Page 41 of 404

OPMERKING:
Controleer na het activeren vanhet kinderslot altijd of de deur
van binnenuit geopend kan wor-
den.
Elektrisch bediende schuifdeu- ren kunnen niet worden ge-
opend met de schakelaars wan-
neer naar een versnelling is
geschakeld of de voertuigsnel-
heid hoger is dan 0 km/u.
De elektrische schuifdeur wordt bediend met de handgreep aan
de buitenkant, de afstandsbe-
diening, de schakelaars in de
dakconsole of de schakelaars op
het bekledingspaneel direct
vóór de elektrisch bediende
schuifdeur als de versnellings-
hendel in de stand PARK staat,
ongeacht de stand van het kin-
derslot. ACHTERKLEP
Op auto's met centrale portierver-
grendeling kan de achterklep worden
ontgrendeld met de afstandsbedie-
ning of met de schakelaars voor de
centrale portiervergrendeling op de
voorportieren.
U opent de achterklep door de hand-
greep van de achterklep in te drukken
aan de onderzijde van de kenteken-
plaat, waarna u de achterklep in één
vloeiende beweging opentrekt.
ELEKTRISCH BEDIENDE
ACHTERKLEP (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De elektrisch bediende achterklep
kan handmatig of met de toets op de afstandsbediening worden geopend.
Druk tweemaal binnen vijf seconden
op de knop op de afstandsbediening
om de elektrisch bediende achterklep
te openen. Als de achterklep volledig
is geopend, kunt u deze sluiten door
nogmaals binnen vijf seconden twee
keer op de knop te drukken.
De elektrisch bediende achterklep
kan ook worden geopend en gesloten
door de achterklepknop op de dak-
console in te drukken.
Plaats van handgreep achterklep
Hoofdschakelaar in dakconsole
1 — Linkerdeur 3 — Rechterdeur
2 — Achterklep 4 — Hoofdver-
grendeling
35
Page 42 of 404

De elektrisch bediende achterklep
kan worden gesloten door op de knop
in de bovenbekleding links in de ope-
ning van de achterklep te drukken.
Met één druk op de knop wordt de
achterklep alleen gesloten. Met deze
toets kan de achterklep niet worden
geopend.
Als u op de knop van de afstandsbe-
diening drukt terwijl de knipperlicht-
functie is ingeschakeld, gaan de ach-
terlichten knipperen en zijn er
meerdere pieptonen hoorbaar om aan
te geven dat de achterklep wordt ge-
opend of gesloten.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen be-
staat er risico van letsel of materiële
schade. Zorg ervoor dat de baan
van de elektrisch bediende achter-
klep vrij is van obstakels. Contro-
leer voordat u gaat rijden of de ach-
terklep is gesloten en vergrendeld.
OPMERKING:
Wanneer een of ander obstakel de elektrisch bediende achter-
klep hindert bij het openen of
sluiten, beweegt de klep auto-
matisch in de omgekeerde rich-
ting, als het obstakel voldoende
weerstand biedt.
Aan de zijkanten van de achter- klepopening zijn beknellingsen-
soren aangebracht. Wanneer er
lichte druk op deze strips wordt
uitgeoefend, beweegt de achter-
klep terug naar de geopende
stand.
Tijdens het elektrisch bedienen, ongeacht of de achterklep volle-
dig wordt geopend of gesloten, zijn er meerdere pieptonen
hoorbaar om aan te geven dat de
achterklep elektrisch wordt
bediend.
Alle schakelaars voor de elek- trisch bediende achterklep wer-
ken alleen wanneer de klep he-
lemaal is geopend of gesloten.
Als de achterklep niet volledig is
geopend of gesloten, moet u hem
eerst handmatig openen of
sluiten.
Als u de achterklepontgrende- ling activeert op het moment dat
de elektrisch bediende achter-
klep wordt gesloten, beweegt de
achterklep terug naar de ge-
opende stand.
De knoppen voor de elektrisch bediende achterklep werken
niet wanneer naar een versnel-
ling is geschakeld of de rijsnel-
heid hoger is dan 0 km/u.
De elektrische bediening van de achterklep werkt niet bij tempe-
raturen onder 24 °C of boven
62 °C. Verwijder eventueel
Schakelaar elektrisch bediende achterklep
36
Page 43 of 404

