3Voorste ruiten openen en slui‐
ten 414Buitenspiegels in- en uitklappen 505Buitenspiegel instellen, parkeerfunc‐
tie 506Stadslicht 87Dimlicht 87Automatische verlichtingsrege‐
ling 88
Adaptieve bochtverlichting 88
Grootlichtassistent 897Mistachterlicht 908Richtingaanwijzers 61Grootlicht, lichtsignaal 89Grootlichtassistent 89Parkeerlicht 89Boordcomputer 74Instellingen en informatie over de
auto 779Instrumentenpaneel 1410Toetsen op stuurwielVan radiozender wisselen
Muziektitel kiezen
Van TV-programma wisselen
Bladeren in het telefoonboek en
in lijsten met opgeslagen tele‐
foonnummersVolgende entertainment-bronLuchtrecirculatie 11611Ruitenwissers 62Regensensor 6212Motor starten/afzetten en contact
in-/uitschakelen 5613Contactslot 5614Stuurwielverwarming 5215Claxon, gehele vlak16Stuurwiel instellen 5217Snelheidsregeling 10718Toetsen op stuurwielTelefoon 196VolumeSpraakverwerkingssysteem acti‐
veren/deactiveren 2519Motorkap ontgrendelen 24220Kofferdeksel openen 36Seite 13BedieningsorganenOverzicht13
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Personal Profile
Principe Sommige functies van de auto kunnen indivi‐
dueel worden ingesteld.▷Instellingen worden automatisch in het
momenteel geactiveerde profiel opgesla‐
gen.▷Bij het ontgrendelen wordt de desbetref‐
fende afstandsbediening herkend en het
daarbij opgeslagen profiel wordt opgeroe‐
pen.▷Persoonlijke instellingen worden ook weer
herkend en opgeroepen, als tussentijds
een andere persoon met een eigen af‐
standsbediening met de auto heeft gere‐
den.
Persoonlijke instellingen worden voor maxi‐
maal vier afstandsbedieningen opgeslagen, bij
comforttoegang voor twee.
Personal Profile instellingen De volgende functies en instellingen kunnen in
een profiel worden opgeslagen.
Meer over de instellingen onder:
▷Toewijzing van de toets favorieten, zie pa‐
gina 23.▷Reactie van de centrale vergrendeling bij
het ontgrendelen van de auto, zie pa‐
gina 32.▷Automatisch ontgrendelen van de auto, zie
pagina 35.▷Automatisch oproepen van de stand van
de bestuurdersstoel en de buitenspiegels
na het ontgrendelen, zie pagina 34.▷Kort knipperen, zie pagina 61.▷Instellingen voor de weergave op het Con‐
trol Display en in het instrumentenpaneel:▷12h/24h-formaat van de klok, zie pa‐
gina 78.▷Datumformaat, zie pagina 79.▷Helderheid op het Control Display, zie
pagina 80.▷Taal op het Control Display, zie pa‐
gina 80.▷Gedeeld scherm, splitscreen, zie pa‐
gina 22.▷Maateenheden voor verbruik, weg/
afstanden en temperatuur, zie pa‐
gina 78.▷Volume Park Distance Control PDC, zie pa‐
gina 110.▷Lichtinstellingen:▷Begroetingslicht, zie pagina 87.▷Uitstapverlichting, zie pagina 88.▷Dagrijlicht, zie pagina 88.▷Grootlichtassistent, zie pagina 89.▷Automatische airconditioning: AUTO-pro‐
gramma, koelfunctie en automatische
luchtrecirculatieregeling geactiveerd/
gedeactiveerd, temperatuur, luchthoeveel‐
heid, luchtverdeling, zie pagina 114.▷Navigatie:▷Spraakuitgave, zie pagina 152.▷Instellingen kaartaanzicht, zie pa‐
gina 154.▷Routecriteria, zie pagina 150.▷Entertainment:▷Geluid instellen, zie pagina 162.▷Radio, opgeslagen zender, zie pa‐
gina 168.▷Cd/multimedia, de als laatst gehoorde
audiobron, zie pagina 170.▷Tv, opgeslagen programma's, zie pa‐
gina 189.▷Telefoon▷Volume, zie pagina 201.Seite 31Openen en sluitenBediening31
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
LichtVoertuiguitrusting
In dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Overzicht0Licht uit
Dagrijlicht1Stadslicht2Dimlicht en begroetingslicht3Automatische verlichtingsregeling, dagrij‐
licht, begroetingslicht, groot licht assistent
en adaptief bochtenlicht
Opent u bij uitgeschakeld contact het bestuur‐
dersportier, dan wordt automatisch de buiten‐
verlichting uitgeschakeld, als de lichtschake‐
laar in stand 0, 2 en 3 staat.
Indien nodig het stadslicht inschakelen, scha‐
kelaarstand 1.
