Page 273 of 404

Weergave van het
kilometertel-
lerscherm1
23456 D
Toegestane ver-
snelling(en) 1
1–2 1–3 1–4 1–5 1–6 1–6
OPMERKING: Als u de juiste ver-
snelling voor maximale vertraging
(remmen op de motor) wilt kiezen,
duwt u de keuzehendel kort meer-
dere keren naar links (-) terwijl de
auto vaart mindert. De versnel-
lingsbak schakelt naar de scha-
kelgroep waarin de auto het beste
kan worden afgeremd.
Werking van de overdrive
De automatische transmissie is voor-
zien van een elektronisch geregelde
overdrive (6e versnelling). De ver-
snellingsbak schakelt automatisch
naar de overdrive-versnelling als aan
de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
de schakelhendel staat in de stand DRIVE,
de transmissievloeistof is heeft de juiste temperatuur bereikt, de koelvloeistof heeft de juiste tem-
peratuur bereikt,
de rijsnelheid is voldoende hoog en
de bestuurder trapt het gaspedaal niet diep in.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische transmissie in deze
auto beschikt over een functie die het
brandstofverbruik helpt beperken. Bij
gekalibreerde toerentallen grijpt au-
tomatisch een koppeling in de kop-
pelomvormer aan. Dit kan een iets
ander gevoel of respons geven tijdens
normale werking in de hogere ver-
snellingen. Wanneer de rijsnelheid af-
neemt of soms tijdens het accelereren,
ontkoppelt de koppeling automatisch. OPMERKING: De koppelomvor-
merkoppeling grijpt pas aan wan-
neer de transmissievloeistof en de
motorkoelvloeistof warm zijn
(normaal gesproken na 2 - 5 km
rijden). Omdat het motortoerental
hoger is wanneer de koppelomvor-
merkoppeling niet aangrijpt, kan
het lijken alsof de transmissie in
koude toestand niet naar over-
drive schakelt. Dat is normaal. Ge-
bruik van het schakelsysteem
Electronic Range Select (ERS)
(elektronisch schakelen) wanneer
de versnellingsbak voldoende is
opgewarmd, geeft aan dat de ver-
snellingsbak in en uit de overdrive
kan schakelen.
267
Page 274 of 404

RIJDEN OP GLAD
WEGDEK
OPTREKKEN
Snel optrekken op een besneeuwd,
nat of anderszins glad wegdek kan
doorslippen van de aangedreven wie-
len en zijdelings wegglijden van de
auto tot gevolg hebben. Dit komt voor
wanneer de voorwielen (de aangedre-
ven wielen) verschillende grip heb-
ben.WAARSCHUWING!
Snel optrekken op een glad wegdek
is gevaarlijk. Bij een verschil in grip
van de wielen kan de auto zijwaarts
gaan glijden. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een
aanrijding kunnen veroorzaken.
Trek langzaam op wanneer u weet
dat er weinig grip is (ijs, sneeuw,
nat wegdek, modder, rul zand,
enz.).GRIP
Bij rijden op natte of modderige we-
gen kan een laagje water ontstaan tus-
sen de band en het wegdek. Dit ver-
schijnsel wordt aquaplaning genoemd
en kan ertoe leiden dat de auto gedeel-
telijk of volledig onbestuurbaar wordt
en u niet meer kunt remmen. Volg de
onderstaande aanwijzingen op om het
risico van aquaplaning te verkleinen:
1. Pas uw snelheid aan bij hevige re-
genval en op modderige wegen.
2. Pas uw snelheid aan op wegen met
diepe plassen.
3. Vervang de banden zodra de
bandenslijtage-indicatoren zichtbaar
worden.
4. Zorg voor een juiste bandenspan-
ning.
5. Houd onder alle omstandigheden
voldoende afstand tot het voertuig
vóór u, om aanrijdingen bij een nood-
stop te voorkomen. DOOR WATER RIJDEN
Ga bij het rijden door water met een
diepte van meer dan enkele centime-
ters voorzichtig te werk om schade
aan de auto en lichamelijk letsel te
voorkomen.
STROMEND/OPKOMEND
WATER
WAARSCHUWING!
Rijd niet op of over wegen of paden
met stromend of opkomend water
(bijvoorbeeld na een storm). Stro-
mend water kan het wegdek of de
bovenlaag van het pad wegspoelen
en de auto in dieper water doen
zinken. Bovendien kan de auto snel
worden meegevoerd met het stro-
mende en/of opkomende water. Als
geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwing, kan dit ernstig
of dodelijk letsel tot gevolg hebben
voor u, uw passagiers en anderen in
uw omgeving.
268
Page 275 of 404