sneeuw of ijs van de achterklep
voordat u op een knop voor de
elektrisch bediende achterklep
drukt.
Als de elektrisch bediende ach-
terklep tijdens eenzelfde bewe-
ging op meerdere obstakels
stuit, stopt het systeem automa-
tisch en moet u de klep handma-
tig openen of sluiten.WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende
achterklep rijdt, kunnen giftige
uitlaatgassen in de auto belan-
den. Deze gassen kunnen schade-
lijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achter-
klep.
Wanneer u met open achterklep moet rijden, zorg er dan voor dat
alle ramen gesloten zijn en dat de
aanjager van de klimaatregeling
in een hoge stand staat. Schakel
de recirculatiestand niet in. BEVEILIGINGSSYSTE-
MEN VOOR INZITTEN-
DEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoor-
ziening in uw auto zijn de beveili-
gingssystemen voor inzittenden:
Driepuntsgordels voor alle zitplaat-
sen.
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra actieve hoofdsteunen op de voorstoelen (geïntegreerd in de
hoofdsteun)
Gordijn-zijairbags (SABIC) langs de voorstoelen, de tweede en derde
zitrij voor de bestuurder en passa-
giers die naast een raam zitten.
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB)
Krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voorpassagiers. De veiligheidsgordels vóór zijn
voorzien van gordelspanners, die de
inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdin-
gen de door inzittenden uitgeoe-
fende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
Alle veiligheidsgordelsystemen (be- halve die van de bestuurder) heb-
ben een automatisch blokkerend
oprolmechanisme dat de veilig-
heidsgordel op zijn plaats vergren-
delt door de gordel helemaal uit te
trekken en vervolgens op de ge-
wenste lengte aan te passen om een
kinderzitje te bevestigen of een
groot voorwerp op een stoel vast te
zetten.
Als u kinderen vervoert die te klein
zijn voor de normale veiligheidsgor-
dels, kunt u de veiligheidsgordels of
de ISOFIX-voorziening ook gebrui-
ken om baby- en kinderzitjes te be-
vestigen. Raadpleeg de paragraaf
"ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes" voor meer informatie
over ISOFIX.
37
Page 44 of 404

OPMERKING: Het opblaasme-
chanisme van de geavanceerde
frontairbags heeft verschillende
stadia. De airbag kan zo meer of
minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van factoren zo-
als de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitge-
legd hoe u het beveiligingssysteem
voor inzittenden op de juiste wijze
gebruikt om uw passagiers en uzelf
optimaal te beschermen.WAARSCHUWING!Bij een aanrijding bestaat het risico
dat u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste
wijze worden gedragen. U kunt in
aanraking komen met de binnen-
kant van uw auto of met andere
passagiers of uit de auto worden ge-
slingerd. Zorg altijd dat u en uw
passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
Draag altijd de veiligheidsgordels,
ook tijdens korte ritten, ook al bent u
een ervaren bestuurder. Een andere
bestuurder kan fouten maken en een
aanrijding veroorzaken waarbij u be-
trokken raakt. Dit kan ver van huis
gebeuren, maar ook in uw eigen
straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat vei-
ligheidsgordels levens redden en een
aanrijding de ernst van het letsel kun-
nen verminderen. Zeer ernstig letsel
komt voor als personen uit de auto
worden geslingerd. Veiligheidsgordels
voorkomen dit en verminderen de
kans op letsel door aanraking met de
binnenkant van de auto. Iedere inzit-
tende van een motorvoertuig hoort te
allen tijde een veiligheidsgordel te
dragen.
DRIEPUNTSGORDELS
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitge-
rust met driepuntsgordels.
Het oprolmechanisme van de veilig-
heidsgordels blokkeert alleen bij eennoodstop of bij een aanrijding. Daar-
door kan het schouderdeel van de gor-
del onder normale omstandigheden
vrij bewegen. Bij een aanrijding wordt
de gordel geblokkeerd om het risico te
beperken dat u in aanraking komt
met de binnenzijde van de auto of uit
de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
laadruimte. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een gro-
ter risico op ernstig of dodelijk
letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt.
(Vervolgd)
38
Page 45 of 404