Stand-/dimlicht,
verlichtingsregeling
Stadslicht
Schakelaarstand
: de auto is rondom
verlicht, bv. voor het parkeren.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd in‐
geschakeld laten, anders wordt de accu ontla‐
den en kan de motor ev. niet meer worden ge‐
start.
Voor het parkeren liever het eenzijdige par‐
keerlicht inschakelen, zie pagina 89.
Dimlicht Schakelaarstand
bij ingeschakeld contact:
dimlicht brandt.
Instapverlichting
Bij het parkeren van de auto de schakelaar in
stand
of laten: stads- en interieurver‐
lichting gaan kort branden bij het ontgrendelen
van de auto.
Instapverlichting activeren/
deactiveren
1."Instellingen"2."Licht"3."Begroetingsverlichting"
Instelling wordt voor de momenteel gebruikte
afstandsbediening opgeslagen.
Seite 87LichtBediening87
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Stilstandfunctie:
Teneinde het tegemoetkomend verkeer niet te
verblinden, draait de aanpasbare bochtverlich‐
ting bij stilstand naar de passagierszijde.
Storing Het waarschuwingslampje licht op.
Op het Control Display wordt een
melding getoond. De adaptieve
bochtverlichting heeft een functiestoring of is
uitgevallen. Systeem zo spoedig mogelijk laten
controleren.
Koplampverstelling De koplampverstelling wordt automatisch ge‐
relegd, bijv. bij het accelereren en remmen en
bij oneven belading.
Grootlicht/parkeerlicht1Grootlicht2Lichtsignaal3Parkeerlicht
Parkeerlicht links of rechts
Als extra mogelijkheid kunt u uw auto voor het
parkeren eenzijdig verlichten.
Inschakelen Na het parkeren van de auto de hendel over
het drukpunt heen lang naar boven of naar on‐
der drukken, pijl 3.
Het parkeerlicht ontlaadt de accu. Laat het
daarom niet over een langere tijdspanne inge‐
schakeld, anders kan de motor evt. niet meer
worden gestart.
Uitschakelen
De hendel in tegengestelde richting tot het
drukpunt drukken, pijl 3.
Grootlichtassistent
Principe Met ingeschakeld licht schakelt dit systeem
het grootlicht automatisch in en weer uit. Een
sensor aan de voorzijde van de binnenspiegel
regelt de procedure. De assistent zorgt ervoor
dat het grootlicht wordt ingeschakeld als de
verkeerssituatie dit vereist. Er kan steeds wor‐
den ingegrepen en het grootlicht zoals ge‐
woonlijk worden in- en uitgeschakeld.
Grootlichtassistent inschakelen1.Lichtschakelaar in standdraaien.2.De richtingaanwijzerschakelaar met inge‐
schakeld dimlicht in de richting van het
grootlicht aantikken.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel gaat branden.
Met ingeschakeld licht wordt automa‐
tisch op grootlicht geschakeld en gedimd.
Het systeem reageert op de verlichting van het
tegemoetkomende en vooroprijdende verkeer
alsook op voldoende verlichting in bv. be‐
bouwde kommen.
Seite 89LichtBediening89
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
COMFORT
Voor een evenwichtige aanpassing bij maxi‐
male koersstabiliteit.
COMFORT activeren Toets indrukken, totdat COMFORT
op het instrumentenpaneel is geselec‐
teerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Het geselecteerde programma wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Wegrijassistent
Het systeem ondersteunt bij het wegrijden op
stijgingen. De parkeerrem is hiervoor niet ver‐
eist.
1.Auto met rempedaal houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden gehouden.
Naargelang de belading kan de auto ook een
beetje achteruitrollen.
Vlot wegrijden
Na het loslaten van het rempedaal vlot
wegrijden, anders houdt de wegrijassistent de
auto na ca. 2 seconden niet meer en begint hij
achteruit te rollen.◀
Servotronic
Principe
De servotronic varieert de bij het sturen ver‐
eiste stuurkracht in afhankelijkheid van de
snelheid. Bij lage snelheden wordt de stuur‐
kracht krachtig ondersteund, d.w.z. bij het stu‐
ren is een geringere kracht nodig. Naarmate de
snelheid toeneemt, neemt de mate van stuur‐
bekrachtiging af.
Het systeem werkt automatisch.
Storing
Storingen worden via de Check Control weer‐
gegeven, zie pagina 84.Seite 106BedieningKoersstabiliteitsregelsystemen106
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Geen chemische reiniging
Niet chemisch laten reinigen, omdat het
weefsel hierdoor kan worden aangetast.◀
Alleen met mild zeepsop in ingebouwde toe‐
stand reinigen.
Veiligheidsgordels altijd in volkomen droge
toestand oprollen.
