeld en vergrendeld.
Als het vergrendelen niet meer mogelijk is met
een afstandsbediening, is de accu leeg. De af‐
standsbediening voor een langere reis gebrui‐
ken, zodat de accu wordt opgeladen, zie pa‐
gina 30.
In de afstandsbediening voor de comforttoe‐
gang is een batterij aangebracht die evt. moet
worden vervangen, zie pagina 39.
Via het portierslot
Van buitenaf vergrendelen
De auto niet van buitenaf vergrendelen
als zich daarin personen bevinden, omdat een
ontgrendelen van binnenuit bij sommige ex‐
portuitvoeringen niet mogelijk is.◀
Sleutel verwijderen voordat aan de por‐
tierhandgreep wordt getrokken
Alvorens aan de portierhandgreep buiten te
trekken de sleutel verwijderen, anders kunnen
lak en sleutel worden beschadigd.◀
Bij sommige landuitvoeringen wordt de alarm‐
installatie ingeschakeld als via het portierslot
wordt ontgrendeld.
Auto met de afstandsbediening ontgrendelen
of de afstandsbediening tot de aanslag in het
contactslot steken om het alarm te beëindigen.
Handmatige bediening
Bij een elektrisch defect met de geïntegreerde
sleutel via het portierslot het bestuurderspor‐
tier ont- of vergrendelen.
Openen en sluiten: van
binnenuit
Afstandsbediening meenemen
Personen of huisdieren in de auto kun‐
nen de portieren van binnen uit vergrendelen.
De afstandsbediening bij het verlaten van de
auto daarom altijd meenemen, zodat de auto
altijd weer van buitenaf kan worden geopend.◀Seite 35Openen en sluitenBediening35
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Ontgrendelen
De handgreep omhoog trekken, pijl 1. Komt
overeen met het drukken van de toets
.
Wordt na het ontgrendelen een afstandsbedie‐
ning in het interieur herkend, dan ontgrendelt
de elektrische stuurwielvergrendeling, zie pa‐
gina 56.
Vergrendelen
Op het vlak, pijl 2, drukken.
Komt overeen met het drukken van de toets
.
Om de accu te sparen, erop letten dat voor het
vergrendelen het contact en alle stroomver‐
bruikers zijn uitgeschakeld.
Ruit- en kapbediening Vanaf stand-by van de radio kunnen de ruiten
en de kap worden geopend en gesloten als
zich een afstandsbediening in het interieur van
de auto bevindt.
Kofferdeksel afzonderlijk
ontgrendelen
Druk op de bovenste helft van het BMW em‐
bleem. Komt overeen met het drukken van de
toets
.
Als bij een vergrendelde auto een abusievelijk
in de bagageruimte achtergelaten afstandsbe‐
diening wordt herkend, opent het kofferdeksel
weer. De alarmknipperlichten knipperen en af‐
hankelijk van de uitvoering klinkt een geluids‐
signaal.
Inschakelen van de stand-by van deradio
Door te drukken op de start-/stopknop wordt
de standby-functie van de radio ingeschakeld,
zie pagina 57.
Hierbij niet het rem- of koppelingspedaal in‐
drukken, anders wordt de motor gestart.
Starten van de motor
De motor kan worden gestart of de ontsteking
ingeschakeld, wanneer zich een afstandsbe‐
diening in het interieur van de auto bevindt. De
sleutel hoeft niet in het contactslot te hoeven
gestoken, zie pagina 56.
Motor afzetten bij sport-
automatische-versnellingsbak
Bij het afzetten van de motor wordt automa‐
tisch keuzehendelstand P geselecteerd, be‐
halve wanneer N is geselecteerd en de af‐
standsbediening in het contactslot steekt.
Rijden in een wasstraat bij sport-
automatische-versnellingsbak
Om ervoor te zorgen dat de auto bijv. in een
wasstraat kan rollen, de aanwijzingen in hoofd‐
stuk wassen van de auto opvolgen, zie pa‐
gina 262.