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het onjuist dragen van veilig- heidsgordels is gevaarlijk. Veilig-
heidsgordels zijn zo ontworpen
dat ze over het zwaardere been-
dergestel van het lichaam gedra-
gen worden. Dit zijn de sterkste
lichaamsdelen, die het beste de
vrijkomende krachten bij een
aanrijding kunnen opvangen.
Als uw veiligheidsgordel niet op de juiste plaatsen om uw lichaam
sluit, kan dit leiden tot zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt in-
wendig letsel oplopen of gedeelte-
lijk onder de gordel door glijden.
Volg deze instructies om uw gor-
del veilig te dragen en uw passa-
giers te beschermen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een veiligheidsgordel mag nooit door twee personen tegelijk wor-
den gebruikt. De twee personen
kunnen dan tijdens een aanrij-
ding met een klap tegen elkaar
komen en elkaar zo ernstig ver-
wonden. Gebruik nooit een drie-
puntsgordel of een heupgordel
voor meer dan één persoon, onge-
acht de lengte van de personen.
Gebruiksinstructies voor
driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier.
Ga tegen de leuning zitten en stel de
stoel in.
2. De gesp van de veiligheidsgordel
bevindt zich bij de voorstoelen bij de
rugleuning en naast uw arm bij de
achterstoelen. Pak de gesp en trek de
gordel uit. Schuif de gesp zo ver als
nodig is over de gordelband, zodat de
gordel over uw heupen valt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk een veiligheids- gordel onder de arm door te dra-
gen. Uw lichaam kan bij een aan-
rijding dan hard in aanraking
komen met de binnenzijde van de
auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt. Als
de gordel onder de arm wordt ge-
dragen, neemt het risico op in-
wendig letsel toe. De ribbenkast is
minder sterk dan de schouders.
Draag de gordel altijd over uw
schouder, zodat het sterkste been-
dergestel van uw lichaam de klap
opvangt bij een aanrijding.
(Vervolgd)
Riem en gesp uittrekken
39
Page 46 of 404

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Een schoudergordel die achter uw rug is geplaatst, biedt geen enkele
bescherming bij een aanrijding.
Als u de schoudergordel niet
draagt, is bij een aanrijding de
kans op hoofdletsel groter. Het
heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te worden
gebruikt.
3. Wanneer de gordel lang genoeg is,
plaatst u de gesp in de gespsluiting tot
u een 'klik' hoort.
WAARSCHUWING!
Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in de verkeerde sluiting is
bevestigd, biedt onvoldoende be-
scherming. Het heupgedeelte valt
dan mogelijk te hoog over uw li-
chaam, waardoor inwendig letsel
kan worden veroorzaakt. Gesp
uw gordel altijd vast in de gesp-
sluiting direct naast u.
Een te losse veiligheidsgordel biedt onvoldoende bescherming.
Tijdens een noodstop kunt u te
ver naar voren bewegen, waar-
door er een grotere kans is op
letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit.
4. Leg de heupgordel over uw dijen,
onder de buik. Om een losse heupgor-
del strak te trekken, moet u het schou-
dergedeelte van de gordel aantrekken.
Om een te strakke heupgordel losser
te maken, kantelt u de gesp en trekt u
aan de heupgordel. Een nauw aan-
sluitende gordel verkleint het risico
dat u onder de gordel doorglijdt bij
een aanrijding.
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt gedragen, kan het risico van in-
wendig letsel bij een aanrijding
vergroten. De krachten op de gor-
del worden dan niet opgevangen
via de sterke heupbeenderen en
het bekken, maar via de buik.
Draag de heupgordel altijd zo
laag mogelijk en zorg dat de gor-
del strak zit.
(Vervolgd)
Gesp van de veiligheidsgordel in degespsluiting steken
Losse gordel straktrekken
40
Page 47 of 404

