Page 217 of 404

Automatisch ontgrendelen,
portieren
Als u ON selecteert, worden alle por-
tieren ontgrendeld zodra de auto stopt
en de transmissie in de parkeerstand
of neutraal is geschakeld. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Remote Unlock Sequence
(Volgorde bij ontgrendelen met
afstandsbediening)
Als uDriver Door 1st Press (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendeltoets van de af-
standsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
All Doors 1st Press (alle portieren na één keer drukken) selecteert, ontgren-
delen alle portieren bij de eerste keer
indrukken op de UNLOCK-toets op
de afstandsbediening. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de
selectieknop, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als u deze functie selecteert, nemen de
bestuurdersstoel, de spiegels en de ra-
dio wanneer u op de afstandsbedie-
ning (RKE-zender) de ontgrendel-
knop indrukt, de instellingen aan die
in het geheugen staan. Als deze func-
tie niet is geselecteerd, kunnen de ge-
heugenstoel, de spiegels en de radio
alleen worden teruggezet naar de ge-
heugeninstellingen via de schakelaar
op het portier. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Flash Lamps With Lock
(verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Automatic High Beams
(Automatisch grootlicht) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Om uw keuze te maken
211
Page 218 of 404

drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld. Raadpleeg
"SmartBeam™" in "De functies van
uw voertuig" voor meer informatie.
Headlamp Off Delay
(Uitschakelvertraging koplampen)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Om een selectie te maken
bladert u op of neer totdat de ge-
wenste instelling gemarkeerd is, ver-
volgens drukt u kort de selectieknop
totdat naast de instelling een vinkje
verschijnt welke aangeeft dat de in-
stelling geselecteerd is.Headlamps with Wipers
(Koplampen aan bij inschakelen
ruitenwissers) (uitsluitend
beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Als ON is geselecteerd en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat,
gaan de koplampen ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld branden. Wanneer de koplam-
pen via deze functie zijn ingescha-
keld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Maak uw
keuze door kort op de selectieknop te
drukken totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt, dat aanduidt dat de
instelling is geselecteerd.
OPMERKING: Als overdag de
koplampen worden aangezet,
wordt de verlichting van het in-
strumentenpaneel gedimd. (Raad-
pleeg "Verlichting" in "De functies
van uw voertuig" voor informatie
over het verhogen van de intensi-
teit.)Intermittent Wiper Options
(Opties voor intervalstand
ruitenwissers) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kunt u kiezen voor wisserwerking met
standaard intervalstand of regensen-
sor die vocht op de voorruit detecteert
en automatisch de ruitenwissers in-
schakelt. Om een selectie te maken
bladert u op of neer totdat de ge-
wenste instelling gemarkeerd is, ver-
volgens drukt u kort de selectieknop
totdat naast de instelling een vinkje
verschijnt welke aangeeft dat de in-
stelling geselecteerd is.
Key-Off Power Delay (Stroom bij
contactschakelaar in stand OFF)
Als deze functie is geselecteerd, blij-
ven de schakelaars van de elektrisch
bediende ramen, de radio, de
Uconnect™ phone (voor bepaalde
uitvoeringen/landen), het dvd-
videosysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen), het elektrisch
bediende zonnedak (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) en de aansluit-
contacten nog maximaal 10 minuten
212
Page 219 of 404

geactiveerd nadat de contactschake-
laar is uitgezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. Om een selectie te ma-
ken bladert u op of neer totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort de selectie-
knop totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt welke aangeeft dat
de instelling geselecteerd is.
Illuminated Approach
(Verlichting bij nadering)
Als deze functie is geselecteerd, gaan
de koplampen automatisch maximaal
90 seconden branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld met de af-
standsbediening. Om een selectie te
maken bladert u op of neer totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort de selectie-
knop totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt welke aangeeft dat
de instelling geselecteerd is.Flashers with Sliding Door
(Knipperlichten bij schuifdeur)
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als deze functie is geselecteerd, wor-
den de knipperlichten ingeschakeld
als de schuifdeuren elektrisch of
handmatig worden bediend, waar-
door andere bestuurders worden ge-
waarschuwd dat er mogelijk iemand
in- of uitstapt. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Keyless Enter-N-Go (Passive
Entry) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze functie kunt u portieren van
uw auto vergrendelen en ontgrende-
len zonder dat u op de vergrendel- en
ontgrendelknoppen van de afstands-
bediening hoeft te drukken. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkjenaast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Keyless
Enter-N-Go" in het hoofdstuk "Uw
auto" voor meer informatie hierover.
Easy Exit Seat (stoel met Easy
Exit) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze functie verstelt automatisch de
bestuurdersstoel, zodat de bestuurder
gemakkelijker kan in- en uitstappen.
Om uw keuze te maken drukt u her-
haald kort op de selectieknop, totdat
een vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-
keld.
213
Page 220 of 404