Storing
Comforttoegangssysteem kan door lokale ra‐
diogolven worden gestoord, bijv. door een mo‐
Seite 38BedieningOpenen en sluiten38
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
biele telefoon in directe nabijheid van de af‐
standsbediening of door het laden van een
mobiele telefoon in de auto.
Auto in dergelijke gevallen met de toetsen op
de afstandsbediening of met de geïntegreerde
sleutel via het deurslot openen of sluiten.
Om de motor daarna te starten, afstandsbedie‐
ning in het contactslot steken.
Controlelampen Waarschuwingslampje op het instru‐
mentenpaneel brandt bij de poging
om de motor te starten: starten van
de motor niet mogelijk.
De afstandsbediening is niet in de auto of
wordt verstoord. Afstandsbediening mee in de
auto nemen of laten controleren. Indien nodig,
een andere afstandsbediening in het contact‐
slot steken.
Waarschuwingslampje op het instru‐
mentenpaneel brandt bij draaiende
motor: de afstandsbediening is niet
meer in de auto.
Na het afzetten van de motor is opnieuw star‐
ten alleen nog binnen de tijdspanne van ca.
10 seconden mogelijk.
Waarschuwingslampje op het instru‐
mentenpaneel brandt en een melding
verschijnt op het Control Display:
batterij van de afstandsbediening vervangen.Batterij vervangen
In de afstandsbediening voor de comforttoe‐
gang is een batterij aangebracht die evt. moet
worden vervangen.1.Geïntegreerde sleutel uit de afstandsbe‐
diening nemen, zie pagina 30.2.Deksel verwijderen.3.Batterij van hetzelfde type met de pluskant
naar boven plaatsen.4.Deksel dichtdrukken.
Lege batterijen op de daarvoor bestemde
adressen of bij uw servicedienst inleve‐
ren.
Alarminstallatie Principe De alarminstallatie reageert op:
▷Openen van een portier, de motorkap of
het kofferdeksel.▷Bewegingen in het interieur van de auto.
Interieurbeveiliging, zie pagina 41.▷Wanneer de hoek van het voertuig veran‐
dert, bijv. bij een poging om een wiel te
stelen of bij het wegslepen.▷Onderbreking van de accuspanning.
Op ingrepen door onbevoegden reageert de
alarminstallatie afhankelijk van de exportuit‐
voering met:
▷Akoestisch alarm.Seite 39Openen en sluitenBediening39
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
▷Inschakelen van de waarschuwingsknip‐
perlichtinstallatie.
Inschakelen en uitschakelen
Tegelijkertijd met het vergrendelen en ont‐
grendelen van de auto via de afstandsbedie‐
ning of de comforttoegang wordt eveneens de
alarminstallatie in- of uitgeschakeld.
Portierslot bij geactiveerde
alarminstallatie
Bij het ontgrendelen via een portierslot treedt
bij enkele landafhankelijke uitvoeringen het
alarm in werking.
Om dit alarm te beëindigen, auto met de af‐
standsbediening ontgrendelen of de afstands‐
bediening tot de aanslag in het contactslot ste‐
ken.
Kofferdeksel bij geactiveerde
alarminstallatie
De kofferdeksel kan tevens bij geactiveerde
alarminstallatie worden geopend via de af‐
standsbediening.
Toets van de afstandsbediening gedu‐
rende ca. één seconde indrukken.
Openingshoogte van het kofferdeksel in
acht nemen
Het kofferdeksel kantelt bij het openen naar
achteren en naar boven. Zorg ervoor dat bij het
openen van het kofferdeksel voldoende ruimte
beschikbaar is, anders kan het worden bescha‐
digd.◀
Door het sluiten wordt de klep weer vergren‐
deld en bewaakt.
Bij sommige landuitvoeringen kan de koffer‐
deksel alleen met de afstandsbediening ge‐
opend worden als daarvoor de auto ontgren‐
deld is.