Vloerbedekking en vloermatten Geen voorwerpen in het bewegingsveld
van de pedalen
Vloermatten, tapijt en andere voorwerpen mo‐
gen niet in het bewegingsbereik van de peda‐
len komen, omdat deze anders tijdens de rit de
werking van de pedalen zouden kunnen be‐
lemmeren.
Leg geen extra vloermatten op de aanwezig of
op andere voorwerpen.
Gebruik alleen vloermatten die voor de auto
vrijgegeven zijn en adequaat bevestigd kunnen
worden.
Let erop dat de vloermatten weer veilig beves‐
tigd kunnen worden, nadat deze verwijderd
zijn, bijv. om ze te reinigen.◀
Voor het reinigen kunnen de vloermatten uit de
auto worden genomen.
Bij het plaatsen van de vloermatten deze weer
tegen verschuiven vastzetten.
Vloertapijt bij sterkere vervuiling vloermatten
met een microvezeldoek en water of textielrei‐
niger reinigen. Hierbij in de rijrichting vooruit
en achteruit wrijven, het tapijt kan anders ver‐
vilten.
Reiniging van het interieur
Voor het reinigen van het interieur de
stoelen niet tegelijkertijd helemaal naar voren
schuiven, op de hoogste stand zetten en de
leuningen naar voren kantelen. Anders kunnen
stoelen tegen de afdichting van de voorruit, te‐
gen de zonnekap en tegen de dakhemel stoten
en deze beschadigen.◀Sensoren/camera's
Voor het reinigen van sensoren of camera's
van bijv. grootlichtassistent of Park Distance
Control PDC een met iets glasreiniger bevoch‐
tigde doek gebruiken.
Displays/beeldschermen Voor het reinigen van displays een antistatisch
microvezeldoek gebruiken.
Reiniging van displays
Geen chemische of huishoudelijke
schoonmaakmiddelen gebruiken.
Houd alle vloeistoffen en vocht verwijderd van
het toestel.
Anders kunnen het oppervlak of elektrische
onderdelen worden beschadigd.
Bij het schoonmaken niet te hard drukken en
geen krassende materialen gebruiken, anders
kunnen beschadigingen ontstaan.◀
Auto buiten bedrijf stellen
Uw servicedienst informeert u over wat in acht
moet worden genomen, als de auto langer dan
drie maanden moet worden stilgezet.Seite 265ReinigingMobiliteit265
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
H
Handbediening, 7-traps-auto‐ matische versnellings‐
bak 69
Handbediening, 8-traps-auto‐ matische versnellings‐
bak 66
Handgeschakelde versnel‐ lingsbak 64
Handmatige bediening, be‐ stuurdersportier 35
Handmatige bediening, Park Distance Control PDC 110
Handmatige bediening, par‐ keervergrendeling 70
Handmatige bediening, por‐ tierslot 35
Handmatige bediening, tank‐ dop 234
Handmatige luchtverde‐ ling 113
Handrem, zie Parkeerrem 60
Handzender, wisselende code 119
Hardtop 42
Hardtop, zie Neerlaatbare hardtop 42
Heet uitlaatsysteem 131
Helderheid, van het Control Display 80
Hellingshoeksensor 40
Hemelbekleding 17
Herinneringen 216
Hogedrukreiniger 262
Homepage 6
Hoofdairbags 93
Hoog, geluid 162
Hoogteversteling, stoelen 46
Hoogteversteling, stuur‐ wiel 52
Hoogte, zie Maten 268
Hoogwater 131
Hotline 227
Houder voor afstandsbedie‐ ning, zie Contactslot 56 Houder voor blikjes 126
Houder voor telefoon of mo‐ biele telefoon, zie Snap-in-
adapter 207
Houder voor telefoon of mo‐ biele telefoon, zie Snap-in-
adapter in het opbergvak
van de middenarm‐
steun 124
Hout, onderhoud 264
Huisnummer invoeren, navi‐ gatie 141
Hulp bij het wegrijden 106
Hulpsystemen, zie Koerssta‐ biliteitsregelsystemen 103
I iDrive 18
iDrive, datum en tijd wijzi‐ gen 78
iDrive, maateenheden en weergavevorm wijzigen 78
In-/uitschakelen, zie Groot‐ lichtassistent 89
Inbouwplaats, telefoon 124
Individuele luchtverde‐ ling 113
Informatie over navigatiege‐ gevens 138
Inhouden 269
Initialiseren, bandenpech‐ waarschuwing RPA 97
Inklappen van de rechter bui‐ tenspiegel 50
Inklembeveiliging, ruit 42
Inlichtingendienst 221
Inrijden, rijaanwijzingen 130
Instaplijstverlichting, zie Inte‐ rieurverlichting 91
Instapverlichting 87