OPMERKING: De stoel keert te-
rug naar de geheugenstand (als
Geheugen oproepen op ON is inge-
steld met afstandsbediening) zo-
dra de afstandsbediening wordt
gebruikt om het portier te ontgren-
delen. Raadpleeg de paragraaf
"Geheugenstoel" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor
meer informatie hierover.
Tilt Mirror In Reverse (Spiegel
kantelen bij achteruitrijden)
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als deze functie is geselecteerd, kan-
telt de bestuurdersspiegel naar bene-
den wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, zodat de be-
stuurder zicht heeft op wat eerder een
dode hoek was, waardoor voorwerpen
die zich dicht bij de achterkant van de
auto bevinden, kunnen worden ont-
weken. Om uw keuze te maken drukt
u herhaald kort op de selectieknop,
totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordtdat het systeem geactiveerd is, of tot-
dat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Blind Spot Alert
(dodehoekwaarschuwing) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Er zijn drie keuzemogelijkheden voor
de dodehoekbewaking: "Blind Spot
Alert Lights" (Dodehoekwaarschu-
wing d.m.v. lampjes), "Blind Spot
Alert Lights/CHM" (Dodehoekwaar-
schuwing d.m.v. lampjes/
geluidssignaal) en "Blind Spot Alert
Off" (Dodehoekwaarschuwing Uit).
De dodehoekwaarschuwingsfunctie
kan worden geactiveerd in de modus
"Dodehoekwaarschuwing" (Blind
Spot Alert). Wanneer deze modus is
geselecteerd, is het dodehoekwaar-
schuwingssysteem geactiveerd en zal
het een visuele waarschuwing in de
buitenspiegels tonen. De functie Do-
dehoekwaarschuwing kan worden ge-
activeerd in de modus "Blind Spot
Alert Lights/CHM" (Dodehoekwaar-
schuwing d.m.v. lampjes/
geluidssignaal). In deze modus zal het
systeem voor dodehoekbewaking(BSM) een visuele waarschuwing to-
nen in de buitenspiegels en een ge-
luidssignaal geven wanneer de rich-
tingaanwijzers worden ingeschakeld.
Wanneer "Blind Spot Alert Off" (do-
dehoekwaarschuwing uit) wordt ge-
selecteerd, wordt de dodehoekbewa-
king uitgeschakeld.
Om uw keuze te maken drukt u her-
haald kort op de selectieknop, totdat
een vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-
keld.
OPMERKING: Wanneer uw auto
schade heeft opgelopen in het ge-
bied waar zich de sensor bevindt,
kan het zijn dat de sensor niet
meer juist uitgelijnd is, ook wan-
neer het plaatwerk niet bescha-
digd is. Laat in een dergelijk geval
de uitlijning van de sensor contro-
leren door een erkende dealer. Als
een sensor niet correct is uitge-
lijnd, zal de dodehoekbewaking
niet op de juiste manier werken.
214
Page 221 of 404

Calibrate Compass (Kompas
kalibreren) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Compass Variance
(Kompasafwijking) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Menu uitschakelen
Druk kort op de selectieknop om het
menu uit te schakelen.
AUDIOSYSTEMEN
Raadpleeg de handleiding van uw au-
diosysteem.
NAVIGATIESYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van Uconnect Touch™.BEDIENING
iPod®/USB/MP3 (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
OPMERKING: Dit hoofdstuk is
uitsluitend bedoeld voor radio's
met Uconnect™, verkoopcode RES
of REQ/REL/RET. Voor de radio
met code RBZ/RHB, RHR, RHP,
RHW of RB2 en aanraakscherm
met iPod®/USB/MP3 regeling,
dient u de aparte RBZ/RHB, RHR,
RHP, RHW of RB2 gebruikers-
handleiding te raadplegen. Bedie-
ning van iPod®/USB/MP3 is al-
leen beschikbaar voor bepaalde
uitvoeringen/landen met deze ra-
dio's.
Met deze functie kan een iPod® of
extern USB-apparaat worden aange-
sloten op de USB-poort in het hand-
schoenenkastje.
iPod® bediening is compatibel met
iPod® Mini, 4G, Photo, Nano, 5G en
iPhone® apparaten. Sommige versies
van de iPod® software zijn mogelijkniet volledig compatibel met de func-
ties van de iPod® bediening. Bezoek
in dat geval de website van Apple om
de nieuwste softwareversies te down-
loaden.
OPMERKING:
Wanneer de radio is voorzien
van een USB-poort, raadpleeg
dan de desbetreffende gebrui-
kershandleiding van
Uconnect™ multimediaradio
voor de mogelijke ondersteu-
ning van iPod® of externe USB-
apparaten.
Wanneer u een iPod® of elektro- nisch audio-apparaat aansluit
op de AUX-poort op het voorpa-
neel van de radio, kunt u wel
media afspelen, maar kan de
iPod®/MP3functie voor het be-
dienen van het aangesloten ap-
paraat niet worden gebruikt.
215
Page 222 of 404