ONDIEP STILSTAAND
WATER
Hoewel uw auto in staat is om door
ondiep stilstaand water te rijden,
moet u voordat u dit doet de volgende
waarschuwingen en voorzorgsmaat-
regelen in acht nemen.LET OP!
Controleer altijd de diepte vanhet stilstaande water voordat u
erdoor rijdt. Rijd nooit door stil-
staand water dat tot boven de on-
derkant van de wielvelgen reikt.
Bepaal de staat van de weg of het pad onder water en of zich obsta-
kels onder water bevinden voor-
dat u door het stilstaande water
rijdt.
Rijd niet met een hogere snelheid dan 8 km/u door stilstaand water.
Dit beperkt de golfvorming tot
een minimum.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Rijden door stilstaand water kan schade veroorzaken aan de on-
derdelen van de aandrijflijn. Con-
troleer altijd de vloeistoffen van
de auto (motor, versnellingsbak,
assen etc.) op tekenen van ver-
ontreiniging (d.w.z. witte of
schuimende vloeistof) nadat u
door het stilstaande water bent
gereden. Blijf niet rijden met de
auto als een vloeistof verontrei-
nigd is, aangezien dit verdere
schade tot gevolg kan hebben.
Dergelijke schade wordt niet ge-
dekt door de standaardgarantie
van een nieuwe auto.
Als er water in de motor komt, kan dit onmiddellijke stilstand tot
gevolg hebben en ernstige interne
motorschade veroorzaken. Der-
gelijke schade wordt niet gedekt
door de standaardgarantie van
een nieuwe auto.
WAARSCHUWING!
Rijden door stilstaand water be-perkt de grip. Rijd niet met een
hogere snelheid dan 8 km/u door
stilstaand water.
Rijden door stilstaand water be- perkt het remvermogen van het
voertuig waardoor de remweg
langer wordt. Daarom moet u,
nadat u door stilstaand water
heeft gereden, langzaam blijven
rijden en enkele malen het rem-
pedaal licht intrappen om de
remmen te drogen.
Als er water in de motor komt, kan dit onmiddellijke stilstand tot
gevolg hebben, waarna u niet
meer verder kunt rijden.
Als geen gehoor wordt gegeven aan deze waarschuwingen, kan
dit ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben voor u, uw passa-
giers en anderen in uw omgeving.
STUURBEKRACHTIGING
Het standaard stuurbekrachtigings-
systeem zorgt voor een optimale reac-
tie op stuurmanoeuvres en maakt de 269
Page 276 of 404

auto gemakkelijk bestuurbaar als er
weinig ruimte is. Het systeem voorziet
in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel weg-
valt.
Als de stuurbekrachtiging om een of
andere reden uitvalt, blijft de auto
normaal bestuurbaar. Onder derge-
lijke omstandigheden is er wel aan-
zienlijk meer stuurkracht nodig,
vooral bij lage rijsnelheden en tijdens
parkeermanoeuvres.
OPMERKING:
Wat meer werkingsgeluid aanhet einde van de stuurwielslag is
normaal en duidt niet op een
probleem met de stuurbekrach-
tiging.
Als het voertuig voor het eerst wordt gestart bij koud weer, be-
staat er kans dat de pomp van
het stuurbekrachtigingssysteem
even lawaai maakt. Dit is te wij-
ten aan de koude, dikke vloei-
stof in de stuurinrichting. Dit la-
waai is als normaal te beschouwen en is in het geheel
niet schadelijk voor de stuurin-
richting.
WAARSCHUWING!
Blijven rijden zonder optimale
stuurbekrachtiging is onverstan-
dig. U kunt zo de veiligheid van
uzelf en anderen in gevaar brengen.
Laat zo snel mogelijk onderhoud
verrichten.LET OP!
Als u het stuurwiel langdurig naar
het einde van zijn slag gedraaid
houdt, raakt de stuurbekrachti-
gingsvloeistof verhit. Vermijd dit
dus als dat mogelijk is. U riskeert
anders schade aan de stuurbe-
krachtigingspomp.
CONTROLE VLOEISTOF
STUURBEKRACHTIGING
Het peil van de stuurbekrachtigings-
vloeistof hoeft niet op vastgestelde on-
derhoudstijdstippen te worden gecon-
troleerd. Het vloeistofpeil hoeft uitsluitend te worden gecontroleerd
als u vermoedt dat er lekkage op-
treedt, als u ongewone geluiden hoort
en/of wanneer het systeem niet naar
verwachting werkt. Laat de keuring
coördineren door een erkende dealer.
LET OP!
Spoel het systeem van de stuurbe-
krachtiging niet met chemicaliën,
omdat daardoor de onderdelen van
de stuurbekrachtiging beschadigd
kunnen raken. Dergelijke schade
wordt niet gedekt door de stan-
daardgarantie van een nieuwe auto.WAARSCHUWING!
Controleer het vloeistofniveau ter-
wijl de auto vlak staat en nadat de
motor is afgezet, om zo letsel door
bewegende onderdelen te voorko-
men en een accurate niveau-
aflezing te verzekeren. Vul nooit te
veel vloeistof bij. Gebruik uitslui-
tend door de fabrikant aanbevolen
stuurbekrachtigingsvloeistof.
270
Page 277 of 404