Instellingen configureren, zie Personal Profile 31
Instellingen dvd 173
Instellingen en informatie 77 Instellingen, klok, 12h/24h-
modus 79
Instellingen op Control Dis‐ play 80
Instrumentenpaneel 14
Instrumentenverlichting 91
Instrumentenverlichting, zie Instrumentenverlichting 91
Interactieve kaart 145
Interieurbeveiliging 41
Interieurtemperatuur instel‐ len, zie Airconditioning 112
Interieurtemperatuur instel‐ len, zie Automatische air‐
conditioning 114
Interieuruitrusting 118
Interieurverlichting 91
Interieurverlichting, afstands‐ bediening 33
Internet 225
Internetpagina 6
Intervalmelding, servicebe‐ hoefte 80
Intervalstand van de ruiten‐ wissers 62
Invoervergelijking 24
ISOFIX, kinderzitjebevesti‐ ging 54
J
Joystick, zie iDrive 18
K
Kaartaanzicht 153
Kaart in splitscreen 154
Kaart, reisdoel invoeren 145
Kaartvoorstelling in grijstin‐ ten 156
Kalender 215
Katalysator, zie Heet uitlaat‐ systeem 131
Kenmerken van vrijgegeven banden 239 Seite 283Alles van A tot ZOpzoeken283
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Ongeval, zie Noodoproep ac‐tiveren 255
Ongewenst alarm 41
Online, zie BMW Online 223
Ontdooien, ruiten 113
Ontgrendelen, kofferdek‐ sel 38
Ontgrendelen, motorkap 242
Ontgrendelen, ontgrende‐ lingsreactie instellen 32
Ontgrendelen, van binnen‐ uit 36
Ontgrendelen, van buiten 32
Ontgrendelen, zonder af‐ standsbediening, zie Com‐
forttoegang 37
Ontwasemen, ruiten, zie Rui‐ ten ontdooien 113
Opbergvakken 125
Openen en sluiten, comfort‐ toegang 37
Openen en sluiten, van bin‐ nenuit 35
Openen en sluiten van bui‐ ten 32
Openen en sluiten, via de af‐ standsbediening 32
Openen en sluiten, via het portierslot 35
Openen, zie Ontgrendelen 37
Opgeslagen zenders 168
Opmerkingen 6
Opslaan van de zitpositie, zie Stoel- en spiegel-me‐
mory 49
Opslag, banden 240
Opvragen op afstand 203
Overbruggen, zie Start‐ hulp 256
Overhitting van de motor, zie Koelvloeistoftempera‐
tuur 73
Overwinteren, onder‐ houd 265 P
Panne, wiel verwisselen 252
Park Distance Control PDC 109
Parkeerfunctie 50
Parkeerlicht 89
Parkeerrem 60
Parkeerrem, zie Parkeer‐ rem 60
Parkeervergrendeling hand‐ matig ontgrendelen 70
Parkeervergrendeling hand‐ matig ontgrendelen, bij 7-
traps automatische versnel‐
ling 70
Parkeerwaarschuwing, zie PDC 109
Passagiersairbags, deactive‐ ren 95
Passagiersairbags, weer acti‐ veren 95
PDC Park Distance Con‐ trol 109
Pech, bandenpechwaarschu‐ wing RPA 96
Pechhulp 222
Personal Profile 31
Persoonlijke gegevens 209
Plaats invoeren, naviga‐ tie 141
Pleister, zie EHBO-doos 256
Portieren, handmatige bedie‐ ning 35
Portieren ont- en vergrende‐ len, bevestigingssigna‐
len 34
Portieren ont- en vergrende‐ len, van buiten 32
Portieren ver- en ontgrende‐ len, van binnenuit 35
Portiersleutel, zie Afstands‐ bediening met geïnte‐
greerde sleutel 30
Portierslot 35 Postcode invoeren, naviga‐
tie 141
Praktische tips voor het rij‐ den 130
Profiel, banden 238
Profieldiepte, banden 238
R
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening met geïn‐
tegreerde sleutel 30
Radiostand, zie Stand-by van de radio 57
Random 172
RDC, zie Bandenspannings‐ controle 98
RDS 165
Real-time verkeersinformatie, RTTI 155
Rechterbuitenspiegel inklap‐ pen 50
Rechtsrijdend verkeer, lichtin‐ stelling 91
Recirculatie van de lucht, zie Luchtrecirculatie 113, 116
Recycling 248
Recycling van het voer‐ tuig 248
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 103
Regensensor 62
Regionale programma's 166
Reiniging displays 265
Reinigingsvloeistof 63
Reiniging van uw BMW, zie Onderhoud 262
Reisdoel invoeren, naviga‐ tie 140
Reisdoelkeuze via adres‐ boek 142
Reis importeren, online 148
Reis importeren, USB 148
Reizen plannen 147
Remassistent, zie Dynami‐ sche remcontrole 103 Seite 286OpzoekenAlles van A tot Z286
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15