De iPod® of het externe
USB-apparaat aansluiten
Gebruik de verbindingskabel om een
iPod® of extern USB-apparaat aan te
sluiten op de USB-poort van de auto
in het handschoenenkastje.
OPMERKING: Het handschoe-
nenkastje heeft een uitsparing
waardoor de kabel van de iPod®
of het elektronisch audio-
apparaat kan worden geleid zon-
der de kabel te beschadigen wan-
neer het handschoenenkastje
wordt gesloten. Hierdoor is het
mogelijk de kabel te geleiden zon-
der de kabel te beschadigen wan-
neer het handschoenenkastje
wordt gesloten. Als geen uitsparingin het handschoenenkastje aanwe-
zig is, geleidt u de kabel weg van
het slot van het handschoenen-
kastje naar een plaats waar het
mogelijk is het handschoenen-
kastje te sluiten zonder de kabel te
beschadigen.
Nadat het audio-apparaat is aange-
sloten en synchronisatie met het
iPod®/USB/MP3systeem van de
auto heeft plaatsgevonden (de iPod®
of het externe USB-apparaat heeft
mogelijk enkele seconden nodig om
de verbinding tot stand te brengen),
begint het audio-apparaat met opla-
den en is het apparaat gereed voor
gebruik via het indrukken van de ra-
dioknoppen, zoals hierna wordt be-
schreven.
OPMERKING: Wanneer de batte-
rij van het audio-apparaat volle-
dig leeg is, bestaat de kans dat er
geen communicatie met het
iPod®/USB/MP3systeem moge-
lijk is voordat de batterij een mi-
nimum laadniveau heeft bereikt.
Als het audio-apparaat aangeslo-
ten laat op het iPod®/USB/MP3
systeem in stand laat, kan de bat-
terij worden opgeladen tot het
vereiste minimum laadniveau.
Gebruik van deze functie
Bij gebruik van een iPod-kabel of ex-
tern USB-apparaat voor aansluiting
op USB-poort:
De audio van het apparaat kan
worden afgespeeld via het audio-
systeem van de auto, terwijl de me-
tagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op
het radiodisplay.
Het audio-apparaat kan worden bediend door de radioknoppen te
gebruiken voor afspelen, bladeren
en een overzicht van de inhoud van
de iPod®.
USB-aansluitpoort
216
Page 223 of 404