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Een verdraaide gordel biedt mo- gelijk onvoldoende bescherming.
Bij een aanrijding kan de gordel
dan zelfs snijwonden veroorza-
ken. Controleer of de gordel recht
loopt. Als u een van de gordels in
uw auto niet meer recht krijgt,
bezoek dan onmiddellijk uw er-
kende dealer om het defect te la-
ten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw
borstkas dat deze comfortabel zit en
niet tegen de hals rust. Het oprolme-
chanisme spant de gordel automa-
tisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u
op de rode knop op de gespsluiting.
De gordel wordt dan automatisch op-
gerold. Indien nodig schuift u de gesp
over de gordel zodat deze volledig kan
worden opgerold.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel
kan bij een aanrijding scheuren,
waardoor u niet langer beschermd
bent. Controleer de veiligheidsgor-
dels van tijd tot tijd op scheuren,
rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk ver-
vangen. Probeer niet zelf de gordels
aan te passen of uit elkaar te halen.
Veiligheidsgordels moeten na een
aanrijding direct worden vervan-
gen als ze zijn beschadigd (oprol-
mechanisme verbogen, scheuren in
de gordel, enz.).
Instructies schoudergordels
midden derde rij
De schoudergordel voor de middelste
stoel in de derde rij bevindt zich in de
hemelbekleding, iets achter de derde
zitrij.
Trek de gordel omlaag en bevestig de
kleine gesp van de heupgordel in de
kleine gespsluiting totdat u een "klik"
hoort. Haal de schoudergordel zo over uw
borstkas dat deze comfortabel zit en
niet tegen de hals rust. Als de gordel
voldoende lang is, steekt u de grote
gesp in de gespsluiting totdat u een
"klik" hoort. Het oprolmechanisme
dient alle speling van de gordel weg te
nemen.
Om de kleine gespsluiting te ontgren-
delen, plaatst u het uiteinde van de
grote gesp tegen de rode knop op de
kleine gesp en drukt u het naar boven.
Plaats de gespsluitingen terug in de
hemelbekleding.
Verdraaide driepuntsgordel
ontwarren
Gebruik de volgende methode om een
verdraaide driepuntsgordel te ont-
warren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk
naar het ankerpunt toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15
tot 30 cm boven de gesp en draai de
gordel 180° om een vouw te maken
die direct boven de gesp begint.
41
Page 48 of 404

3. Schuif de gesp omhoog over de
dubbelgevouwen gordel. De dubbel-
gevouwen gordel moet aan de boven-
zijde van de gesp door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot
de dubbelgevouwen gordel vrijkomt.
Verstelbaar ankerpunt
schoudergordel
Bij de voorste zitplaatsen en de bui-
tenste zitplaatsen op de tweede rij kan
het ankerpunt van de schoudergordel
naar beneden of boven worden ver-
steld, zodat de gordel niet langer langs
uw hals loopt. U kunt het bovensteankerpunt verstellen door op een wil-
lekeurig plaats op het anker te druk-
ken. U kunt het ankerpunt naar bene-
den verplaatsen door de klikknop in
te drukken terwijl u de ankerbehui-
zing omlaag drukt.
Als u minder lang bent dan gemid-
deld, zult u een lagere positie gebrui-
ken. Als u langer bent dan gemiddeld,
zult u een hogere positie gebruiken.
Probeer na het loslaten van de knop
de verankering nog eens op en neer te
bewegen, om te controleren of deze
stevig is vergrendeld.
VEILIGHEIDSGORDELS
OP
PASSAGIERSZITPLAATSEN
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen zijn voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme, dat wordt gebruikt voor het
bevestigen van een kinderzitje. Raad-
pleeg de paragraaf "Kinderzitjes be-
vestigen met de veiligheidsgordel" in
het hoofdstuk "Kinderzitjes" voor
meer informatie hierover. In de onder-
staande tabel wordt het type voorzie-
ning voor elke zitplaats vermeld.
Bestuurder
Midden Passagier
Eerste rij N.v.t.N.v.t.ALR (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Tweede rij ALRN.v.t. ALR
Derde rij ALRN.v.t. ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
42