Alarm beëindigen
▷De auto met de afstandsbediening ont‐
grendelen, zie pagina 32.▷De afstandsbediening tot de aanslag in het
contactslot steken.▷Bij comforttoegangssysteem: bij meege‐
nomen afstandsbediening aan de portier‐
handgreep trekken.
Controlelamp aan de binnenspiegel
▷Controlelamp knippert om de 2 seconden:
Het systeem is geactiveerd.▷Controlelamp knippert na het vergrende‐
len:
Portieren, motorkap of kofferdeksel zijn
niet correct gesloten, het overige gedeelte
is beveiligd.
Controlelampje knippert dan voortdurend
na ongeveer 10 seconden. Interieurbe‐
scherming en hellingshoeksensor zijn niet
actief.▷Controlelampje dooft na het ontgrendelen:
Aan de auto werd niet gemanipuleerd.▷Controlelampje knippert na het ontgrende‐
len zo lang, tot de afstandsbediening in het
contactslot wordt gestoken, echter niet
langer dan ongeveer 5 minuten:
Alarm werd geactiveerd.
Hellingshoeksensor
Hellingshoek van de auto wordt bewaakt.
De alarminstallatie reageert bv. bij de poging
van diefstal van de wielen of wegslepen.
Seite 40BedieningOpenen en sluiten40
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
InterieurbeveiligingBewaakt wordt het interieur tot de hoogte van
de zittingen. Zodoende wordt ook met geo‐
pende hardtop de alarminstallatie inclusief de
interieurbeveiliging geactiveerd. Door naar be‐
neden vallende voorwerpen, bijv. bladeren, kan ongewenst alarm worden geactiveerd, zie On‐
gewenst alarm voorkomen.
Ongewild alarm vermijden
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging kunnen samen worden uitgeschakeld, bv. in de
volgende situaties:▷In wasstraten of autowasserijen.▷In duplexgarages.▷Bij het transport op autotreinen, op zee of
op een aanhangwagen.▷Bij dieren in de auto.
Hellingshoeksensor en
interieurbeveiliging uitschakelen
Toets van de afstandsbediening op‐
nieuw binnen 10 seconden indrukken, zodra
de auto vergrendeld is.
Controlelamp brandt ca. 2 seconden en knip‐
pert dan continu.
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging zijn
tot ze opnieuw worden ont- en vergrendeld uit‐
geschakeld.
Ruitbediening Algemeen Afstandsbediening meenemen
De afstandsbediening bij het verlaten van
de auto meenemen, anders kunnen bv. kinde‐
ren de ruitbediening activeren en zich verwon‐
den.◀
Inklemgevaar
De ruit tijdens het sluiten observeren en
ervoor zorgen dat het bewegingsbereik vrij is,
anders kan lichamelijk letsel worden veroor‐
zaakt.◀
Openen, sluiten
Afzonderlijk▷De schakelaar tot het drukpunt drukken:
De ruit gaat open zolang de schakelaar
wordt gehouden.
Sluiten geschiedt op dezelfde wijze door
het trekken aan de schakelaar.▷De schakelaar door het drukpunt heen
drukken:
De ruit opent automatisch.
Opnieuw drukken stopt het openen.
Gezamenlijk
▷De schakelaar tot het drukpunt drukken:
Alle ruiten gaan open zolang de schakelaar
wordt gehouden.Seite 41Openen en sluitenBediening41
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
StoringDe waarschuwingslamp brandt als
het systeem is uitgevallen.
Op het Control Display wordt een
melding weergegeven. Meer informatie, zie pa‐
gina 84.
Park Distance Control PDC
Principe PDC helpt u bij het inparkeren.
Langzame benadering van een object achter
(en bij de juiste uitvoering ook vóór) uw auto
wordt gemeld door:▷Geluidssignalen.▷Optische aanduiding.
Meting
Voor de meting zijn ultrasoon-sensoren in de
bumpers aangebracht.
De actieradius bedraagt ca. 2 m.