Vul zo nodig vloeistof bij tot aan het
juiste peil. Verwijder met een schone
doek alle gemorste vloeistof van de
oppervlakken. Raadpleeg de para-
graaf "Vloeistoffen, smeermiddelen
en originele onderdelen" in "Onder-
houd van uw auto" voor meer infor-
matie hierover.
HANDREM
Voordat u de auto verlaat, moet u
controleren of de handrem volledig is
aangetrokken en de schakelhendel in
de stand PARK zetten.
De voetbediende parkeerrem bevindt
zich in de hoek links onder het instru-
mentenpaneel. Om de handrem aan te
trekken, moet u het handrempedaal
volledig intrappen. Om de handrem
vrij te zetten, trapt u nogmaals het
handrempedaal in en laat u het pe-
daal langzaam opkomen, waarbij u
voelt dat de rem wordt vrijgegeven.Als de handrem is aangetrokken ter-
wijl de contactschakelaar in de stand
ON staat, gaat het waarschuwings-
lampje voor het remsysteem in de in-
strumentengroep branden.
OPMERKING:
Als de parkeerrem is ingescha-
keld en de automatische ver-
snellingsbak in een versnelling
staat, gaat het "Waarschuwings-
lampje remsysteem" knipperen.
Als beweging van de auto wordt
gedetecteerd, klinkt er een ge-
luidssignaal om de bestuurder
hierop te wijzen. Zet de hand-
rem volledig vrij voordat u met
de auto gaat rijden. Dit lampje geeft dan alleen aan
dat de handrem is aangetrok-
ken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aange-
trokken.
Wanneer u op een helling parkeert is
het belangrijk dat u op een afdaling de
voorwielen naar de stoeprand toe
draait en op een helling van de stoep-
rand af. Trek bij voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
handrem aan voordat u de versnel-
lingspook in de stand PARK zet. An-
ders kan het door de belasting die op
het vergrendelmechanisme van de
versnellingsbak werkt moeilijk zijn
om de versnellingspook uit de PARK-
stand te verwijderen. De handrem
moet altijd aangetrokken zijn als de
bestuurder niet in de auto zit.
Handrem
271
Page 278 of 404

WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit alsvervanging voor de handrem.
Trek de handrem altijd volledig
aan als u de auto parkeert, om te
voorkomen dat de auto gaat rol-
len en mogelijk letsel of schade
veroorzaakt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en
laat het contact van auto's met
Keyless EnterNGo™ niet in de
stand ACC of ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen zetten.LET OP!
Als het indicatielampje van het
remsysteem aan blijft nadat de par-
keerrem is losgelaten, duidt dit op
een defect van het remsysteem.
Laat het remsysteem onmiddellijk
controleren door een erkende dea-
ler.
ABS-SYSTEEM
Het ABS-systeem zorgt voor extra
voertuigstabiliteit en meer remwer-
king onder de meeste remomstandig-
heden. Het systeem heeft een eigen regeleenheid die de hydraulische rem-
druk moduleert om blokkeren van de
wielen te voorkomen en ervoor te zor-
gen dat de wielen niet slippen op een
gladde ondergrond.
ABS wordt geactiveerd onder be-
paalde weg- en remomstandigheden.
ABS grijpt mogelijk in als de auto over
ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een
noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is,
kunt u dit als volgt merken:
de ABS-pompmotor draait (deze
kan nog korte tijd blijven draaien
nadat de auto al tot stilstand is ge-
komen),
de magneetventielen maken klikgeluiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden bij de ein-
daanslag.
272
Page 279 of 404