De batterij van het audio-apparaatwordt opgeladen wanneer het is
aangesloten op de USB/AUX-
connector (indien ondersteund
door het specifieke audio-
apparaat).
De iPod® of het externe
USB-apparaat bedienen met
de radioknoppen
Om de iPod®/USB/MP3modus te
activeren en toegang te krijgen tot een
aangesloten audio-apparaat, drukt u
op de knop “AUX” op het front van de
radio. U kunt ook op de knop VR
drukken en dan "USB" of "Switch to
USB" (Schakel naar USB) zeggen.
Eenmaal in de iPod®/USB/MP3
modus, worden audionummers (in-
dien aanwezig op het audio-apparaat)
afgespeeld via het audiosysteem van
de auto.
Afspeelmodus
Als de iPod®/USB/MP3modus is in-
geschakeld, wordt de afspeelmodus
automatisch geactiveerd door de
iPod® of het externe USB-apparaat. In de afspeelmodus kunnen de vol-
gende knoppen op het radiofront wor-
den gebruikt om de iPod® of het ex-
terne USB-apparaat te bedienen en
gegevens weer te geven:
Gebruik de TUNE-knop om naar
het volgende of vorige nummer te
gaan.
Als u de knop één klik rechtsom (vooruit) draait tijdens het afspe-
len van een nummer, gaat u naar
het volgende nummer. U kunt
ook op de knop VR drukken en
dan "Next Track" (Volgende
nummer) zeggen.
Als u de knop één klik linksom (terug) draait, gaat u naar het
vorige nummer in de lijst. U kunt
ook op de knop VR drukken en
dan "Previous Track" (Vorige
nummer) zeggen.
Spoel terug in het huidige num- mer door de knop << RWinge-
drukt te houden. Door de knop
<< RW lang genoeg ingedrukt te
houden, gaat u terug naar het
begin van het huidige nummer. U kunt in het huidige nummer
vooruitspoelen door de knop FF>>
ingedrukt te houden.
Als u eenmaal drukt op de knop << RW ofFF>>, gaat u vijf seconden
terug of vooruit in het huidige num-
mer.
Gebruik de knoppen << SEEKen
SEEK>> om naar het vorige of vol-
gende nummer te gaan. Als tijdens
het afspelen op de knop SEEK>>
(zoeken) drukt, gaat u naar het vol-
gende nummer in de lijst. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan
"Next or Previous Track" (Vol-
gende of Vorige nummer) zeggen.
Tijdens het afspelen van een num- mer kunt u op de INFO-knop druk-
ken om de metagegevens (artiest,
titel, album, enzovoort) van het
nummer te bekijken. Als u nog-
maals op de INFO-knop drukt,
gaat u naar het volgende scherm
met gegevens over het nummer. Na-
dat alle schermen zijn bekeken,
komt u met een laatste druk op de
217
Page 224 of 404

INFO-knop weer terug in het
scherm met de afspeelmodus op de
radio.
Als u op de knop REPEATdrukt,
wordt de modus van het audioap-
paraat veranderd om het nummer
dat op dat moment wordt afge-
speeld te herhalen. U kunt ook op
de knop VR drukken en dan "Re-
peat ON" (Herhalen AAN) of "Reat
Off" (Herhalen UIT) zeggen.
Druk op de SCAN-knop om de
scanmodus van het iPod®/USB/
MP3-apparaat te gebruiken. In
deze modus worden van elk num-
mer alleen de eerste 10 seconden
afgespeeld, waarna het volgende
nummer wordt geladen. Als u de
scanmodus wilt beëindigen om het
nummer van uw keuze volledig af
te spelen, drukt u tijdens de eerste
vijf seconden van het gewenste
nummer nogmaals op de SCAN-
knop. Tijdens de scanmodus kunt u
ook drukken op de knoppen <<
SEEK enSEEK>> om het vorige of
volgende nummer te selecteren. De
RND-knop (uitsluitend be-
schikbaar op de radio met verkoop-
code RES): als u op deze knop
drukt, schakelt de iPod® of het ex-
terne USB-apparaat tussen de modi
Shuffle ON en Shuffle OFF. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan
"Shuffle ON" (Shuffle AAN) of
"Shuffle OFF" (Shuffle UIT) zeg-
gen. Als het pictogram RNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is
de modus Shuffle geactiveerd.
De List- of Browse-modus
Wanneer u in de afspeelmodus op een
van de hierna genoemde knoppen
drukt, activeert u de List-modus op.
In de List-modus kunt u bladeren in
de lijst met menu's en nummers op het
audio-apparaat.
Draaiknop TUNE: de draaiknop
TUNE werkt op dezelfde wijze als
de afstemknop op het audio-
apparaat of extern USB-apparaat.
Door de knop rechtsom (vooruit) of linksom (achteruit) te draaien,
kunt u in de lijsten bladeren ter-
wijl de gegevens van de nummers worden weergegeven op het ra-
diodisplay. Nadat u het nummer
van uw keuze heeft gemarkeerd
op het radiodisplay, drukt u op
de
TUNE-regelknop om het
nummer te selecteren en af te
spelen. Als u snel aan de TUNE-
regelknop draait, bladert u snel-
ler door de lijst. Wanneer u snel
bladert, wordt de informatie op
het radiodisplay mogelijk met
een kleine vertraging bijgewerkt.
In de List-modi geeft de iPod® alle lijsten weer in doorlopende
vorm. Draai als het nummer on-
deraan de lijst staat, de knop te-
rug (linksom) om eerder bij het
nummer te komen.
In de List-modus worden de PRESET-knoppen gebruikt als
sneltoetsen om naar de volgende
lijsten op de iPod® of het externe
USB-apparaat te gaan.
Preset 1 – Afspeellijsten
Preset 2 – Artiesten
Preset 3 – Albums
Preset 4 – Genres
Preset 5 – Luisterboeken
218