Aanduidingenop het Control Display
U kunt de boorddomputer tevens via iDrive op‐
roepen.1."Voertuiginfo"2."Boordcomputer" of "Reiscomputer"
Indicaties op de "Boordcomputer":
▷Actieradius.▷Afstand tot reisdoel.▷Verwachte aankomsttijd, als: in het naviga‐
tiesysteem een reisdoel werd ingevoerd,
zie pagina 140.
Indicaties op de "Reiscomputer":
▷Vertrektijd.▷Rijtijd.▷Afstand.
Bij beide indicaties wordt het volgende ge‐
toond:
▷Gemiddelde snelheid.▷Gemiddeld verbruik.
Verbruik en snelheid resetten
U kunt de waarden voor de gemiddelde snel‐
heid en het gemiddelde brandstofverbruik te‐
rugstellen:
1.De betreffende menuvermelding selecte‐
ren en Controller indrukken.2.Om te bevestigen, nogmaals Controller in‐
drukken.
Reisboordcomputer terugzetten
Alle waarden terugzetten:
1."Voertuiginfo"2."Reiscomputer"3."Terugzetten"
Schakelpuntindicator
Principe
Dit systeem geeft advies over de versnelling
die in de actuele rijsituatie het zuingst in ver‐
bruik is. Indien u in een andere versnelling zui‐
niger kunt rijden, krijgt u aanwijzingen voor het
op- of terugschakelen.
Systeem activeren/deactiveren
Seite 75WeergavenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
trouwbare melding van een bandenspannings‐
verlies niet gewaarborgd.
Na aanpassing van de bandenspanning op een
nieuwe waarde en na het verwisselen van een
band of wiel het systeem terugzetten.
Altijd wielen met RDC-elektronica gebruiken,
zodat een storingsvrije werking van het sys‐
teem is gegarandeerd.
Statusweergave1. Toets indrukken. Het startmenu
wordt opgeroepen.2."Voertuiginfo"3."Voertuigstatus"4."RDC"5.De status wordt weergegeven.
Toestandsaanduiding op het Control
Display
De banden- en systeemtoestand wordt door
de kleur van de banden weergegeven.
RDC houdt er rekening mee dat de banden‐
spanning zich tijdens het rijden verandert.
Alle wielen groen Het systeem is actief en waarschuwt bij afwij‐
king van de laatst opgeslagen bandenspannin‐
gen.
"RDC Actief" wordt op het Control Display
weergegeven.
Een wiel geel
Bandenpech of een groter spanningsverlies in
de weergegeven banden. Op het Control Dis‐
play wordt een melding weergegeven.
Alle wielen geel
▷Bandenpech of een groter spanningsver‐
lies in meerdere banden.▷Het systeem is na het wielen verwisselen
niet teruggezet en waarschuwt bij afwijkingvan de laatst opgeslagen bandenspannin‐
gen.▷Bandenpech aan een of meerdere banden
tijdens het terugzetten van het systeem.
Op het Control Display wordt een melding
weergegeven.
Alle wielen grijs Het systeem kan geen bandenpech herken‐
nen.
Redenen hiervoor kunnen zijn:
▷RDC werd teruggezet.▷Tijdelijke storing door installaties of appa‐
ratuur met dezelfde zendfrequentie.▷Storing.
Extra informatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanningen weergegeven. De
getoonde waarden zijn de huidige meetwaar‐
den en kunnen veranderen door het rijden of
door weersomstandigheden.
Systeem terugzetten Na aanpassing van de bandenspanning op een
nieuwe waarde en na ieder verwisselen van een band of wiel het systeem resetten.
1. Toets indrukken. Het startmenu
wordt opgeroepen.2."Voertuiginfo"3."Voertuigstatus"4."Bandenspanning initialis."5.Motor starten, maar niet wegrijden.6.Met "Bandenspanning initialis." het terug‐
zetten van het systeem starten.7.Wegrijden. De banden worden grijs weer‐
gegeven en "RDC wordt geïnitialiseerd"
wordt weergegeven.
Na korte rijtijd boven 30 km/h worden de inge‐
stelde bandenspanning als voorgeschreven
waarde overgenomen. Het terugzetten van het
Seite 99VeiligheidBediening99
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Wielen en bandenVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Bandenspanning Informatie aangaande uw veiligheidVan de conditie van de banden en het aanhou‐
den van de voorgeschreven bandenspanning
hangen niet alleen de levensduur van de ban‐
den, maar ook in hoge mate het rijcomfort en
vooral de veiligheid af.
Bandenspanning controleren
Banden hebben een natuurlijk, gelijkmatig
drukverlies.
De bandenspanning regelmatig controle‐
ren
De bandenspanning regelmatig controleren en
zo nodig corrigeren: minstens tweemaal per
maand en vóór een lange rit. Een verkeerde
bandenspanning kan een nadelige invloed op
de koersstabiliteit of een beschadiging van de
band tot gevolg hebben en daardoor tot onge‐
vallen leiden.◀
Banden worden warm tijdens het rijden en met
de temperatuur van de band stijgt de banden‐
spanning. De bandenspanningsindicaties heb‐
ben betrekking op koude banden, resp. ban‐
den met omgevingstemperatuur.Bandenspanning alleen met koude banden
controleren. Dat wil zeggen na max. 2 km rij‐
den of als de auto minimaal 2 uur geparkeerd
stond.
Luchtapparaten kunnen tot wel 0,1 bar te wei‐
nig aangeven.
Bij bandenpechwaarschuwing: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
de bandenpechwaarschuwing opnieuw initiali‐
seren, zie pagina 96.
Bij bandenspanningscontrole: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
een reset van de bandenspanningscontrole
uitvoeren, zie pagina 99.
Bandenspanningen
De spanningswaarden voor de goedgekeurde
bandenmaten vindt u ook op de portierstijl bij
geopend bestuurdersportier.
Indien u de snelheidsletter van uw band niet bij
de spanningswaarden vindt, geldt de banden‐
spanning voor de desbetreffende maat, bijv.
225/45 R 17.
Na een correctie van de bandenspanning de
bandenpechwaarschuwing opnieuw initialise‐
ren, zie pagina 96.
Bandenmaat
De spanningsspecificaties gelden voor de door
BMW goedgekeurde bandenmaten en de aan‐
bevolen bandenfabrikanten, die bij de dealer
kunnen worden opgevraagd.
Seite 237Wielen en bandenMobiliteit237
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15