Akoestische waarschuwing volgt pas:
▷Bij de sensoren voor en de beide hoeksen‐
soren achter bij ca. 60 cm.▷Bij de middelste sensoren achteraan bij
ca. 1,50 m.
Grenzen van het systeem
Bovendien verkeerssituatie observeren
PDC kan de persoonlijke inschatting van
de verkeerssituatie niet vervangen. De ver‐
keerssituatie rondom de auto controleren door
zelf te kijken. Anders zou er gevaar voor onge‐
vallen kunnen ontstaan, bv. door verkeersdeel‐
nemers of voorwerpen die zich buiten het de‐
tectiebereik van de PDC bevinden.
Luide geluidsbronnen buiten en binnen de
auto kunnen de PDC-signaaltoon overstem‐
men.◀
Snel rijden met PDC vermijden
Snel toerijden op een voorwerp vermij‐
den.
Snel wegrijden vermijden als PDC nog niet ac‐
tief is.
Het systeem kan anders op basis van fysieke
omstandigheden te laat waarschuwen.◀
Grenzen van de ultrasoonmeting Het herkennen van voorwerpen kan worden
beperkt aan de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals:▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen.▷Bij dunne of wigvormige onderdelen.▷Bij lage voorwerpen.▷Bij voorwerpen met hoeken en scherpe
kanten.
Reeds weergegeven, lage voorwerpen, bv.
stoepranden, kunnen in het dode bereik van de
sensoren komen voordat of nadat reeds een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Hoger liggende, vooruitstekende voorwerpen,
bv. uitspringende muren, kunnen niet worden
herkend.
Loos alarm
PDC kan onder de volgende voorwaarden een
waarschuwing weergeven, hoewel er zich geen
obstakel in het detectiebereik bevindt:
▷Bij krachtige regen.▷Bij sterke verontreiniging of ijsvorming van
de sensoren.▷Bij met sneeuw bedekte sensoren.▷Bij ruw wegdek.▷In grote, rechthoekige gebouwen met
gladde muren, bv. ondergrondse garages.▷Door sterke uitlaatgassen.▷Door andere ultrasone bronnen, bv. veeg‐
machines, stoomstraalreinigers of buislam‐
pen.Seite 109RijcomfortBediening109
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Hulp in geval van noodVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Waarschuwingsknipper- lichten
De toets voor de waarschuwingsknipperlichten
bevindt zich in de middenconsole.
Intelligente noodoproep Voorwaarden
▷Stand-by van de radio is ingeschakeld.▷Noodoproepsysteem functioneert.▷De in de auto geïntegreerde SIM-kaart is
geactiveerd.▷ConnectedDrive contract is aanwezig.
SOS-toets uitsluiten indrukken in noodgeval‐
len.
Ook wanneer er geen noodoproep via BMW
mogelijk is, is het mogelijk dat een noodoproep
wordt opgebouwd naar een publiek alarmnum‐
mer. Dit is onder andere afhankelijk van het
mobiele netwerk en de nationale wetgeving.
Noodoproep niet gewaarborgd
De noodoproep kan om technische rede‐
nen onder ongunstige omstandigheden niet
worden gewaarborgd.◀
Noodoproep versturen1.Om te openen de afdekklep aantippen.2.De SOS-toets indrukken tot LED in de
toets licht.▷LED licht: noodoproep geactiveerd.
Als een onderbrekingscontrole op het
Control Display wordt weergegeven, kan
de noodoproep worden afgebroken.
Indien de omstandigheden dit toelaten, in
de auto wachten tot de spraakverbinding
tot stand is gekomen.▷LED knippert, als de verbinding met het
alarmnummer tot stand is gebracht.
Bij een BMW noodoproep worden gege‐
vens die voor het bepalen van de vereiste
reddingsmaatregelen dienen, bv. de ac‐
tuele positie van de auto, indien deze kan
worden bepaald, aan de alarmcentrale
doorgegeven. Als wedervragen van de
noodoproepcentrale onbeantwoord blijvenSeite 255Hulp in geval van noodMobiliteit255
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15