WAARSCHUWING!
Het antiblokkeersysteem bevatgeavanceerde elektronische ap-
paratuur die gevoelig is voor sto-
ringen door verkeerd gemon-
teerde of zeer sterke
radiozendapparatuur. Dergelijke
storingen kunnen ertoe leiden dat
de werking van het ABS-systeem
volledig uitvalt. Dergelijke appa-
ratuur mag uitsluitend door be-
voegde vakmensen worden geïn
stalleerd.
Pompend remmen heeft op het ABS-systeem een averechtse uit-
werking. De effectieve remkracht
wordt hierdoor verminderd en het
risico van een ongeval neemt toe.
Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u moet afrem-
men of stoppen, trap dan alleen
stevig het rempedaal in.
Het antiblokkeersysteem voor- komt geen ongelukken ten ge-
volge van bijvoorbeeld te hoge
snelheden in bochten, te weinig
afstand houden of aquaplaning.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Gebruik de mogelijkheden van een auto met ABS nooit op een
roekeloze of gevaarlijke wijze,
waardoor de veiligheid van de be-
stuurder of anderen in gevaar
wordt gebracht.
Alle wielen en banden van de auto
moeten van dezelfde maat en het-
zelfde type zijn en de bandenspanning
moet correct zijn, zodat de regeleen-
heid correcte signalen ontvangt.
ABS-
WAARSCHUWINGSLAMPJE
Het ABS-waarschuwings-
lampje controleert de wer-
king van het antiblokkeer-
systeem. Dit lampje gaat
branden wanneer u de contactschake-
laar in de stand ON zet en kan daarna
nog vier seconden blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje
tijdens het rijden blijft of gaat bran-
den, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functioneert en dat onderhoud nodig
is. Het gewone remsysteem zal echter
normaal functioneren wanneer het
waarschuwingslampje remsysteem
niet brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwings-
lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten con-
troleren om weer van de voordelen
van ABS te kunnen profiteren. Als het
ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer u de contactschake-
laar in de stand ON draait, moet u het
lampje zo snel mogelijk laten repare-
ren.
Als zowel het remwaarschuwings-
lampje als het ABS-
waarschuwingslampje blijven bran-
den, werken de systemen voor ABS en
elektronische remkrachtverdeling
(EBD) niet. Het ABS-systeem moet
dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd. Ga zo snel mogelijk naar uw
erkende dealer.
273
Page 280 of 404

ELEKTRONISCHE
REMREGELING (VOOR
BEPAALDE
UITVOERINGEN/
LANDEN)
Uw auto is voorzien van een geavan-
ceerd elektronisch remsysteem met de
volgende onderdelen: tractieregelsys-
teem (ASR), remassistent (BAS),
elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP), antislingerregeling (TSC) en
Hill Start Assist (HSA). Deze syste-
men zijn een aanvulling op het anti-
blokkeersysteem (ABS); zij optimali-
seren de remwerking van de auto
tijdens noodstopsituaties.
TRACTIEREGELSYSTEEM
(ASR) (VOOR BEPAALDE
UITVOERINGEN/LANDEN)
De tractieregeling (TCS) detecteert
het doorslippen van de aangedreven
wielen. Als het doorslippen van een of
meer wielen wordt geconstateerd,
worden de doorslippende wielen afge-
remd en wordt het motorvermogenverminderd voor een betere accelera-
tie en stabiliteit. Een functie van het
TCS-systeem werkt op dezelfde ma-
nier als een beperkt slipdifferentieel
en verdeelt de wielspin over een aan-
gedreven as. Als één wiel van een aan-
gedreven as sneller draait dan het an-
dere, wordt het doorslippende wiel
afgeremd. Hierdoor kan er meer mo-
torkoppel naar het niet-
doorslippende wiel gaan. Deze functie
blijft actief zelfs als ESP in de functie
"Gedeeltelijk uit" staat.
Het controle-/storingslampje elektro-
nisch stabiliteitsprogramma (in de in-
strumentengroep) gaat knipperen zo-
dra de banden hun grip verliezen en
de wielen gaan doorslippen. Dit geeft
aan dat het TCS-systeem actief is. Als
tijdens het accelereren het indicatie-
lampje knippert, neem dan wat gas
terug en geef vervolgens zo weinig
mogelijk gas. Stem uw snelheid en
rijstijl af op de toestand van het weg-
dek en schakel het ESP- of het TCS-
systeem niet uit.
WAARSCHUWING!
Het TCS-systeem kan niet voor-
komen dat de auto onderhevig is
aan de natuurkundige wetten en
kan evenmin zorgen voor meer
grip.
Het TCS-systeem kan geen onge- lukken voorkomen ten gevolge
van bijvoorbeeld te hoge snelhe-
den in bochten of aquaplaning.
Gebruik de mogelijkheden van een auto met TCS nooit op een
roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar brengt.
REMASSISTENT (BAS)
(VOOR BEPAALDE
UITVOERINGEN/LANDEN)
De remassistent (BAS) is ontworpen
om de remwerking van de auto te
optimaliseren tijdens noodremsitua-
ties. Het systeem herkent een nood-
remsituatie aan de hand van de snel-
heid en kracht waarmee het
274